ECLI:NL:GHARL:2023:1576
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Termijn voor indienen van hoger beroep in echtscheidingsprocedure bij niet-verschenen echtgenoot
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 21 februari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake een echtscheidingsprocedure. De vrouw, die in eerste aanleg niet was verschenen, heeft hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland van 8 juli 2022, waarin de echtscheiding en nevenvoorzieningen zijn uitgesproken. De vrouw verzocht het hof om de bestreden beschikking deels te vernietigen en nieuwe beslissingen te nemen over een deel van de nevenvoorzieningen. De man, die wel aanwezig was in de procedure, betwistte de ontvankelijkheid van het hoger beroep en stelde dat de vrouw haar beroepschrift te laat had ingediend. Hij voerde aan dat artikel 820 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) niet van toepassing was, omdat de vrouw niet in hoger beroep was gekomen van de echtscheiding zelf, maar alleen van de nevenvoorzieningen.
Het hof heeft overwogen dat de echtscheiding en de nevenvoorzieningen onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn en dat de regels van artikel 820 Rv van toepassing zijn op beide. Aangezien de vrouw in eerste aanleg niet was verschenen, geldt voor haar de afwijkende regeling van artikel 820 Rv met betrekking tot de termijn voor het instellen van hoger beroep. De beschikking was op 18 juli 2022 op een andere wijze aan de vrouw betekend, waardoor de beroepstermijn op 4 november 2022 eindigde. Het hof concludeerde dat het beroepschrift tijdig was ingediend op 2 november 2022, waardoor de vrouw ontvankelijk werd verklaard in haar hoger beroep.
Het hof heeft de man vervolgens een termijn van zes weken gegeven om een verweerschrift in te dienen, al dan niet met incidenteel hoger beroep. De beschikking is uitgesproken in het openbaar, met de aanwezigheid van de griffier.