ECLI:NL:GHARL:2023:1358

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
9 februari 2023
Publicatiedatum
15 februari 2023
Zaaknummer
P22-211
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Penitentiair strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging terbeschikkingstelling en verpleging van overheidswege in het kader van recidiverisico

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 9 februari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 14 juni 2022, waarbij de terbeschikkingstelling van de terbeschikkinggestelde werd verlengd met twee jaar en het bevel werd gegeven tot verpleging van overheidswege. De terbeschikkinggestelde, geboren in 1989, verblijft in Forensisch Psychiatrische Kliniek (FPK) [forensisch psychiatrische kliniek 1]. In hoger beroep is onderzocht of de klinische behandeling van de terbeschikkinggestelde voortgezet kan worden in het kader van de terbeschikkingstelling met voorwaarden. Het hof heeft vastgesteld dat FPK [forensisch psychiatrische kliniek 1] niet bereid is om de terbeschikkinggestelde verder te behandelen onder de huidige voorwaarden, terwijl FPK [forensisch psychiatrische kliniek 2] wel bereid is om hem op te nemen. De terbeschikkinggestelde heeft echter niet ingestemd met de wijziging van de voorwaarden die nodig zou zijn voor opname in FPK [forensisch psychiatrische kliniek 2]. Het hof heeft geconcludeerd dat, gezien het hoge recidiverisico en de noodzaak voor een veilige behandeling, de terbeschikkingstelling moet worden verlengd met twee jaar en dat de terbeschikkinggestelde alsnog van overheidswege zal worden verpleegd. De beslissing van de rechtbank is bevestigd, met aanvulling van gronden.

Uitspraak

TBS P22/211
Beslissing d.d. 9 februari 2023
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van
[terbeschikkinggestelde],
geboren te [geboorteplaats] ( [land] ) op [geboortedag] 1989,
verblijvende in Forensisch Psychiatrische Kliniek (FPK) [forensisch psychiatrische kliniek 1] te [plaats] .
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 14 juni 2022. Deze beslissing houdt in de verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van twee jaar en het bevel dat de terbeschikkinggestelde alsnog van overheidswege zal worden verpleegd.
Het hof heeft gelet op de stukken, waaronder:
  • het proces-verbaal van het onderzoek ter zitting van het hof van 6 oktober 2022 en de hieraan gehechte pleitnota van de raadsvrouw van de terbeschikkinggestelde, mr. B. van der Werf;
  • de tussenbeslissing van 20 oktober 2022 en de daarin vermelde stukken;
  • de aanvullende informatie van FPK [forensisch psychiatrische kliniek 1] van 27 december 2022;
  • het aanvullende en gewijzigde reclasseringsadvies van 13 januari 2023.
Bij tussenbeslissing van 20 oktober 2022 heeft het hof het onderzoek heropend en geschorst, de stukken in handen gesteld van de advocaat-generaal met de opdracht om de eventuele mogelijkheden van voortzetting van de behandeling van de terbeschikkinggestelde in FPK [forensisch psychiatrische kliniek 1] , eventueel te combineren met een separate zorgmachtiging met medicatie als verplichte vorm van zorg, dan wel een tweede behandelpoging in een andere kliniek, te laten onderzoeken, en met het bevel tot oproeping van twee deskundigen, te weten de rapporteur van de reclassering en de regiebehandelaar dan wel een andere vertegenwoordiger van voormelde FPK.
Ter zitting van 26 januari 2023 heeft het hof gehoord de terbeschikkinggestelde, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. B. van der Werf, de advocaat-generaal W.C.J. Stienen, alsmede twee deskundigen, te weten de heer W.B. Bouwman, als reclasseringswerker en toezichthouder verbonden aan Reclassering Nederland, en de heer M.W.M. de Haas , als regiebehandelaar verbonden aan FPK [forensisch psychiatrische kliniek 1] .

