ECLI:NL:GHARL:2023:1580

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
21 februari 2023
Publicatiedatum
21 februari 2023
Zaaknummer
21-004126-17
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in hoger beroep van verdachte in strafzaak met geweldsdelicten

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 21 februari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte was eerder vrijgesproken van het primair en subsidiair tenlastegelegde, maar de officier van justitie heeft hoger beroep ingesteld. Het hof heeft de zaak onderzocht op de terechtzittingen van 28 augustus 2019, 21 september 2021 en 7 februari 2023. De verdachte werd beschuldigd van diefstal met geweld en bedreiging van twee slachtoffers op 11 februari 2017 in [pleegplaats]. De rechtbank had eerder geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de feiten. Het hof heeft deze conclusie bevestigd en vastgesteld dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig was om de verdachte te veroordelen. De verklaringen van de slachtoffers en de verdachte waren tegenstrijdig, en het hof kon niet met zekerheid vaststellen wat er precies was gebeurd. Daarom heeft het hof het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte vrijgesproken van het primair en subsidiair tenlastegelegde. De beslissing van het hof is genomen in het belang van de rechtszekerheid en de waarheidsvinding.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004126-17
Uitspraak d.d.: 21 februari 2023
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 18 juli 2017 met parketnummer 16-659322-17 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging, parketnummer 16-205000-16, in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1977,
wonende te [plaats 1] , [adres] .

Het hoger beroep

De officier van justitie heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 28 augustus 2019, 21 september 2021 en 7 februari 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal strekkende tot vernietiging van het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. C.J. Nierop, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank Midden-Nederland heeft verdachte bij vonnis van 18 juli 2017, waartegen het hoger beroep is gericht, vrijgesproken van het primair en subsidiair tenlastegelegde.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
primair
hij op of omstreeks 11 februari 2017 te [pleegplaats] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mobiele telefoon ( [merk] ), een geldbedrag (250 tot 300 euro), een huissleutel en sigaretten, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en / of vergezeld en / of gevolgd van geweld en / of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en / of gemakkelijk te maken en / of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en / of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en / of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s)
- de punt van een mes, althans van een scherp en puntig voorwerp (met [soort mes] van 40 centimeter) tegen de buik van die [slachtoffer 1] heeft/hebben gezet en/of
- die [slachtoffer 1] een vuistslag tegen het gezicht heeft/hebben gegeven en/of
- een vuurwapen in de richting van die [slachtoffer 2] heeft/hebben gericht en/of
- die [slachtoffer 1] daarbij dreigend de woorden heeft/hebben toegevoegd: "broer laat mij kijken hoeveel je op zak hebt" en/of "stil zijn", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
subsidiair
hij op of omstreeks 11 februari 2017 te [pleegplaats] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) opzettelijk dreigend
- de punt van een mes, althans de punt van een scherp en puntig voorwerp (met [soort mes] van 40 centimeter) tegen de buik van die [slachtoffer 1] gezet en/of
- die [slachtoffer 1] daarbij dreigend de woorden toegevoegd "broer laat mij kijken hoeveel je op zak hebt" en/of "stil zijn".

