ECLI:NL:GHARL:2023:1634

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
23 februari 2023
Publicatiedatum
23 februari 2023
Zaaknummer
200.313.589
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing verzoek tot ontslag testamentair bewindvoerder

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 23 februari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Gelderland, die op 28 april 2022 het verzoek van [verzoeker] om [verweerder] te ontslaan als testamentair bewindvoerder heeft afgewezen. [Verzoeker], handelend als wettelijk vertegenwoordiger van [naam2], verzocht het hof om de beschikking van de kantonrechter te vernietigen en hemzelf als testamentair bewindvoerder te benoemen. Het hof heeft de procedure in hoger beroep gevolgd, waarbij onder andere een mondelinge behandeling op 1 december 2022 heeft plaatsgevonden. Tijdens deze behandeling hebben beide partijen hun standpunten toegelicht, waarbij [verzoeker] stelde dat [verweerder] tekortgeschoten was in zijn rol als testamentair bewindvoerder door onjuiste en onvolledige informatie te verstrekken aan [naam2]. Het hof heeft echter geoordeeld dat de kantonrechter terecht heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was voor deze tekortkomingen. Het hof heeft geconcludeerd dat [verweerder] niet in ernstige mate tekort is geschoten in zijn verplichtingen en dat de bestreden beschikking van de kantonrechter moet worden bekrachtigd. De kosten van het hoger beroep zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.313.589
(zaaknummer rechtbank Gelderland 9456645)
beschikking van 23 februari 2023
inzake
[verzoeker] ,
handelend onder de naam
[naam1] Bewindvoering,
kantoorhoudende te [vestigingsplaats] ,
verder te noemen: [verzoeker] ,
in zijn hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van
[naam2], verder te noemen: [naam2] ,
verzoeker in hoger beroep,
advocaat: mr. F. Klabbers te Nijmegen,
en
[verweerder],
in zijn hoedanigheid van testamentair bewindvoerder,
wonende te [woonplaats1] ,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: [verweerder] ,
advocaat: mr. M.J. Germs te Nijmegen.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 28 april 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer, hierna ook: de bestreden beschikking.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 19 juli 2022;
- het verweerschrift;
- het journaalbericht van mr. Klabbers van 17 november 2022 met producties;
- het journaalbericht van mr. Klabbers van 28 november 2022.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 1 december 2022 plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig:
- [verzoeker] , vergezeld door [naam2] (die werd vergezeld door zijn echtgenote), bijgestaan door mr. Klabbers;
- [verweerder] , bijgestaan door mr. Germs.
2.3
Na de mondelinge behandeling hebben partijen in hun journaalberichten van 5 januari 2023 aan het hof medegedeeld dat zij de mogelijkheden van een regeling willen onderzoeken. Uit het journaalbericht van mr. Klabbers van 13 januari 2023 blijkt dat partijen geen overeenstemming hebben bereikt en dat om een beslissing van het hof wordt verzocht.

3.De feiten

3.1
Bij beschikking van 21 februari 2014 heeft de kantonrechter de goederen die (zullen) toebehoren aan [naam2] onder bewind gesteld, met benoeming van [naam3] Bewindvoering B.V. tot bewindvoerder. Bij beschikking van 1 november 2017 heeft de kantonrechter [naam3] Bewindvoering B.V. ontslagen als bewindvoerder, onder gelijktijdige benoeming van [verzoeker] tot bewindvoerder.
3.2
Op 24 mei 2018 is te [vestigingsplaats] overleden [de vader] ,
geboren te [plaats1] [in] 1930 (hierna: vader).
3.3
Vader heeft bij testament van 21 maart 2018 over zijn nalatenschap beschikt.
Hij heeft zijn echtgenote [de moeder] (hierna: moeder) en ieder van zijn kinderen, onder last van legaten, tot zijn erfgenamen benoemd, met toepassing van de wettelijke regels van
plaatsvervulling. Vader heeft de wettelijke verdeling op de nalatenschap van erflater van
toepassing verklaard.
3.4
Vader heeft in zijn testament moeder benoemd tot executeur. Voor zover zij de executele niet kan of wil aanvaarden dan wel haar functie als executeur niet volbrengt,
heeft vader [verweerder] tot opvolgend executeur benoemd. In het kader van de executele is in het testament van erflater onder meer bepaald:
“(…)
2. Taken
(…)
De executeur kan ook als wederpartij van zichzelf optreden.