Overwegingen:

Het standpunt van de terbeschikkinggestelde
Het hoger beroep van de terbeschikkinggestelde is vooral gericht tegen het bevel van de rechtbank om hem alsnog van overheidswege te verplegen. Gelet op hoe het de afgelopen periode met hem is gegaan en hoe hij zich op dit moment voelt, denkt hij nu dat het toch nodig is dat hij alsnog van overheidswege zal worden verpleegd in FPK [forensisch psychiatrische kliniek 1] . Ter zitting van 26 januari 2023 heeft de terbeschikkinggestelde herhaaldelijk verklaard niet in te stemmen met de door de reclassering geadviseerde wijziging van de voorwaarde met betrekking tot zijn opname in een zorginstelling, waardoor hij eventueel zou kunnen worden opgenomen in FPK [forensisch psychiatrische kliniek 2] voor een tweede behandelpoging in het kader van de terbeschikkingstelling met voorwaarden. Hij heeft inmiddels een vertrouwensband opgebouwd met de behandelaar in FPK [forensisch psychiatrische kliniek 1] die hij wil behouden en voortzetten. De terbeschikkinggestelde vindt het verder belangrijk dat zijn familie hem in deze kliniek blijft bezoeken. Het is ook in zijn belang dat hij goed wordt behandeld, zodat hij uiteindelijk zicht krijgt op terugkeer naar de maatschappij. Het is evenwel de vraag of de verpleging van overheidswege hem verder gaat helpen in zijn behandeling en resocialisatie. Als die vraag bevestigend wordt beantwoord dan is dat de beste optie voor hem. Het is zorgelijk dat de terbeschikkinggestelde al tweeëneenhalf jaar verblijft in FPK [forensisch psychiatrische kliniek 1] waar hij eerder geen vooruitgang heeft geboekt, terwijl hij wel mee wil werken aan de behandeling. Het is positief dat het inmiddels wat beter met hem gaat. Gelet op alle omstandigheden, waaronder de opgestarte toediening van de depotmedicatie, kan over een jaar opnieuw worden getoetst of de verpleging van overheidswege heeft geleid tot vooruitgang en dan nog nodig is. De terbeschikkinggestelde hoopt dat de verpleging van overheidswege na dat jaar voorwaardelijk kan worden beëindigd, waarbij tegemoet wordt gekomen aan zijn wens om in FPK [forensisch psychiatrische kliniek 1] te blijven. Namens de terbeschikkinggestelde is bepleit de verpleging van overheidswege te bevelen en de verlengingsduur van de terbeschikkingstelling tot één jaar te beperken.
Het standpunt van het openbaar ministerie
Ter zitting van 6 oktober 2022 heeft de advocaat-generaal geconcludeerd tot bevestiging van de beslissing van de rechtbank. Ter zitting van 26 januari 2023 heeft de advocaat-generaal gepersisteerd, mede gelet op de uitkomst van het nadere onderzoek dat is verricht naar aanleiding van de tussenbeslissing van 20 oktober 2022. Na het instellen van het hoger beroep en de eerste zitting van het hof is de terbeschikkinggestelde tot een ander inzicht gekomen. Voortzetting van zijn behandeling in FPK [forensisch psychiatrische kliniek 2] in het kader van de terbeschikkingstelling met voorwaarden brengt een zeker risico met zich. Het is op dit moment niet aan de orde om dit risico te nemen. De terbeschikkinggestelde heeft baat bij rust. Hij wil zelf in FPK [forensisch psychiatrische kliniek 1] blijven. Er moet worden afgewacht of de toediening van de depotmedicatie over een paar maanden leidt tot een daadwerkelijke behandeling in FPK [forensisch psychiatrische kliniek 1] . Als de terbeschikkinggestelde wordt overgeplaatst naar FPK [forensisch psychiatrische kliniek 2] moet hij opnieuw beginnen. Het openbaar ministerie blijft bij het standpunt dat de terbeschikkinggestelde alsnog van overheidswege dient te worden verpleegd en dat de terbeschikkingstelling moet worden verlengd met een termijn van twee jaar.
Het oordeel van het hof
