ECLI:NL:GHARL:2023:1430

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
14 februari 2023
Publicatiedatum
16 februari 2023
Zaaknummer
200.308.516/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over consumentenkoop van keuken en herstel van gebreken met betrekking tot schuldeisersverzuim

In deze zaak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, dat op 1 februari 2022 is uitgesproken. De zaak betreft een consumentenkoop van een keuken door [appellant] bij Tulp Verkoop B.V. en de vraag of Tulp verplicht is om kosten te vergoeden die [appellant] heeft gemaakt om gebreken aan de keuken te verhelpen. Tulp stelt dat [appellant] haar heeft belet om herstelwerkzaamheden uit te voeren, wat leidt tot schuldeisersverzuim. Het hof oordeelt dat [appellant] inderdaad in schuldeisersverzuim is geraakt en dat hij geen aanspraak kan maken op vergoeding van de herstelkosten. Daarnaast is er een geschil over de geleverde keukenapparatuur, waarbij [appellant] stelt dat de vriezer en koelkast niet voldoen aan de verwachtingen. Het hof concludeert dat [appellant] niet heeft aangetoond dat de apparatuur abnormaal veel geluid produceert en wijst ook deze vordering af. Het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter en veroordeelt [appellant] in de proceskosten van Tulp.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.308.516
zaaknummer rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, 9115317
arrest van 14 februari 2023
in de zaak van
[appellant]
die woont in [woonplaats1]
die hoger beroep heeft ingesteld
en bij de kantonrechter optrad als eiser
hierna [appellant] te noemen
advocaat mr. A.J. Welvering
tegen
Tulp Verkoop B.V.,
die is gevestigd in Sappemeer
en bij de kantonrechter optrad als gedaagde
hierna Tulp te noemen
advocaat mr. T.J. van Veen.

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

1.1
[appellant] heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis dat de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, op 1 februari 2022 tussen partijen heeft uitgesproken. Het procesverloop in hoger beroep blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep
  • de memorie van grieven
  • de akte van depot van [appellant]
  • de memorie van antwoord
  • het tussenarrest van 20 september 2022 waarin een mondelinge behandeling is bepaald
  • de akte houdende wijziging c.q. vermindering van eis van [appellant]
  • het verslag (proces-verbaal) van de enkelvoudige mondelinge behandeling die op
1 december 2022 is gehouden.
1.2
Hierna hebben partijen het hof gevraagd opnieuw arrest te wijzen.

2.De kern van de zaak

2.1
Tulp heeft aan [appellant] een keuken verkocht en ook bij hem geplaatst. Centraal staat de vraag of Tulp aan [appellant] kosten dient te betalen die [appellant] heeft gemaakt om gebreken van die keuken te verhelpen. Volgens Tulp heeft [appellant] geen aanspraak op vergoeding van die kosten, omdat [appellant] haar heeft belet om herstelwerkzaamheden uit te voeren (schuldeisersverzuim). Daarnaast speelt in hoger beroep de vraag of de bij de geleverde keuken behorende vriezer en koelkast niet beantwoorden aan de verwachtingen die [appellant] mocht hebben, omdat ze een abnormale hoeveelheid geluid zouden produceren (non-conformiteit). [appellant] maakt aanspraak op vergoeding van de kosten voor vervanging van die apparatuur. Tulp betwist dat de vriezer en koelkast niet voldoen aan de verwachtingen die [appellant] mocht hebben.
2.2 De kantonrechter heeft het beroep van Tulp op schuldeisersverzuim aanvaard en de vordering tot vergoeding van kosten van herstel van gebreken daarom afgewezen. Met betrekking tot de keukenapparatuur heeft de kantonrechter geen afzonderlijke beslissing genomen. Die vordering was toen ook nog niet expliciet gemaakt, maar zat verwerkt in het aan kosten voor schadeherstel gevorderde bedrag.
2.3
Het hof komt tot een zelfde oordeel over het schuldeisersverzuim. [appellant] heeft daarom geen aanspraak op vergoeding van herstelkosten. Ook heeft hij geen aanspraak op vergoeding van de kosten voor vervanging van keukenapparatuur. Hoe het hof tot zijn oordelen komt wordt hierna uiteen gezet. Daarbij zal eerst het feitelijk kader van deze zaak worden weergegeven.

