ECLI:NL:GHARL:2023:1532

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
21 februari 2023
Publicatiedatum
21 februari 2023
Zaaknummer
200.294.623
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging gezamenlijk gezag en afwijzing omgangsregeling in familiezaken

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 21 februari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over het gezag en de omgangsregeling van twee minderjarige kinderen. De vader, die al zes jaar niet meer betrokken is in het leven van de kinderen, verzoekt om gezamenlijk gezag, terwijl de moeder verzoekt om eenhoofdig gezag. Het hof oordeelt dat de vader niet in staat is om het gezag zorgvuldig uit te oefenen, gezien zijn langdurige afwezigheid en gebrek aan betrokkenheid. De moeder heeft de kinderen alleen opgevoed en verzorgd, en het hof volgt het advies van de raad voor de kinderbescherming om de moeder het eenhoofdig gezag te geven. Het hof concludeert dat het in het belang van de kinderen is om het gezamenlijk gezag te beëindigen.

Daarnaast heeft het hof ook de verzoeken van de vader om een omgangsregeling afgewezen. De raad adviseerde een begeleid contact van twee uur per maand, maar het hof oordeelt dat het niet aannemelijk is dat de vader deze regeling zal nakomen, gezien zijn eerdere afwezigheid en gebrek aan initiatief. Het hof benadrukt dat de kinderen duidelijkheid en stabiliteit nodig hebben, en dat een omgangsregeling die niet wordt nagekomen, alleen maar leidt tot onzekerheid en teleurstelling. De beslissing van de rechtbank Gelderland van 24 februari 2021 wordt bekrachtigd, en de openstaande verzoeken van de ouders in hoger beroep worden afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.294.623
(zaaknummer rechtbank Gelderland 375015)
beschikking van 21 februari 2023
in de zaak van
[verzoeker],
wonende in [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. S. van Beers in Zeist,
en
[verweerster],
wonende in [woonplaats2] ,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. M. Broersma in Putten.

1.Het verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Voor het verloop van de procedure verwijst het hof naar de tussenbeschikking van 1 maart 2022. In die beschikking heeft het hof de beslissing in deze zaak aangehouden en de raad gevraagd om een onderzoek in te stellen naar het gezag en de omgang. De raad heeft het hof geadviseerd in het raadsrapport van 13 september 2022.
1.2
Het verdere verloop blijkt uit:
  • het raadsrapport van 13 september 2022;
  • een journaalbericht van mr. Broersma van 17 januari 2023 met productie 4.
1.3
De mondelinge behandeling is voortgezet op 31 januari 2023. Daarbij waren aanwezig:
  • de advocaat van de vader;
  • de moeder met haar advocaat;
  • een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming (verder te noemen: de raad).