Het hof is van oordeel dat de rechtbank op goede gronden heeft geoordeeld en op juiste wijze heeft beslist. Daarom zal de beslissing, waarvan beroep met overneming van die gronden worden bevestigd, met aanvulling van het volgende.
De aanvullende informatie van FPK [forensisch psychiatrische kliniek 1] houdt in dat de terbeschikkinggestelde nu ongeveer vier maanden vrijwillig accepteert dat het antipsychoticum Cisordinol in depotvorm aan hem wordt toegediend. De kliniek vindt dat hij de depotmedicatie langdurig moet accepteren om het effect daarvan te kunnen beoordelen. Hoewel de terbeschikkinggestelde zich tot dusver niet heeft verzet tegen de toediening van de depotmedicatie, verwacht de kliniek op basis van de voorgeschiedenis dat hij de toediening van de depotmedicatie niet voor langere tijd op vrijwillige basis zal blijven accepteren in het kader van de terbeschikkingstelling met voorwaarden. Dit kader acht de kliniek ook in combinatie met de verplichte medewerking van de terbeschikkinggestelde aan de toediening van de depotmedicatie in het civielrechtelijke kader van een zorgmachtiging, niet voldoende om stappen te zetten in de behandeling en toe te werken naar een afname van het recidiverisico. FPK [forensisch psychiatrische kliniek 1] is alleen bereid de terbeschikkinggestelde verder te behandelen wanneer hij alsnog van overheidswege zal worden verpleegd, omdat ook een algeheel strakker kader noodzakelijk is om te bewerkstellingen dat de terbeschikkinggestelde in behandeling komt.
Op de zittingen van het hof zijn de deskundigen De Vries en De Haas gebleven bij het standpunt van FPK [forensisch psychiatrische kliniek 1] dat de behandeling van de terbeschikkinggestelde in deze kliniek niet kan worden voortgezet in het kader van de terbeschikkingstelling met voorwaarden.
De reclassering heeft de terbeschikkinggestelde op 15 november 2022 aangemeld bij het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie, werkeenheid Indicatiestelling Forensische Zorg (NIFP/IFZ). Vervolgens is een indicatie afgegeven voor een plaatsing in een klinische setting op het beveiligingsniveau van een FPK. Op basis van die indicatiestelling heeft de Dienst Individuele Zaken (DIZ) de terbeschikkinggestelde eerst aangemeld bij FPA [forensisch psychiatrische kliniek 3] in [plaats] , die hem heeft afgewezen, en daarna - onder meer - bij FPK [forensisch psychiatrische kliniek 2] . Op 22 december 2022 heeft de reclassering het bericht ontvangen dat de terbeschikkinggestelde welkom is bij FPK [forensisch psychiatrische kliniek 2] , mits het hof oordeelt dat hij daar een tweede behandelpoging mag ondergaan in het kader van de terbeschikkingstelling met voorwaarden. Gelet op de bereidheid van FPK [forensisch psychiatrische kliniek 2] hem een tweede behandelpoging te bieden en de mogelijke verandering van zijn houding sinds de beslissing van de rechtbank in juni 2022 heeft de reclassering haar oorspronkelijke advies om de terbeschikkinggestelde alsnog van overheidswege te verplegen, in hoger beroep gewijzigd. De reclassering adviseert thans het kader van de terbeschikkingstelling met voorwaarden te continueren.
Dit (laatste) reclasseringsadvies is ter zitting van 26 januari 2023 toegelicht en gehandhaafd door de deskundige Bouwman.
