In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 23 februari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verzoeken van [verzoeker] tot vernietiging van de erkenning door [naam1] en de gerechtelijke vaststelling van het vaderschap van [de vader]. De rechtbank Midden-Nederland had op 25 mei 2022 deze verzoeken afgewezen. Het hof oordeelt dat de wettelijke termijn voor vernietiging van de erkenning niet strikt moet worden gehanteerd, omdat dit een ontoelaatbare inmenging in het familie- en gezinsleven van [verzoeker] zou opleveren, in strijd met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Het hof heeft vastgesteld dat [verzoeker] tijdens zijn minderjarigheid al op de hoogte was van het feit dat [naam1] vermoedelijk niet zijn biologische vader was, maar dat hij pas na het overlijden van [naam1] en met steun van zijn moeder, die hem aanmoedigde om contact te zoeken met [de vader], actie heeft ondernomen. Het hof concludeert dat het belang van de biologische werkelijkheid prevaleert boven de strikte hantering van de wettelijke termijn. Het hof vernietigt de erkenning van [verzoeker] door [naam1] en stelt vast dat [de vader] de biologische vader is van [verzoeker]. De beslissing van het hof houdt in dat de juridische band met [naam1] wordt verbroken en dat [verzoeker] met terugwerkende kracht alleen de moeder als juridische ouder heeft. De griffier van het hof wordt verzocht om de beschikking als latere vermelding aan de geboorteakte van [verzoeker] toe te voegen.