3.3. De vaststaande feiten

3.1
[appellant] heeft in 2017 een keuken bij Tulp gekocht. De keuken is op 5 juli 2018
geplaatst.
3.2
Op 18 september 2018 heeft [appellant] een geschil aanhangig gemaakt bij de
Geschillencommissie Wonen naar aanleiding van een aantal klachten die hij had over de keuken. Deze procedure is geëindigd met een schikking nadat een deskundige de klachten had onderzocht en daarover had gerapporteerd op 7 januari 2020. In zijn rapport vermeldt de deskundige dat hij de volgende klachten heeft onderzocht:
1 Eén van de methodes die Tulp Keukens heeft toegepast om achteraf het aanrechtblad te
verstevigen, heeft er nu voor gezorgd dat de stol,
rechts van het aanrechtblad, aan de bovenkant
zichtbaar naar buiten is gedrukt.
2. Diverse plekken in de keuken zijn onterecht niet
gefineerd.
3. Een schroef die vol in het zicht zit, is er scheef
ingedraaid.
Volgens de deskundige was sprake van enkele geringe gebreken waarvan het herstel door hem op € 157,30 werd begroot. Tulp heeft in het kader van de schikking aan [appellant] het bedrag € 157,30 betaald.
3.3
De deskundige heeft naast de punten waarover zijn oordeel was gevraagd nog een aantal andere gebreken geconstateerd. Daarover vermeldt hij in zijn rapport het volgende:
Naast deze drie door de consument ingebrachte
punten bij De Geschillencommissie Wonen heeft de
deskundige geconstateerd dat:
-Alle fronten van de keuken eigenlijk goed afgesteld
moeten worden;
-Er sprake is van hoogteverschil in de positie van de
beide pasblenders in de halfhoge kasten;
-Het ontluchtingsrooster boven de linker halfhoge
kast gedeeltelijk wordt geblokkeerd;
-De beide beluchtingsopeningen in de plint geen
200 cm2 per stuk zijn;
-De bladondersteuning achter de kookplaat niet
meer aanwezig is;
-De bladondersteuning achter de spoelkast wel
aanwezig is maar het blad rust er niet op.
Omdat deze punten geen onderdeel uitmaken van
het onderzoek zijn deze verder niet toegelicht.
Tulp heeft [appellant] toegezegd deze gebreken te zullen verhelpen.
3.4
In een uitvoerige brief van 30 juni 2020 heeft mr. Welvering namens [appellant] Tulp gesommeerd om de herstelwerkzaamheden voor 1 november 2020 te hebben verricht. Partijen hebben daarop afgesproken dat Tulp de werkzaamheden op 7 september 2020 zou
uitvoeren. Daarvoor hebben zich op die datum twee monteurs van Tulp (hoofd montage [naam1] en een collega) gemeld bij de woning van [appellant] .
3.5
[appellant] heeft, overigens zonder hun medeweten, van het bezoek van de monteurs geluids- en beeldopnamen gemaakt. Die opnamen heeft hij in het geding gebracht. Van de geluidsopname heeft hij ook een transcriptie overgelegd. Uit de opnamen en de transcriptie blijkt dat [appellant] aanvankelijk geweigerd heeft om de collega van [naam1] toe te laten, omdat diens komst niet was aangekondigd. Nadat deze monteur vervolgens toch binnen mocht komen, is er discussie ontstaan tussen [appellant] en zijn in de woning ook aanwezige moeder met één van de monteurs over de manier waarop de communicatie met Tulp verliep en was verlopen. [appellant] heeft vervolgens op een vraag van de tweede monteur of hij even gebruik mocht maken van de wc daar geen toestemming voor verleend. Daarop is opnieuw discussie ontstaan over onder andere hoe Tulp volgens [appellant] omging met haar klanten. De moeder van [appellant] heeft daarbij onder meer gezegd:
“Mijn zoon is helemaal kapot gemaakt door dit vreselijke bedrijf van jullie”. Nadat de tweede monteur zei dat hij wegging omdat hij naar de wc moest, heeft [appellant] eerst gezegd: “
jullie hebben mij letterlijk jarenlang oncomfort gegeven, dus zoek het maar lekker uit”en vervolgens daaraan toegevoegd
"doe maar in de bosjes, zoek het maar lekker uit."
Vervolgens hebben de beide monteurs de woning van [appellant] verlaten en zijn vertrokken.
3.6
De moeder van [appellant] heeft direct na het vertrek van de beide monteurs Tulp eerst gebeld en vervolgens gemaild met het verzoek om [naam1] weer terug te laten keren naar de woning om de reparatie alsnog te verrichten. Zij schrijft:
“Zou u dhr. [naam1] willen verzoeken vandaag terug te komen om alsnog de reparatie werkzaamheden te verrichten.”Tulp heeft dit geweigerd. In een reactie op de e-mail laat Tulp op 7 september 2020 per e-mail weten dat het gedrag van [appellant]
“onacceptabel”was en dat Tulp
“ondanks dat de moeder per telefoon en per mail heeft gevraagd of de beide monteurs terug willen komen heeft […] besloten, na 2 jaar pogingen om de heer [appellant] , een tevreden klant te maken het dossier te sluiten”.
3.7 In een e-mail van 22 september 2020 heeft mr. Welvering aan Tulp bericht dat zij door haar mededeling het dossier te sluiten in verzuim is komen te verkeren, dat de overeenkomst tussen partijen partieel wordt ontbonden en dat aanspraak wordt gemaakt op vergoeding van schade. In een reactie daarop in een e-mail van 23 september 2020 heeft Tulp zich op het standpunt gesteld dat [appellant] in schuldeisersverzuim is geraakt, dat Tulp daardoor niet meer in verzuim kan komen en dat Tulp dus geen kosten voor herstel zal betalen.
3.8
Op 12 maart 2021 heeft [appellant] de inleidende dagvaarding uitgebracht.

