ECLI:NL:GHARL:2023:1614

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
21 februari 2023
Publicatiedatum
23 februari 2023
Zaaknummer
200.311.172/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om medehuurderschap van zoon en echtgenote van huurder

In deze zaak gaat het om een verzoek van de zoon en diens echtgenote om medehuurders te worden van de woning die hun vader huurt. De vader, [appellant1], huurt sinds 1986 de woning van Almade Vastgoed B.V. en heeft zijn zoon, [appellant4], en schoondochter, [appellante3], verzocht om als medehuurders te worden aangemerkt. Almade heeft dit verzoek afgewezen, omdat volgens hen geen sprake is van een duurzame gemeenschappelijke huishouding. De kantonrechter heeft de vordering van de appellanten afgewezen, omdat zij onvoldoende bewijs hebben geleverd voor de duurzame gemeenschappelijke huishouding en de financiële waarborg voor de huurverplichtingen.

De appellanten hebben hoger beroep ingesteld tegen deze beslissing. Het hof heeft behoefte aan nadere informatie van partijen en heeft een mondelinge behandeling gelast. Het hof heeft aangegeven dat de appellanten en een vertegenwoordiger van Almade aanwezig moeten zijn om de vereiste inlichtingen te geven. De mondelinge behandeling zal ook worden benut om te onderzoeken of een minnelijke regeling tussen partijen mogelijk is. Het hof heeft de zaak naar de rol verwezen voor het opgeven van verhinderdata en heeft bepaald dat partijen de benodigde stukken uiterlijk twee weken voor de zitting moeten indienen.

De beslissing van het hof is dat de mondelinge behandeling zal plaatsvinden in het paleis van justitie in Leeuwarden, waarbij beide partijen hun standpunten kunnen toelichten. Het hof houdt verdere beslissingen aan tot na de mondelinge behandeling.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.311.172/01
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 9504536)
arrest van 21 februari 2023
in de zaak van

1.[appellant1] ,

2. [appellante2],
3. [appellante3],
4. [appellant4],
die allen wonen in [woonplaats1] ,
appellanten in het principaal hoger beroep,
geïntimeerden in het incidenteel hoger beroep,
bij de rechtbank: eisers,
hierna gezamenlijk te noemen:
[appellanten],
advocaat: mr. M.G. Blokziel, die kantoor houdt te Almere,
tegen
Almade Vastgoed B.V.,
die is gevestigd in Amsterdam,
geïntimeerde in het principaal hoger beroep,
appellante in het incidenteel hoger beroep,
bij de rechtbank: gedaagde,
hierna:
Almade,
advocaat: mr. S.M. van der Salm, die kantoor houdt te Amsterdam.

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

[appellanten] hebben op 25 mei 2022 hoger beroep ingesteld tegen het vonnis dat de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Almere (hierna: de kantonrechter), op 13 april 2022 heeft gewezen. Vervolgens zijn aan processtukken ingediend:
- de memorie van grieven, met producties, van 26 juli 2022
- de memorie van antwoord tevens van incidenteel hoger beroep,
- de memorie van antwoord in incidenteel hoger beroep.
Tot slot hebben partijen de stukken voor het wijzen van arrest overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.

2.De kern van de zaak

2.1
[appellanten] klagen er in hoger beroep over dat de kantonrechter hun vordering om [appellante3] en [appellant4] als medehuurders aan te merken vanwege het verweer van Almade daartegen, heeft afgewezen. Het geschil heeft de volgende achtergrond.
2.2
[appellant1] , geboren in 1937, huurt sinds 1986 de woning aan de [adres1] in [woonplaats1] (hierna: de woning) van (de rechtsvoorgangers van) Almade. De woning bestaat uit een woonkamer/keuken, vier slaapkamers en een zolder. De huurprijs bedroeg in december 2020 € 996,20 per maand.
2.3
[appellant1] stelt gehuwd te zijn met [naam1] . Zij staat sinds 2008 op het adres van de woning ingeschreven in de gemeentelijke basisregistratie personen (hierna: de brp).
2.4
[appellant4] , geboren in 1970, is de zoon van [appellant1] . [appellant4] is gehuwd met [appellante3] . Zij staat sinds 27 november 2002 onafgebroken in de brp ingeschreven op het adres van de woning.
2.5
[appellant4] heeft van 6 januari 1986 tot 30 juni 1995, van 15 februari 2000 tot 14 juli 2011 en van 18 augustus 2011 tot 6 juli 2017 in de brp ingeschreven gestaan op het adres van de woning. Sinds 18 september 2017 staat hij opnieuw ingeschreven op dit adres.
2.6
[appellant4] en [appellante3] hebben samen drie kinderen. Die kinderen staan vanaf hun geboorte (2006, 2011 en 2017), onafgebroken in de brp ingeschreven op het adres van de woning.
2.7
[appellant4] en [appellante3] zijn sinds 31 oktober 2018 eigenaar van een appartement te [plaats1] aan de [adres2] 124 (hierna: het appartement).
2.8
Op 10 december 2020 hebben [appellanten] Almade verzocht [appellant4] en [appellante3] voortaan als medehuurders aan te merken als bedoeld in artikel 7:267 BW. Almade heeft dit verzoek afgewezen omdat volgens haar geen sprake is van een duurzame gemeenschappelijke huishouden. [appellanten] hebben daarop de kantonrechter gevraagd te bepalen dat voortaan van medehuurderschap sprake is.
2.9
De kantonrechter heeft de vordering van [appellanten] afgewezen omdat zij onvoldoende hebben onderbouwd dat sprake is van een duurzame gemeenschappelijke huishouden en dat zij vanuit financieel oogpunt voldoende waarborg kunnen bieden voor de nakoming van de huurverplichtingen.
2.1
De bedoeling van het hoger beroep van [appellanten] is dat alsnog wordt bepaald dat [appellant4] en [appellante3] medehuurders zullen zijn.
2.11
De bedoeling van het hoger beroep van Almade is om een door de kantonrechter verworpen verweer tegen de vordering van [appellanten] onder de aandacht van hof te brengen. Dit had gelet op de devolutieve werking van het hoger beroep niet gehoeven omdat het hof dat gehandhaafde verweer bij een succesvol hoger beroep van [appellanten] ambtshalve moet beoordelen. In zoverre is het hoger beroep onnodig ingesteld.