(…)
5. Einde taak executeur
De taak van de executeur eindigt:
(... )
h. (…) Als de executeur zijn taak, met het oog waarop hem het beheer was opgedragen, heeft
volbracht, is hij bevoegd zijn beheer te beëindigen door de goederen ter beschikking van de
erfgenamen te stellen.
(…).”
3.5
Vader heeft bovendien in zijn testament een testamentair bewind ingesteld over al
hetgeen [naam2] uit zijn nalatenschap verkrijgt. Hij heeft daarbij moeder tot testamentair bewindvoerder benoemd. Indien zij haar benoeming niet aanvaardt of haar hoedanigheid van bewindvoerder eindigt, heeft vader [verweerder] als opvolgend bewindvoerder benoemd. In het kader van het testamentaire bewind is in het testament van erflater onder meer bepaald:
“1. Instelling, duur en strekking bewind
(... ) Dit bewind stel ik in het belang van de rechthebbende in, mede vanwege zijn
verkwistende levensstijl en ik hem niet in staat acht het onder bewind gestelde vermogen en
de inkomsten daaruit, te beheren en daarover te beschikken.
Het bewind heeft de strekking de rechthebbende te begeleiden bij het op verantwoorde wijze
omgaan met het onder bewind gestelde vermogen en de inkomsten daaruit.
Het bewind wordt mede ingesteld omdat de rechthebbende ongeschikt of onmachtig is in het
beheer te voorzien en/of omdat zonder bewind de goederen hoofdzakelijk aan de schuldeisers van de rechthebbende ten goede zouden komen.
(…)
2. Benoeming bewindvoerder
(…)
De bewindvoerder is bevoegd bij notariële akte een opvolgend bewindvoerder te benoemen,
voor zover daarin niet door mij is voorzien.
(…)
4. Taken
Voor de uitvoering van de taak van bewindvoerder gelden de wettelijke bepalingen,
waaronder:
-Het opmaken van een beschrijving van de onder bewind gestelde goederen als
bepaald in artikel 4:160 lid 1 Burgerlijk Wetboek.
(…)
-Het afleggen van rekening en verantwoording als bedoeld in artikel 4:161 Burgerlijk Wetboek.
(... ).”
3.6
Op 22 augustus 2019 is moeder overleden.
3.7
Moeder heeft bij testament van 21 maart 2018 over haar nalatenschap beschikt.
Zij heeft haar kinderen, onder last van legaten, tot haar erfgenamen benoemd, met
toepassing van de wettelijke regels van plaatsvervulling.
3.8
Moeder heeft in haar testament [verweerder] benoemd tot executeur. In het kader van de
executele is in het testament van erflater onder meer bepaald:
“(...)
2Taken
(…)
- De executeur kan ook als wederpartij van zichzelf optreden.
(…)
5.Einde taak executeur
De taak van de executeur eindigt:
(…)
h. (... ) Als de executeur zijn taak, met het oog waarop hem het beheer was opgedragen, heeft
volbracht, is hij bevoegd zijn beheer te beëindigen door de goederen ter beschikking van de
erfgenamen te stellen.
(…).”
3.9
Moeder heeft ook in haar nalatenschap een testamentair bewind ingesteld
over al hetgeen [naam2] uit haar nalatenschap verkrijgt. Zij heeft daarbij [verweerder] tot
bewindvoerder benoemd. In het kader van het testamentaire bewind is in het testament van
erflaatster onder meer bepaald:
“I. Instelling, duur en strekking bewind
(... ) Dit bewind stel ik in het belang van de rechthebbende in, mede vanwege zijn
verkwistende levensstijl en ik hem niet in staat acht het onder bewind gestelde vermogen en
de inkomsten daaruit, te beheren en daarover te beschikken.
Het bewind heeft de strekking de rechthebbende te begeleiden bij het op verantwoorde wijze
omgaan met het onder bewind gestelde vermogen en de inkomsten daaruit.
Het bewind wordt mede ingesteld omdat de rechthebbende ongeschikt of onmachtig is in het
beheer te voorzien en/of omdat zonder bewind de goederen hoofdzakelijk aan de schuldeisers van de rechthebbende ten goede zouden komen.