Het hof stelt vast dat is voldaan aan de eisen die in artikel 6:6:10 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) worden gesteld aan het bevel om de terbeschikkinggestelde alsnog van overheidswege te verplegen. In de periode voorafgaand aan de beslissing van de rechtbank is de terbeschikkinggestelde niet in staat gebleken om zich te houden aan de voorwaarden. Hij heeft meerdere voorwaarden overtreden, waaronder de voorwaarde dat hij meewerkt aan de klinische behandeling in FPK [forensisch psychiatrische kliniek 1] , ook als dit inhoudt de inname of het toedienen van de door de behandelaren hem voorgeschreven medicatie op de voorgeschreven wijze. Sinds de beslissing van de rechtbank heeft de terbeschikkinggestelde zich wel gehouden aan de voorwaarde met betrekking tot de medicatie. In hoger beroep is nader onderzoek verricht naar de eventuele mogelijkheden tot voortzetting van de klinische behandeling van de terbeschikkinggestelde in het huidige kader. Uit dit onderzoek is gebleken dat FPK [forensisch psychiatrische kliniek 1] niet bereid is hem verder te behandelen in het kader van de terbeschikkingstelling met voorwaarden, ook niet in combinatie met een civielrechtelijke zorgmachtiging waardoor hij zou kunnen worden verplicht tot medewerking aan toediening van medicatie. FPK [forensisch psychiatrische kliniek 2] is wel bereid de terbeschikkinggestelde op te nemen en hem te behandelen in het huidige kader. Ter zitting van 26 januari 2023 heeft de terbeschikkinggestelde echter verklaard dat hij niet instemt met de door de reclassering geadviseerde wijziging van de voorwaarde die het mogelijk zou maken hem op te nemen in FPK [forensisch psychiatrische kliniek 2] voor een tweede behandelpoging in het kader van de terbeschikkingstelling met voorwaarden. Ook nadat hem uitdrukkelijk is voorgehouden dat zijn instemming wettelijk is vereist voor het stellen van een voorwaarde, heeft hij zich niet bereid verklaard tot naleving van de geadviseerde voorwaarde. Gelet op het bepaalde in artikel 38, vijfde lid, van het Wetboek van Strafrecht (Sr) kan het hof dan ook niet de voorwaarde stellen dat de terbeschikkinggestelde zich laat opnemen en behandelen in FPK [forensisch psychiatrische kliniek 2] .
Het hof ziet thans ook geen andere mogelijkheden om het als hoog ingeschatte recidiverisico tot een maatschappelijk aanvaardbaar niveau te beperken door de klinische behandeling van de terbeschikkinggestelde voort te zetten in het kader van de terbeschikkingstelling met voorwaarden. Naar het oordeel van het hof eist het belang van de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen dat de terbeschikkinggestelde alsnog van overheidswege zal worden verpleegd.
Het hof heeft als uitgangspunt dat de terbeschikkingstelling verlengd dient te worden met een termijn van twee jaren wanneer aannemelijk is geworden dat de behandeling en resocialisatie van de terbeschikkinggestelde in het bestaande juridische kader meer tijd in beslag zal nemen dan de tijd die resteert bij een verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van een jaar. Het hof ziet in dit geval geen aanleiding om van dit uitgangspunt af te wijken. In het bijzonder gelet op de chronische psychiatrische problematiek van de terbeschikkinggestelde en de gronden voor het bevel om hem alsnog van overheidswege te verplegen, valt niet te verwachten dat de verpleging van overheidswege al weer voorwaardelijk zou kunnen worden beëindigd na een verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van één jaar. Daarom is het hof van oordeel dat de terbeschikkingstelling moet worden verlengd met een termijn van twee jaar.

Beslissing

Het hof:
Bevestigtmet aanvulling van gronden zoals hiervoor is overwogen de beslissing van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 14 juni 2022 met betrekking tot de terbeschikkinggestelde
[terbeschikkinggestelde].
Aldus gedaan door
mr. M. Keppels als voorzitter,
mr. D. Visser en mr. P.C. Vegter als raadsheren,
en drs. I.M. van Woudenberg en dr. R.A. Graaff als raden,
in tegenwoordigheid van mr. R. Hermans als griffier,
en op 9 februari 2023 in het openbaar uitgesproken.
De raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.