ECLI:NL:GHARL:2023:1357

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
13 februari 2023
Publicatiedatum
15 februari 2023
Zaaknummer
200.322.541
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep kort geding inzake vorderingen tot tussenkomst en voeging in faillissementszaak

In deze zaak heeft de appellante hoger beroep ingesteld tegen een mondeling vonnis in kort geding, dat op 8 februari 2023 door de voorzieningenrechter van de rechtbank Gelderland is uitgesproken. De appellante, vertegenwoordigd door mr. H. Loonstein, heeft vorderingen ingediend die zijn afgewezen in de hoofdzaak en in het incident. De curator, vertegenwoordigd door mr. M. Vos, was de gedaagde partij in deze procedure. Daarnaast hebben de vader en moeder van de appellante een incidentele vordering tot tussenkomst en/of voeging ingesteld aan de zijde van de appellante. Het hof heeft op 13 februari 2023 de mondelinge behandeling gehouden, waarbij de vordering tot tussenkomst en voeging van de vader en moeder is toegewezen. Het hof heeft vervolgens arrest gewezen, waarbij het vonnis van de voorzieningenrechter is bekrachtigd en de vorderingen in tussenkomst zijn afgewezen. De proceskosten zijn toegewezen aan de curator, met een betalingstermijn van 14 dagen na de uitspraak.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.322.541
zaaknummer rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem: 414880 / KG ZA 23-37
arrest in kort geding van 13 februari 2023
in de zaak van
[appellante]
die woont in [woonplaats1]
die hoger beroep heeft ingesteld
en bij de rechtbank optrad als eisende partij
hierna: [appellante]
advocaat: mr. H. Loonstein
tegen
[geïntimeerde] q.q.
in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van [de vader]
die kantoor houdt in [vestigingsplaats]
en bij de rechtbank optrad als gedaagde partij
hierna: de curator
advocaat: mr. M. Vos
en in het incident ex artikel 217 Rv van

1.[de vader]

2. [de moeder]
die wonen in [woonplaats2]
en een incidentele vordering tot tussenkomst en/of voeging aan de zijde van [appellante] hebben ingesteld
hierna: [de vader] , [de moeder]
advocaat: mr. H. Loonstein
tegen
[geïntimeerde] q.q.
in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van [de vader]
die kantoor houdt in [vestigingsplaats]
verweerder in het incident tot tussenkomst en/of voeging
hierna: de curator
advocaat: mr. M. Vos.

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

1.1.
[appellante] heeft hoger beroep ingesteld tegen het mondeling vonnis in kort geding, vastgelegd in een proces-verbaal van mondeling vonnis, dat de voorzieningenrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, op 8 februari 2023 tussen partijen heeft uitgesproken. Het procesverloop in hoger beroep blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep met grieven
  • de memorie van antwoord
  • de incidentele memorie tot tussenkomst en/of voeging ex artikel 217 Rv van [de vader] en [de moeder]
  • akte overlegging producties van [appellante] (producties B en C)
  • akte overlegging producties van de curator (producties 2 en 3)
  • de toelichting van partijen op de mondelinge behandeling van 13 februari 2023 (waarbij mr. Loonstein spreekaantekeningen heeft overgelegd).
1.2.
De vordering tot tussenkomst en tot voeging van [de vader] en [de moeder] aan de zijde van [appellante] wordt, zoals aangegeven ter zitting, toegewezen.
Na afloop van de mondelinge behandeling heeft het hof arrest bepaald. Gezien de spoedeisendheid wordt vandaag alleen de beslissing gegeven. De motivering van de beslissing volgt zo spoedig mogelijk.

2.De beslissing

Het hof recht doende in hoger beroep in kort geding:
in het incident
2.1.
wijst de vordering tot tussenkomst en tot voeging van [de vader] en [de moeder] toe;
2.2.
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt;
in de hoofdzaak
2.3.
bekrachtigt het vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Gelderland van 8 februari 2023;
2.4.
wijst de vorderingen in tussenkomst af;
2.5.
veroordeelt [appellante] , [de vader] en [de moeder] tot betaling van de volgende proceskosten van de curator:
€ 343,- aan griffierecht
€ 2.366,- aan salaris van de advocaat van de curator (2 procespunten x appeltarief II)
2.6.
bepaalt dat al deze kosten moeten worden betaald binnen 14 dagen na vandaag;
2.7.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. H.L. Wattel, C.M.E. Lagarde en J.P.H. van Driel van Wageningen, en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 13 februari 2023.