ECLI:NL:GHARL:2023:1514

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
10 februari 2023
Publicatiedatum
21 februari 2023
Zaaknummer
200.321.207/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen raadsheer in strafzaak

Op 10 februari 2023 heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, locatie Leeuwarden, uitspraak gedaan in een wrakingsprocedure tegen mr. E. de Witt, raadsheer in een strafzaak tegen de verzoeker. De verzoeker had een wrakingsverzoek ingediend op basis van artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering, omdat hij meende dat de raadsheer niet onpartijdig was. Dit verzoek volgde na twee afwijzingen van verzoeken tot uitstel van de zitting, die de verzoeker had ingediend in verband met een klachtprocedure bij de Raad van State. De verzoeker stelde dat de raadsheer door het afwijzen van zijn uitstelverzoeken de schending van een eerlijk proces had veroorzaakt.

De wrakingskamer heeft het verzoek beoordeeld en vastgesteld dat het tijdig en ontvankelijk was. De raadsheer heeft echter niet berust in de wraking en heeft aangegeven dat de afhandeling van de klacht geen aanleiding gaf om de behandeling van de zaak aan te houden. De wrakingskamer heeft vervolgens de gronden van het verzoek onderzocht en geconcludeerd dat er geen objectieve aanwijzingen waren voor een gebrek aan onpartijdigheid van de raadsheer. De wrakingskamer benadrukte dat het vermoeden van onpartijdigheid slechts kan worden weerlegd door uitzonderlijke omstandigheden, wat in dit geval niet aan de orde was.

Uiteindelijk heeft de wrakingskamer het verzoek tot wraking afgewezen, omdat de aangevoerde feiten geen grond vormden voor de veronderstelling dat de raadsheer vooringenomen was. Ook het verzoek om proceskostenvergoeding werd afgewezen, omdat er geen wettelijke basis voor was. De beslissing werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

beslissing
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden wrakingskamer
zaaknummer gerechtshof 200.321.207/01
beslissing van 10 februari 2023
op het verzoek van:
[verzoeker]
wonende te [woonplaats] , verzoeker in het wrakingsincident, hierna:
verzoeker,
gemachtigde: MKB Juristen, kantoorhoudend te Rotterdam,
dat strekt tot wraking ingevolge artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
mr. E. de Witt,
raadsheer in dit hof, locatie Leeuwarden.

1.Het verloop van de procedure

1.1
Bij de afdeling strafrecht van het hof is onder zaaknummer 200.307.851/01 een strafrechtelijke procedure tegen verzoeker aanhangig.
1.2
Op 27 december 2022 heeft de gemachtigde van verzoeker een verzoek tot uitstel ingediend voor de zitting van 11 januari 2023. Dit verzoek is op 2 januari 2023 afgewezen. Op 9 januari 2023 heeft verzoeker een tweede verzoek tot uitstel ingediend. Dit tweede verzoek is op 10 januari 2023 afgewezen.
1.3
Op woensdag 11 januari 2023 heeft verzoeker de voorzitter c.q. de behandelend rechter mr. De Witt gewraakt.
1.4
Mr. De Witt heeft op 16 januari 2023 laten weten dat hij niet berust in de wraking.
1.5
De wrakingskamer heeft voorts kennisgenomen van het e-mailbericht van verzoeker van 23 januari 2023 met bijlagen.
1.6
Het wrakingsverzoek is ter zitting van 27 januari 2023 behandeld door de wrakingskamer. Verzoeker, zijn gemachtigde en mr. De Witt zijn niet verschenen.