2.De motivering van de beslissing

Gezag
2.1
De rechter kan het gezamenlijk gezag van de ouders beëindigen als de omstandigheden zijn gewijzigd. De rechter kan bepalen dat één ouder het gezag krijgt als:
a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren raakt tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering komt, of
b. wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is (artikel 1:253n van het Burgerlijk Wetboek (BW)).
2.2
De raad adviseert het hof om de moeder het eenhoofdig gezag te geven over [de minderjarige1] en [de minderjarige2] . Het hof zal dit advies van de raad volgen. [de minderjarige1] heeft in het kindgesprek bij het hof verteld dat contact met haar vader voor haar niet hoeft en dat zij het goed vindt dat haar moeder alleen het gezag over haar heeft.
2.3
Het hof merkt op dat een ouder met gezag niet alleen het recht, maar ook de plicht heeft om een kind te verzorgen en op te voeden. Een ouder met gezag heeft de zorg voor en is verantwoordelijk voor het welzijn en de veiligheid van een kind en voor de ontwikkeling van zijn persoonlijkheid. In dat verband moet de ouder met gezag beslissingen over het kind nemen.
2.4
Het hof stelt vast dat de vader al zo’n zes jaar niet meer betrokken is in het leven van de kinderen. De moeder heeft [de minderjarige1] en [de minderjarige2] al die tijd in haar eentje opgevoed en verzorgd en in haar eentje alle beslissingen over hen genomen. De vader heeft in deze periode niet geprobeerd om wel betrokken te raken in het leven van de kinderen en uitvoering te geven aan de verplichtingen die voor hem uit het gezag voortvloeien. De vader heeft geen contact opgenomen met de moeder en niet geïnformeerd naar de kinderen. Hij is ook niet naar de zittingen bij de rechtbank en het hof gekomen. Afgezien van het in 2.6 te noemen proefcontact is er geen verder contact geweest tussen de vader en de kinderen. Het hof maakt hieruit op dat de vader niet bereid of niet in staat is om de verantwoordelijkheid op zich te nemen die verbonden is aan het gezag en zijn dochters te verzorgen en op te voeden. Deze situatie duurt al heel lang en er is niet te verwachten dat daarin verandering komt. De vader is op grote afstand van de kinderen komen te staan. Het hof is van oordeel dat de vader het gezag niet meer zorgvuldig kan uitvoeren, omdat hij geen zicht meer heeft op [de minderjarige1] en [de minderjarige2] en wat zij nodig hebben. Het hof vindt het niet in het belang van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] dat de vader nog het gezag over hen heeft. Het hof oordeelt dat het in het belang van de kinderen noodzakelijk is dat het gezamenlijk gezag van de ouders over hen wordt beëindigd en de moeder voortaan alleen het gezag over hen uitoefent.
Omgangsregeling
2.5
De rechter kan de omgangsregeling wijzigen als de omstandigheden zijn gewijzigd (artikel 1:377e BW). De rechter kijkt dan naar alle omstandigheden en neemt een beslissing die hij in het belang van het kind wenselijk vindt.
2.6
De raad adviseert in het raadsrapport om een omgangsregeling vast te stellen, waarbij de vader en de kinderen twee uur per maand begeleid contact met elkaar hebben. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de raad verteld hoe de afgelopen maanden zijn verlopen. In het kader van het raadsonderzoek hebben de vader en de kinderen elkaar gezien in augustus 2022. Dit ‘proefcontact’ is goed verlopen. Dat heeft ook [de minderjarige1] in het kindgesprek bij het hof verteld. Het was de bedoeling dat vanaf dat moment elke maand zo’n contactmoment zou plaatsvinden. De ouders hadden samen een afspraak bij de gemeente [de gemeente] om de begeleiding voor het contact te regelen. De vader is niet op die (digitale) afspraak verschenen en daarna heeft de gemeente ook geen contact meer met de vader kunnen krijgen. Daarom is het contact tussen de vader en de kinderen niet van de grond gekomen en hebben zij elkaar niet meer gezien.
2.3
Het hof is van oordeel dat het niet in het belang van de kinderen is om een omgangsregeling vast te stellen. Het hof wil alleen een omgangsregeling vaststellen als waarschijnlijk is dat de vader deze ook nakomt. [de minderjarige1] en [de minderjarige2] moeten namelijk weten waar zij aan toe zijn. Als de vader geplande omgangsmomenten met hen niet nakomt, zorgt dat voor onzekerheid en teleurstelling bij de kinderen. Dat is niet in hun belang. Aangezien het de vader niet is gelukt om contact op te nemen met de gemeente om een begeleid contact voor te bereiden, vindt het hof het niet aannemelijk dat het hem zal lukken om elke maand naar een omgangsmoment te komen. De vader heeft aangegeven dat hij geen rijbewijs meer heeft en voor het vervoer afhankelijk is van anderen. Dat is volgens zijn advocaat ook de reden dat hij niet naar de mondelinge behandeling bij het hof is gekomen.
2.4
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de raad de mogelijkheid besproken om een meer vrijblijvende regeling af te spreken. De vader zou dan een paar keer per jaar een afspraak kunnen maken bij het omgangshuis om de kinderen onder begeleiding te zien. Het initiatief hiervoor moet dan wel vanuit de vader komen. De raad vindt het voorlopig nodig dat het contact begeleid wordt, omdat het voor zowel de vader als de kinderen nog spannend is om elkaar te zien.
2.5
Het zou mooi zijn als de ouders dit idee van de raad in praktijk kunnen brengen. Het hof zal deze regeling echter niet vastleggen. Daarvoor vindt het hof de regeling te vrijblijvend en te onzeker voor [de minderjarige1] en [de minderjarige2] . Ook voor deze regeling geldt immers dat nakoming ervan niet zeker is en tot teleurstelling kan leiden. Dat is niet in hun belang.
Conclusie
2. Dit betekent dat het hof de bestreden beschikking zal bekrachtigen en de nog openstaande verzoeken van de ouders in hoger beroep zal afwijzen.

3.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Gelderland van 24 februari 2021;
wijst het meer of anders verzocht af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.H. Lieber, I.G.M.T. Weijers-van der Marck en K.A.M. van Os-ten Have, bijgestaan door mr. L.M. de Wit als griffier en is op 21 februari 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.