Uitspraak
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
[verdachte] ,
Het hoger beroep
Onderzoek van de zaak
Het vonnis waarvan beroep
De tenlastelegging
hij op of omstreeks 11 februari 2017 te [pleegplaats] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mobiele telefoon ( [merk] ), een geldbedrag (250 tot 300 euro), een huissleutel en sigaretten, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en / of vergezeld en / of gevolgd van geweld en / of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en / of gemakkelijk te maken en / of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en / of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en / of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s)
hij op of omstreeks 11 februari 2017 te [pleegplaats] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) opzettelijk dreigend
De bewijsvraag
het hof begrijpt: verdachte) in de auto de punt van een mes tegen zijn buik heeft gezet en daarbij heeft gezegd:
“broer laat mij kijken hoeveel je op zak hebt”. Op datzelfde moment zou aangever [slachtoffer 1] , door medeverdachte [medeverdachte 1] , zijn geslagen en beroofd van zijn spullen. Aangever [slachtoffer 2] verklaart op dat moment verderop in een andere auto te hebben gezeten en van een afstand te zijn bedreigd door een [omschrijving 2] (medeverdachte [medeverdachte 1] ) met een vuurwapen.
“ik heb je helemaal naar [naam wijk] gebracht en gekantwlt”.Hetgeen beter lijkt te passen bij het scenario dat medeverdachte [medeverdachte 1] schetst. In het dossier bevindt zich daarnaast een Whatsappgesprek tussen medeverdachte [medeverdachte 1] en aangever [slachtoffer 1] (onder de naam ‘ [slachtoffer 1] ’) op 10 en 11 januari 2017. In dit Whatsappgesprek spreken medeverdachte [medeverdachte 1] - als koper - en aangever [slachtoffer 1] - als verkoper - op 10 februari 2017 over een prijs en komen zij tot een deal:
“4000 voor jou laatste”. Vervolgens spreken zij hierover af dat medeverdachte [medeverdachte 1] de dag erna, op 11 februari 2017, naar aangever [slachtoffer 1] in [plaats 2] gaat. Het hof merkt op dat aangever [slachtoffer 1] over de inhoud van dit gesprek en in het bijzonder over deze deal met medeverdachte [medeverdachte 1] niets heeft verklaard bij de politie en/of de rechter-commissaris. Op basis van het voorgaande blijft voor het hof daarom onbeantwoord van welk scenario moet worden uitgegaan.