De bewijsvraag

Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft, overeenkomstig zijn op schrift gestelde requisitoir, vernietiging van het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland gevorderd. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest en met een proeftijd van twee jaren. Daartoe heeft de advocaat-generaal aangevoerd dat uitgegaan moet worden van de verklaringen van aangevers en het overige naar voren gebrachte steunbewijs. De advocaat-generaal heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat van de uiterlijke verschijningsvormen moet worden uitgegaan en dat verdachte op de hoogte moet zijn geweest van de beroving met geweld. Tevens heeft de advocaat-generaal, indien het hof anders oordeelt, bewezenverklaring van het subsidiair tenlastegelegde gevorderd en daarvoor verwezen naar de verklaringen van aangevers, in samenhang met het steunbewijs. Ter onderbouwing daarvan heeft de advocaat-generaal naar het vonnis en het arrest van de medeverdachten in deze zaak verwezen.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gevraagd om bevestiging van het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland en vrijspraak bepleit van het primair en subsidiair tenlastegelegde, wegens het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs. Daartoe heeft de raadsman van verdachte, overeenkomstig de inhoud van zijn ter terechtzitting overgelegde pleitnota, aangevoerd dat verdachte de feiten ontkent en de betrokkenheid van verdachte onvoldoende naar voren komt in de stukken in het dossier. Voorts heeft de raadsman - onder verwijzing naar het vonnis - naar voren gebracht dat er van de beroving geen getuigen waren en dat van de vermeende weggenomen goederen niets is teruggevonden.
Oordeel van het hof
In het dossier bevinden zich aangiften van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Aangever [slachtoffer 1] verklaart dat hij samen met drie andere mannen in de auto onderweg was van [plaats 2] naar [pleegplaats] en dat hij eenmaal aangekomen in [pleegplaats] is beroofd, waarbij een mes tegen zijn buik is gezet. Aangever [slachtoffer 1] verklaart daarover dat ‘ [omschrijving 1] ’ (
het hof begrijpt: verdachte) in de auto de punt van een mes tegen zijn buik heeft gezet en daarbij heeft gezegd:
“broer laat mij kijken hoeveel je op zak hebt”. Op datzelfde moment zou aangever [slachtoffer 1] , door medeverdachte [medeverdachte 1] , zijn geslagen en beroofd van zijn spullen. Aangever [slachtoffer 2] verklaart op dat moment verderop in een andere auto te hebben gezeten en van een afstand te zijn bedreigd door een [omschrijving 2] (medeverdachte [medeverdachte 1] ) met een vuurwapen.
Het hof dient te beoordelen of verdachte (mede)pleger van de diefstal met geweld of van de bedreiging van aangevers [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] op 11 februari 2017 in [pleegplaats] is geweest. Verdachte heeft verklaard de auto te hebben bestuurd van [plaats 2] naar [pleegplaats] , maar ontkent stellig hetgeen aan hem ten laste is gelegd.
Het hof is - net als de rechtbank in eerste aanleg - van oordeel dat er in het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair dan wel het subsidiair tenlastegelegde. Onvoldoende blijkt uit de stukken in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting dat verdachte degene is geweest die - al dan niet samen met anderen - aangever [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] met geweld zou hebben beroofd (primair) of zou hebben bedreigd (subsidiair).
Het hof overweegt daarover als volgt.
Het hof merkt op dat uit de verklaringen van aangevers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] een ander scenario volgt dan uit de verklaringen van verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] . Enerzijds bestaat het scenario dat aangever [slachtoffer 1] in de auto met geweld is beroofd van zijn spullen en aangever [slachtoffer 2] is bedreigd en anderzijds het scenario dat aangever [slachtoffer 1] in [pleegplaats] buiten de auto en buiten de aanwezigheid van verdachte door medeverdachte [medeverdachte 1] is beroofd van een hoeveelheid wiet, zoals medeverdachte [medeverdachte 1] dat heeft verklaard. Het hof acht beide scenario’s mogelijk en kan op basis van de bewijsmiddelen geen van beide scenario’s uitsluiten, waardoor onduidelijk blijft wat er die dag precies is gebeurd, door wie en op welke plek. Dat leidt ertoe dat het hof de exacte rol en betrokkenheid van verdachte niet met zekerheid kan vaststellen. Evenmin kan geoordeeld worden dat het alternatieve scenario onvoldoende aannemelijk is geworden.