4.De vorderingen van [appellant] in hoger beroep

4.1
[appellant] is in hoger beroep gekomen van het vonnis van de kantonrechter van
1 februari 2022 onder aanvoering van vijf grieven (bezwaren) tegen dat vonnis. Hij wil met die grieven bereiken dat het vonnis wordt vernietigd en dat zijn vorderingen in hoger beroep, na vermindering van eis, alsnog worden toegewezen. Die vorderingen luiden, samengevat, als volgt:
a.) te verklaren voor recht dat de overeenkomst op rechtsgeldige wijze partieel is ontbonden althans de overeenkomst alsnog partieel te ontbinden;
b.) te verklaren voor recht dat Tulp vanwege de partiele ontbinding schadeplichtig is geworden;
c.) Tulp te veroordelen tot betaling van een schadevergoeding van € 3.827,01, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 12 maart 2021,
d.) een en ander met veroordeling van Tulp in de buitengerechtelijke kosten (€ 507,70) en de proceskosten in beide instanties.
4.2
De grieven hebben de bedoeling dat de vorderingen van [appellant] opnieuw worden beoordeeld. Het hof zal dat hierna doen. Daarbij zal eerst worden ingegaan op de schadevergoedingsvordering.

5.Het oordeel van het hof

5.1
De schadevergoedingsvordering van [appellant] heeft twee componenten: schade die voortvloeit uit de kosten van herstel van gebreken van de keuken en schade in de vorm van kosten voor vervanging van de vriezer en de koelkast. Voor de eerste component vordert [appellant] na vermindering van eis € 533,01 - was oorspronkelijk € 1.971,79 - en voor de tweede € 1.645,- respectievelijk € 1.649,-.
Schade in de vorm van kosten van herstel
5.2
Tulp heeft de gebreken die door de deskundige in zijn rapport aanvullend zijn vermeld (zie hiervoor overweging 3.3) niet weersproken. Zij heeft ook gezegd die te zullen verhelpen. Zij heeft zich daartoe op de voor herstel afgesproken datum van 7 september 2020 bij [appellant] gemeld. Vast staat dat het herstel toen niet heeft plaatsgevonden. Waar het in deze zaak om gaat is of dat herstel niet heeft plaatsgevonden omdat [appellant] in schuldeisersverzuim is geraakt (art. 6:58 BW). En als dat zo is, of dat schuldeisersverzuim later weer is geëindigd. Zo ja, dan geldt dat Tulp na de beëindiging daarvan alsnog de gebreken had moeten herstellen en, door dat niet te doen, aansprakelijk is voor de kosten die [appellant] heeft gemaakt voor het zelf laten herstellen van de gebreken. Zo nee, dan blijft die schade voor rekening van [appellant] zelf.
Schuldeisersverzuim ingetreden?
5.3
Van schuldeisersverzuim is sprake wanneer [appellant] op 7 september 2020 heeft verhinderd dat Tulp haar verplichting tot het herstellen van de gebreken kon nakomen, door daaraan niet zijn noodzakelijke medewerking te verlenen.
5.4
Volgens Tulp is daarvan sprake geweest; de monteurs voelden zich in de woning van [appellant] agressief bejegend en niet veilig. [appellant] maakte door zijn houding duidelijk dat hij het de monteurs zo lastig mogelijk wilde maken. Onder die omstandigheden kon van de monteurs niet worden verwacht dat zij alsnog aan de slag zouden gaan.
Volgens [appellant] heeft hij wel de noodzakelijke medewerking verleend doordat hij de monteurs heeft binnengelaten en zij in de keuken aan de slag konden gaan met hun werkzaamheden. Hij betwist dat de sfeer dreigend was.