3.Het oordeel van het hof

Inleiding
3.1
Om op grond van artikel 7:267 BW als medehuurders te kunnen worden aangemerkt moet er sprake van zijn dat [appellant4] en [appellante3] hun hoofdverblijf in de woning hebben en met [appellant1] en [naam1] een duurzame gemeenschappelijke huishouding hebben. Ook moeten [appellant4] en [appellante3] ten minste twee jaar in de woning hun hoofdverblijf hebben en moeten zij vanuit financieel oogpunt voldoende waarborg bieden voor een behoorlijke nakoming van de huur. Partijen verschillen op al deze onderdelen van mening of daar wel of niet aan wordt voldaan.
Behoefte aan informatie
3.2
Gezien de discussie tussen partijen heeft het hof behoefte aan nadere informatie van partijen en zal daarom een zitting bepalen waarin partijen die nadere informatie kunnen verstrekken. Het gaat om - in ieder geval - de volgende aspecten:
m.b.t. hoofdverblijf
  • het periodiek niet op het adres van de woning in het brp ingeschreven staan van [appellant4] ;
  • de periodes waarin [appellant1] (al dan niet samen met [naam1] ) de afgelopen vijf jaren in Marokko heeft verbleven;
  • het gebruik van de verschillende vertrekken in de woning door [appellanten] ;
  • de achtergrond van de als productie 6 bij de kantonrechter overgelegde stukken uit 1992 met daarin de vermelding dat in de woning drie generaties wonen;
m.b.t. duurzame gemeenschappelijke huishouding
  • de op elkaar gerichte bedoelingen van [appellanten] met betrekking tot de toekomst, in hoeverre dat is uitgevoerd (o.m. de rol- en taakverdeling in het huishouden tussen [appellanten] ), en welke onderlinge uitwisseling (verdeling van financiële lasten, gezamenlijke aankopen, verrekening van uitgaven, onderlinge zorg, sociaal verkeer) er plaatsvindt;
  • de door [appellant1] en door [naam1] benodigde zorg en de rol van [appellant4] en [appellante3] daarin;
m.b.t. financieel voldoende waarborg
  • de verhuur van het appartement in [plaats1] vanaf 2018;
  • het maandelijks inkomen van [appellant4] en [appellante3] ;
  • de huidige huurprijs van de woning;
Overig
- de door Almade gestelde misbruik van wettelijke mogelijkheid om medehuurder te worden.
3.3
Daartoe zal het hof een mondelinge behandeling gelasten bij de meervoudige kamer waarbij [appellanten]
allen in persoonen iemand als contactpersoon namens Almade aanwezig dienen te zijn om de vereiste inlichtingen te geven. Aan een eventuele afwezigheid zal het hof gevolgen kunnen verbinden die het hof geraden acht.
De comparitie zal ook worden benut om te onderzoeken of een minnelijke regeling tussen partijen mogelijk is.

4.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
bepaalt een mondelinge behandeling waarbij partijen ( [appellanten] allen in persoon en Almade vertegenwoordigd door iemand die van de zaak op de hoogte en tot het geven van de verlangde inlichtingen in staat is en bevoegd is een schikking aan te gaan) samen met hun advocaten zullen verschijnen voor de meervoudige kamer van het hof, dat zitting houdt in het paleis van justitie aan de het Wilhelminaplein 1 te Leeuwarden op een nader door deze te bepalen dag en tijdstip;
verwijst de zaak naar de rol van 7 maart 2023 waarop beide partijen hun verhinderdata kunnen opgeven in de maanden april tot en met juli 2023 waarna het hof de datum voor de mondelinge behandeling zal bepalen;
bepaalt dat partijen de stukken als bedoeld in rov. 3.2 in het geding dienen te brengen en dat partijen ervoor dienen te zorgen dat het hof en de wederpartij uiterlijk twee weken voor de dag van de zitting een afschrift van die stukken hebben ontvangen;
bepaalt dat de advocaten bij de mondelinge behandeling ieder gedurende maximaal tien minuten, aan de hand van maximaal twee A4’tjes spreekaantekeningen, het standpunt van partijen mogen toelichten;
bepaalt dat indien een partij bij gelegenheid van de comparitie van partijen nog een proceshandeling wenst te verrichten of producties in het geding wenst te brengen, deze partij ervoor dient te zorgen dat het hof en de wederpartij uiterlijk twee weken voor de dag van de zitting een afschrift van de te verrichten proceshandeling of de in het geding te brengen producties hebben ontvangen;
houdt verder iedere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. W.F. Boele, H. de Hek en M. Willemse en is door de rolraadsheer, in tegenwoordigheid van de griffier, in het openbaar uitgesproken op 21 februari 2023.