Het dossier geeft met name blijk van het aandeel van de medeverdachte(n), zonder dat de rol van verdachte een nadere invulling krijgt. Over het naar voren gebrachte steunbewijs - onder meer de Whatsappberichten en het aantreffen van vuurwapens bij medeverdachte [medeverdachte 1] - merkt het hof op dat ook dit telkens terug te herleiden is naar de medeverdachte(n), zonder dat het iets concreets zegt over het aandeel en de rol van verdachte ten aanzien van het tenlastegelegde geweld en/of de bedreiging. Dat medeverdachte [medeverdachte 1] in het door de advocaat-generaal aangehaalde Whatsappbericht spreekt van ‘we’ is onvoldoende om op basis daarvan aan te nemen dat verdachte bij de diefstal met geweld betrokken is geweest en/of een geweldshandeling heeft verricht. Bovendien stuurt medeverdachte [medeverdachte 1] diezelfde avond op 11 februari 2017 het volgende bericht naar aangever [slachtoffer 1] :
“ik heb je helemaal naar [naam wijk] gebracht en gekantwlt”.Hetgeen beter lijkt te passen bij het scenario dat medeverdachte [medeverdachte 1] schetst. In het dossier bevindt zich daarnaast een Whatsappgesprek tussen medeverdachte [medeverdachte 1] en aangever [slachtoffer 1] (onder de naam ‘ [slachtoffer 1] ’) op 10 en 11 januari 2017. In dit Whatsappgesprek spreken medeverdachte [medeverdachte 1] - als koper - en aangever [slachtoffer 1] - als verkoper - op 10 februari 2017 over een prijs en komen zij tot een deal:
“4000 voor jou laatste”. Vervolgens spreken zij hierover af dat medeverdachte [medeverdachte 1] de dag erna, op 11 februari 2017, naar aangever [slachtoffer 1] in [plaats 2] gaat. Het hof merkt op dat aangever [slachtoffer 1] over de inhoud van dit gesprek en in het bijzonder over deze deal met medeverdachte [medeverdachte 1] niets heeft verklaard bij de politie en/of de rechter-commissaris. Op basis van het voorgaande blijft voor het hof daarom onbeantwoord van welk scenario moet worden uitgegaan.
Bovendien acht het hof het - mede in het licht bezien van een tweede niet onaannemelijk scenario - onvoldoende om het tenlastegelegde geweld - het zetten van een mes tegen de buik - door verdachte jegens aangever [slachtoffer 1] naast de aangifte van [slachtoffer 1] aan te nemen op grond van het aangetroffen mes in de auto van verdachte. Het enkele feit dat dit mes van verdachte in zijn auto lag - ongeacht of voor de aanwezigheid daarvan een aannemelijke (alternatieve) verklaring is gegeven - kan op zichzelf niet tot de conclusie leiden dat het verdachte is geweest die in de auto dit mes tegen aangever [slachtoffer 1] heeft gebruikt. De omstandigheid dat verdachte zelf heeft verklaard dat hij de auto heeft bestuurd zegt op zichzelf eveneens onvoldoende over hetgeen hem ten laste is gelegd en zijn eigen betrokkenheid daarbij.
Het hof komt tot de conclusie dat de feitelijke uitvoering van de beroving en de concrete situatie die zich (in de auto) heeft voorgedaan onvoldoende eenduidig uit de stukken in het dossier volgt of anderszins naar voren komt. De exacte manier waarop en door wie aangever [slachtoffer 1] is beroofd, ook als de bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang worden bezien, is derhalve niet zonder redelijke twijfel vast te stellen.
Nu het hof op grond van de bewijsmiddelen niet vast kan stellen wat de rol van verdachte is geweest en of door verdachte in de auto enige geweldshandeling is verricht tegen aangever [slachtoffer 1] komt het hof tot een vrijspraak van hetgeen aan verdachte ten laste is gelegd. Naar het oordeel van het hof is het bewijs in het dossier voor meerderlei uitleg vatbaar en kan op basis daarvan niet worden vastgesteld van welk scenario moet worden uitgegaan. Evenmin kan door het hof worden vastgesteld dat verdachte anderszins een - voor medeplegen vereiste - voldoende significante of wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan de beroving met geweld van aangever [slachtoffer 1] en/of de bedreiging van [slachtoffer 2] . Datzelfde geldt voor de subsidiair ten laste gelegde bedreiging met een mes van aangever [slachtoffer 1] .
Gelet op voorgaande overwegingen en het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs in het dossier ten aanzien van de rol van verdachte, spreekt het hof verdachte van het primair en subsidiair tenlastegelegde vrij.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Aldus gewezen door
mr. E.M.J. Brink, voorzitter,
mr. O. Anjewierden en mr. J.S. van Duurling, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M.F. Bijlsma, griffier,
en op 21 februari 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.