5.5 Van een verhindering door [appellant] om de monteurs hun werkzaamheden te laten verrichten is niet alleen sprake indien hij hen fysiek zou hebben belet hun werkzaamheden uit te voeren, maar ook als hij zich tegen de monteurs heeft gedragen op een wijze dat het zowel subjectief als objectief gerechtvaardigd is, dat de monteurs zich niet in staat gesteld voelden om hun werkzaamheden uit te voeren. Naar het oordeel van het hof is daarvan sprake geweest. Verwezen wordt naar wat hiervoor onder overweging 3.5 is weergegeven over het verloop van het bezoek van de monteurs aan de woning van [appellant] . Daaruit komt naar voren dat nadat [appellant] , onder druk van de mededeling dat anders de werkzaamheden niet verricht zouden kunnen worden, de beide monteurs toch nog had toegelaten tot zijn woning, hij hen daarna zodanig onvriendelijk, onwelwillend en onheus heeft bejegend dat subjectief bezien begrijpelijk is dat de monteurs de sfeer als vijandig hebben ervaren en dat ook objectief bezien van de monteurs in redelijkheid niet kon worden gevergd dat zij hun werkzaamheden toch nog zouden verrichten. Daarbij wordt aanvullend opgemerkt dat uit de gespreksopname blijkt dat ook de toon van [appellant] onwelwillend was en dat hij soms ook sprak met stemverheffing, terwijl de monteurs tijdens het gesprek rustig bleven.
5.6
Tijdens de mondelinge behandeling heeft [appellant] verklaard dat hij zich geprovoceerd en geïntimideerd voelde door de omstandigheid dat Tulp met twee monteurs kwam waarbij de tweede monteur zich nog bekend maakte als de leidinggevende montage van heel Nederland, terwijl alleen de komst van één monteur ( [naam1] ) was aangekondigd. Hoewel het gezien de al gespannen verhouding tussen [appellant] en Tulp, zoals die naar voren komt uit overgelegde correspondentie, wellicht beter was geweest de komst van ook een tweede monteur vooraf aan te kondigen, biedt die omstandigheid objectief bezien echter geen rechtvaardiging voor de onheuse opstelling van [appellant] ; het is bepaald niet ongebruikelijk dat herstelwerkzaamheden door meer dan één monteur worden verricht. Uit het verloop van het gesprek valt eerder af te leiden dat de houding van [appellant] is voortgekomen uit bij hem al levend ongenoegen over de wijze waarop hij zich door Tulp behandeld voelde en dat hij dat ongenoegen heeft afgereageerd op de monteurs. Objectief bezien bestond ook daar echter geen rechtvaardiging voor; de monteurs waren nu juist op een daartoe van tevoren afgesproken tijdstip gekomen om gebreken aan de keuken te verhelpen.
Schuldeisersverzuim geëindigd?
5.7
Door het schuldeisersverzuim van [appellant] was de herstelverplichting van Tulp op zichzelf echter nog niet komen te vervallen; de koopovereenkomst met de daaruit voortvloeiende herstelverplichting is daardoor niet ontbonden of anderszins geëindigd.
Als het schuldeisersverzuim zou worden beëindigd zou daarna, als gezegd, Tulp alsnog de gebreken moeten herstellen.
5.8
[appellant] heeft aangevoerd dat als sprake is geweest van schuldeisersverzuim van hem, dat verzuim in ieder geval is geëindigd doordat zijn moeder namens hem direct na het vertrek van de monteurs contact heeft opgenomen met Tulp om te bewerkstelligen dat de monteurs terug zouden komen. In plaats van daarop in te gaan heeft Tulp echter het dossier gesloten.
Volgens Tulp is het schuldeisersverzuim echter niet beëindigd met het verzoek aan haar om de monteurs terug te laten komen. In dat verzoek wordt namelijk niet duidelijk gemaakt dat de opstelling van [appellant] inmiddels gewijzigd is. Er wordt verder ook alleen maar verzocht om [naam1] terug te laten keren, niet de beide monteurs.
5.9