(…)
2. Benoeming bewindvoerder
(…)
De bewindvoerder is bevoegd bij notariële akte een opvolgend bewindvoerder te benoemen,
voor zover daarin niet door mij is voorzien.
(…)
4. Taken
Voor de uitvoering van de taak van bewindvoerder gelden de wettelijke bepalingen,
waaronder:
- Het opmaken van een beschrijving van de onder bewind gestelde goederen als
bepaald in artikel 4:160 lid 1 Burgerlijk Wetboek.
- Het afleggen van rekening en verantwoording als bedoeld in artikel 4:161 Burgerlijk Wetboek.
(…)”.
3.1
Bij akte nalatenschap van 8 januari 2020 heeft [verzoeker] de nalatenschap van
erflaatster namens [naam2] beneficiair aanvaard.
3.11
Bij verzoekschrift, ingekomen bij de kantonrechter op 27 juli 2021, heeft [verzoeker] verzocht op grond van artikel 4:164 lid 1 sub e jo. lid 2 BW [verweerder] te ontslaan als testamentair bewindvoerder en hemzelf als zodanig, althans een door de kantonrechter aan te wijzen opvolgend testamentair bewindvoerder, te benoemen.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter het in 3.11 genoemde verzoek afgewezen en de proceskosten ambtshalve gecompenseerd.
4.2
[verzoeker] is in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Hij vraagt het hof die beschikking te vernietigen en zijn inleidend verzoek alsnog toe te wijzen.
4.3
[verweerder] heeft verweer gevoerd. Hij vraagt het hof om [verzoeker] niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoek in hoger beroep dan wel dat verzoek als ongegrond of onbewezen af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen, met veroordeling van [verzoeker] in de kosten van de procedure.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Op grond van artikel 4:164 lid 2 BW kan de rechter de bewindvoerder in een testamentair bewind ontslaan, hetzij op eigen verzoek, hetzij wegens gewichtige redenen. Ook de medebewindvoerder, de rechthebbende, iemand in wiens belang het bewind is ingesteld of het openbaar ministerie kan dit verzoek doen. De rechter kan ook zonder verzoek de bewindvoerder ontslaan wegens gewichtige redenen.
5.2
Volgens [verzoeker] heeft de kantonrechter ten onrechte geoordeeld dat niet voldoende is komen vast te staan dat [verweerder] is tekortgeschoten in de uitoefening van zijn taak als testamentair bewindvoerder door [naam2] onjuist en/of onvolledig te informeren.
Daarbij is volgens [verzoeker] door de kantonrechter geen duidelijk onderscheid gemaakt tussen de twee “petten” die [verweerder] op heeft: hij was zowel executeur als testamentair bewindvoerder. [verzoeker] is van mening dat hij - anders dan de kantonrechter overweegt - wel degelijk heeft onderbouwd op welke punten de boedelbeschrijving en de rekening en verantwoording van de testamentair bewindvoerder onjuist en/of onvolledig zijn.
[verweerder] heeft de stellingen van [verzoeker] betwist.
5.3
Het hof oordeelt als volgt. [verzoeker] heeft gesteld dat [verweerder] , als executeur in het kader van de afwikkeling van de nalatenschap, in de boedelbeschrijving ten onrechte:
- de antieke inboedel niet heeft opgenomen als bezitting;
- aan uitvaartkosten heeft opgenomen € 7.253 terwijl € 6.252,98 daadwerkelijk is uitgegeven;
- heeft opgenomen dat [naam2] uit de nalatenschappen € 35.934,25 ontvangt, terwijl hij volgens de rekening en verantwoording 2020 € 38.750 zou moeten ontvangen.
Het hof stelt voorop dat deze grief van [verzoeker] betrekking heeft op het handelen van [verweerder] in zijn hoedanigheid van executeur, terwijl in deze procedure het handelen van [verweerder] in zijn hoedanigheid van testamentair bewindvoerder ter discussie staat. Dit onderdeel van de eerste grief van [verzoeker] faalt daarmee. Het hof oordeelt in dit verband, ten overvloede, dat [verzoeker] de stellingen van [verweerder] dat [naam2] te kennen heeft gegeven dat hij niets van de (antieke) inboedel wenste te hebben en dat er inderdaad een onjuist door [naam2] uit de nalatenschap te ontvangen bedrag is vermeld, maar dat [naam2] daardoor geen financieel nadeel heeft ondervonden, niet dan wel onvoldoende gemotiveerd heeft betwist.