2.De beoordeling van het verzoek

De ontvankelijkheid van het verzoek
2.1
Het verzoek is tijdig ingediend en ook overigens ontvankelijk.
De gronden van het wrakingsverzoek
2.2
Uit het e-mailbericht van 11 januari 2023, zoals nader toegelicht in het e-mailbericht van 23 januari 2023, begrijpt het hof dat verzoeker het volgende aan zijn wrakingsverzoek ten grondslag heeft gelegd. Verzoeker heeft het hof verzocht de mondelinge behandeling aan te houden in afwachting van de afhandeling van de klacht die verzoeker jegens het hof heeft ingediend en in afwachting van een procedure bij de Raad van State, waar de RDW bij is betrokken en welke uitkomst invloed kan hebben op de procedure van verzoeker in hoger beroep. Nadat het verzoek tot uitstel tot tweemaal toe is afgewezen, heeft verzoeker de voorzitter c.q. mr. De Witt vanwege schending van een eerlijk proces gewraakt.
De reactie van de raadsheer
2.3
De raadsheer heeft niet berust in de wraking en heeft afgezien van de mogelijkheid om door de wrakingskamer te worden gehoord. In zijn schriftelijke reactie heeft hij laten weten dat de afhandeling van de door verzoeker ingediende klacht geen aanleiding gaf tot aanhouding van de behandeling ter zitting omdat de klachtprocedure losstaat van de behandeling in hoger beroep. Het antwoord op de vraag of gewacht moet worden op informatie van de RDW vergt een inhoudelijke behandeling, waarover alle betrokkenen zich ter zitting nader kunnen uitlaten.
De inhoudelijke beoordeling van het verzoek
2.4
Op grond van artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden en artikel 14 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten - voor zover hier van belang - heeft een ieder recht op een eerlijke en openbare behandeling van zijn zaak door een onafhankelijk en onpartijdig gerecht. Als een partij op basis van feiten of omstandigheden van mening is dat de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden, geeft artikel 512 Sv hem de mogelijkheid een verzoek tot wraking te doen van elk van de rechters die de zaak behandelen.
2.5
Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter staat voorop dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn. Dit vermoeden lijdt slechts uitzondering indien zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat de rechter jegens een procespartij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij de verzoeker dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Het subjectieve standpunt van de betrokken procesdeelnemer dat zulks het geval is, is daarbij niet beslissend; de vrees voor partijdigheid van de rechter moet tevens objectief gerechtvaardigd zijn.
2.6
Verder overweegt de wrakingskamer dat het de taak van de zittingsrechter is om op de zitting de regie te voeren en de goede procesorde te bewaken. Dat betekent bijvoorbeeld dat het aan de rechter is om, binnen de grenzen van de wet, het moment te bepalen waarop advocaten en de procespartijen het woord mogen voeren. Rechters hebben een grote vrijheid
bij de invulling van deze taak.
2.7
De wrakingskamer stelt voorop dat het middel van wraking niet een verkapt rechtsmiddel kan zijn tegen de verzoeker onwelgevallige (processuele) beslissingen. Het is niet de taak van de wrakingskamer om te beoordelen of deze beslissingen en de daaraan ten grondslag liggende motiveringen inhoudelijk juist zijn, maar te onderzoeken of deze beslissingen en motiveringen feiten en omstandigheden opleveren waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Slechts indien de door de het hof genomen beslissingen zo onbegrijpelijk zijn dat redelijkerwijs daarvoor geen andere verklaring dan vooringenomenheid is te geven, bestaat aanleiding om op inhoudelijke gronden bij het hof vooringenomenheid te vermoeden. Daarvan is in de onderhavige procedure geen sprake.
Nu ook overigens niet van feiten of omstandigheden is gebleken die blijk geven van enige vooringenomenheid en evenmin van feiten en omstandigheden die objectief gezien die schijn wekken, dient het verzoek tot wraking te worden afgewezen.
2.8
De conclusie uit het voorgaande is dat de aangevoerde feiten noch afzonderlijk, noch in onderling verband en samenhang bezien, grond vormen voor wraking, zodat de wrakingskamer het verzoek daartoe zal afwijzen.
2.9
Voor de door verzoeker verzochte proceskostenveroordeling voor het indienen en nader onderbouwen van het wrakingsverzoek, is naar het oordeel van de wrakingskamer geen plaats nu dit verzoek geen steun vindt in het recht. Het hof merkt hierbij op dat, anders dan verzoeker klaarblijkelijk meent, er voor de onderhavige wrakingsprocedure, die plaatsvindt binnen de kaders van het Wetboek van Strafvordering, geen sprake is van verplichte procesvertegenwoordiging, zoals in de regel wel het geval is in civiele procedures bij het hof.

3.De beslissing

Het gerechtshof (wrakingskamer):
wijst het verzoek tot wraking van mr. De Witt af.
Deze beslissing is gegeven door mrs. M.W. Zandbergen, L.J. Hofstra en L. van Dijk, leden van de wrakingskamer, en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 10 februari 2023.