Met het verzoek om de monteurs terug te laten komen heeft [appellant] op zichzelf inderdaad nog geen einde gemaakt aan zijn schuldeisersverzuim. Het verzuim van [appellant] was tweeërlei: aanvankelijk, ten onrechte, weigeren van toegang aan de tweede monteur en daarnaast onheuse bejegening van beide monteurs tijdens hun gehele bezoek, uitmondend in de weigering van [appellant] om de tweede monteur toestemming te geven van het toilet gebruik te maken en hem daarvoor te verwijzen naar “de bosjes”. Om dat verzuim te laten eindigen was niet alleen nodig een duidelijk bericht van [appellant] dat beide monteurs alsnog welkom waren, maar ook dat onheuse bejegening achterwege zou blijven. De moeder van [appellant] heeft zich in haar e-mail van 7 september echter beperkt tot het verzoek de eerste monteur ( [naam1] ) nogmaals te laten komen. Over instemming met de komst van (ook) de tweede monteur en over het achterwege zullen laten van onheuse bejegening is niets gezegd. Het verzoek van [appellant] was daarom niet voldoende om zijn schuldeisersverzuim te beëindigen.
5.1
Ook daarna heeft [appellant] zijn verzuim niet hersteld. Na het bericht van Tulp dat zij haar dossier sloot, heeft hij Tulp niet verzocht om op dat besluit terug te komen, onder mededeling dat hij twee monteurs onbelemmerde toegang tot zijn woning zou verlenen en dat hij zich niet onheus jegens hen zou gedragen. In plaats daarvan heeft [appellant] aan Tulp bericht dat zij door haar mededeling haar dossier te sluiten in verzuim was komen te verkeren en heeft hij de overeenkomst partieel ontbonden en aanspraak gemaakt op schadevergoeding. [appellant] heeft daarmee miskend dat het op zijn weg had gelegen om eerst ondubbelzinnig zijn verzuim te beëindigen. Pas als daarna Tulp zou hebben geweigerd haar werkzaamheden alsnog te verrichten zou Tulp in haar herstelverplichting tekort zijn geschoten en had dat (partiële) ontbinding van de koopovereenkomst met schadevergoeding kunnen rechtvaardigen. Daarbij geldt overigens dat als Tulp om vergoeding zou hebben gevraagd voor tevergeefs gemaakte kosten, [appellant] daar in beginsel ook mee had moeten instemmen (art 6:63 BW).
5.11
Anders dus dan [appellant] meent, maakte de mededeling van Tulp van
7 september 2020 dat zij het dossier sloot, niet dat Tulp daardoor in haar herstelverplichting tekort schoot en in verzuim kwam te verkeren. Die mededeling was gedaan in een situatie waarin sprake was van schuldeisersverzuim en alleen een eerste onvoldragen poging tot herstel daarvan door [appellant] . Die poging gaf Tulp, op zichzelf niet onbegrijpelijk, kennelijk weinig vertrouwen dat het schuldeisersverzuim alsnog, en nu correct, zou worden opgeheven. [appellant] wil in het bericht van Tulp over het sluiten van het dossier graag lezen dat Tulp haar verplichtingen onder geen beding meer na wenste na te komen, maar de juistheid van die uitleg blijkt, tegen de geschetste achtergrond, niet uit die enkele mededeling en vindt ook geen steun in andere uitlatingen van of namens Tulp. Ook na die mededeling bleef het dus op de weg van [appellant] liggen om zijn schuldeisersverzuim alsnog en nu correct te doen eindigen. Dat is, als gezegd, echter niet gebeurd, zodat het schuldeisersverzuim voortduurde en [appellant] ten onrechte op grond van verzuim van Tulp de koopovereenkomst partieel heeft ontbonden met aanspraak op schadevergoeding. Tulp was op het moment van de ongegronde (partiële) ontbinding niet in verzuim en van schadeplichtigheid van haar was dus ook geen sprake.
Conclusie ten aanzien van het schuldeisersverzuim
5.12
[appellant] is op 7 september 2020 in schuldeisersverzuim komen te verkeren en heeft dat verzuim nimmer beëindigd. Op Tulp rust daarom niet de verplichting om aan [appellant] de door hem gemaakte kosten van herstel te vergoeden.