5.4
[verzoeker] heeft voorts gesteld dat [verweerder] de rekening en verantwoording over de afgelopen jaren te laat, niet volgens de voorschriften en bovendien onvolledig heeft ingediend.
Voor zover [verzoeker] heeft gesteld dat de in de rekening en verantwoording genoemde netto-inkomsten niet klopten omdat het aan [naam2] toekomende erfdeel op een bankrekening van [verweerder] was gestort, is deze omissie naar het oordeel van het hof hersteld, omdat is gebleken dat dat erfdeel inmiddels door [verweerder] op een daarvoor geschikte beheerrekening is gestort. Verder is gebleken dat [verweerder] een machtiging heeft verleend, zodat [naam2] alle voor hem van belang zijnde bankafschriften en (notariële) stukken kan inzien.
Op grond van het voorgaande komt het hof tot het oordeel dat er weliswaar onvolkomenheden waren te bespeuren ten aanzien van de door [verweerder] ingediende rekening en verantwoording, maar dat deze onvolkomenheden gering waren en dat deze inmiddels zijn opgelost en geen ernstig nadelige gevolgen voor [naam2] hebben gehad. Ze zijn het gevolg van onervarenheid van [verweerder] , die als niet professioneel de hem opgedragen taak moet uitvoeren, en het hof vertrouwt erop dat ze in de toekomst niet meer zullen voorkomen. Ook dit onderdeel van de eerste grief faalt.
5.5
In de tweede grief heeft [verzoeker] gesteld dat het, gelet op de daarbij optredende tegenstrijdige belangen, niet de taak van [verweerder] was om de nalatenschap van moeder te regelen en dat als gevolg daarvan het belang van [naam2] is geschaad.
Het hof is van oordeel dat, omdat moeder [verweerder] tot executeur heeft benoemd, het wel degelijk de taak van [verweerder] was om de afwikkeling van die nalatenschap te regelen. Dat bij die afwikkeling sprake is geweest van tegenstrijdige belangen, waardoor [naam2] (financieel) is benadeeld, is bovendien, mede gelet op het hiervoor overwogene, niet gebleken.
[verzoeker] stelt verder dat de belangen van [naam2] worden geschaad nu hij, bij een mogelijk door hem te starten procedure om een beroep te doen op zijn legitieme portie, zich door [verweerder] (als testamentair bewindvoerder) in en buiten rechte moet laten vertegenwoordigen. Het hof is van oordeel dat op het moment dat er daadwerkelijk een procedure gevoerd moet worden en blijkt dat er sprake is van onoverbrugbare belangentegenstellingen tussen [naam2] en [verweerder] er, in overleg met de kantonrechter, alsnog maatregelen getroffen kunnen worden die een passende vertegenwoordiging en bijstand van [naam2] garanderen.
5.6
Dat [naam2] het testamentair bewind door zijn broer als vervelend en in zekere zin als vernederend ervaart is voorstelbaar maar het is de uitdrukkelijke wens van zijn beide ouders dat het geregeld moest worden zoals zij dit in het testament hebben laten vastleggen. Het hof hecht veel waarde aan die laatste wil. Er is onvoldoende aanleiding daar verandering in aan te brengen. Ook deze tweede grief faalt.
5.7
Op grond van al het voorgaande is het hof van oordeel dat er geen sprake is van een situatie waarin [verweerder] als testamentair bewindvoerder in ernstige mate is tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichtingen of dat hij ongeschikt is het bewind te voeren. De bestreden beschikking zal worden bekrachtigd.
5.8
Gelet op de omstandigheid dat partijen in familierechtelijke betrekking tot elkaar staan en het geschil hieruit voortvloeit, zullen de kosten van het hoger beroep worden gecompenseerd zoals hierna vermeld.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 28 april 2022;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.U.M. van der Werff, H. Phaff en R. Krijger, bijgestaan door G.E.M. Bours als griffier, en is op 23 februari 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.