Schade in de vorm van kosten van vervanging5.13 Volgens [appellant] maken de vriezer en de koelkast abnormaal veel geluid. Om die reden verlangt hij vergoeding door Tulp van de kosten voor de vervanging van de beide apparaten. Tulp heeft betwist dat de apparaten abnormaal veel geluid produceren.
5.14
Volgens [appellant] was een oorzaak voor die geluidsproductie dat de voor die apparaten gemaakte ventilatieroosters te klein waren. Inmiddels zijn de roosters echter aangepast. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [appellant] verklaard dat de ventilatie nu weliswaar beter is, maar dat hij had mogen verwachten dat de geluidsproductie minder was. In het herstel van de gebreken heeft [appellant] daarom (kennelijk) geen aanleiding gezien om zijn vorderingen op dit punt in te trekken.
5.15
Een aanspraak op vergoeding van kosten voor vervanging van de koelkast en de vriezer kan pas dan bestaan indien de geluidsproductie van de apparaten het niveau overstijgt dat een koper mag verwachten. Het komt daarbij niet alleen aan op wat [appellant] zelf verwachtte, maar wat een gemiddelde koper in deze situatie mocht verwachten. Daarbij geldt dat [appellant] niet heeft aangevoerd dat hij bij de aanschaf van de keuken en de daarbij behorende apparatuur kenbaar heeft gemaakt dat de geluidsproductie van de apparatuur voor hem een punt van bijzondere aandacht was, waaraan hij extra eisen stelde.
5.16
Het ligt op de weg van [appellant] om zijn stelling dat de apparaten meer geluid produceren dan hij mocht verwachten te onderbouwen en, als daaraan wordt toegekomen, het bewijs daarvan te leveren. [appellant] heeft echter op geen enkele wijze onderbouwd dat de apparaten meer geluid produceren dan hij mocht verwachten. Hij heeft daarmee niet voldaan aan zijn stelplicht. Daarmee is zijn vordering al niet toewijsbaar.
Aanvullend wordt nog opgemerkt dat opvalt dat [appellant] deze klacht niet naar voren heeft gebracht bij de Geschillencommissie en dat hij daarmee de gelegenheid onbenut heeft gelaten om zijn klacht voor te leggen aan de deskundige. Dat dient echter voor zijn rekening te worden gelaten.
Verklaring voor recht dat de overeenkomst partieel is ontbonden
5.17
Hiervoor is overwogen dat [appellant] niet op rechtsgeldige wijze de koopovereenkomst (partieel) heeft ontbonden. Daarop stuit toewijzing van de gevorderde verklaring voor recht af.
Verklaring voor recht dat aanspraak bestaat op schadevergoeding5.18 Uit wat hiervoor is overwogen volgt dat deze vordering afgewezen dient te worden.
Vergoeding van buitengerechtelijke kosten5.19 Voor de vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten geldt hetzelfde.
De conclusie
5.2
Het hoger beroep slaagt niet en het bestreden vonnis wordt bekrachtigd.
5.21
Als de in het ongelijk gestelde partij zal [appellant] worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.
5.22
De kostenveroordeling kan ook ten uitvoer worden gelegd als een van partijen de beslissing van het hof voorlegt aan de Hoge Raad (uitvoerbaarheid bij voorraad).

6.De beslissing

Het hof:
1. bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen van 1 februari 2022;
2. veroordeelt [appellant] in de volgende proceskosten van Tulp:
€ 783,- aan griffierecht
€ 1.672,- aan salaris van de advocaat van Tulp (2 procespunten x tarief I)
3. verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
4. wijst af wat meer of anders is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mrs. O.E. Mulder, I. Tubben en W.P.M. ter Berg, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op
14 februari 2023.