ECLI:NL:GHARL:2023:1355

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
14 februari 2023
Publicatiedatum
15 februari 2023
Zaaknummer
21-003664-21
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis rechtbank Gelderland met aanpassing van straf en vorderingen benadeelde partijen na inbraken

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 14 februari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Gelderland. De verdachte is schuldig bevonden aan drie inbraken en één poging tot inbraak. Het hof bevestigt het vonnis van de rechtbank, maar past de straf en de beslissingen op de vorderingen van de benadeelde partijen aan. De rechtbank had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 14 maanden, maar het hof legt een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden op, met een proeftijd van 2 jaren. Dit besluit is genomen om de reeds opgelegde ISD-maatregel niet te doorkruisen.

De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank, waarin hij voor een aantal feiten was vrijgesproken. Het hof verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak. De rechtbank had de vordering van benadeelde partij [benadeelde 1] niet-ontvankelijk verklaard, terwijl de vordering van benadeelde partij [benadeelde 2] was toegewezen. Het hof bevestigt de beslissing van de rechtbank met betrekking tot de vordering van [benadeelde 1] en wijst de vordering van [benadeelde 2] toe, waarbij de verdachte wordt veroordeeld tot schadevergoeding van € 1.697,18.

Het hof heeft in zijn overwegingen rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de persoonlijke situatie van de verdachte, die momenteel onder de ISD-maatregel valt. De beslissing van het hof is in lijn met de toepasselijke wettelijke voorschriften, waaronder artikelen uit het Wetboek van Strafrecht. Het hof heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke gevangenisstraf afgewezen, en bevestigt het vonnis voor het overige.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-003664-21
Uitspraak d.d.: 14 februari 2023
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 2 augustus 2021 met parketnummer 05-044188-20 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging, parketnummer 05-115517-19, in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1982,
thans uit anderen hoofde verblijvende in [expertisecentrum] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 31 januari 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. C. Verrillo, naar voren is gebracht.

Ontvankelijkheid van het hoger beroep

Verdachte is bij het vonnis waarvan beroep vrijgesproken van het onder 1 tenlastegelegde. Hoger beroep tegen deze vrijspraak staat niet open. Het hof zal verdachte daarom in zoverre niet-ontvankelijk verklaren.

Het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen

De rechtbank heeft bij vonnis van 2 augustus 2021, waartegen het hoger beroep is gericht, de verdachte ter zake van het onder 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden met aftrek van voorarrest. De rechtbank heeft de vordering tenuitvoerlegging toegewezen. De benadeelde partij [benadeelde 1] is door de rechtbank niet-ontvankelijk verklaard. De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] is door de rechtbank in zijn geheel toegewezen.
Het hof is van oordeel dat de rechtbank op juiste wijze en op goede gronden heeft beslist. Daarom zal het vonnis met overneming van die gronden worden bevestigd, behalve voor zover het betreft de strafoplegging en de beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging. Ten aanzien van deze onderdelen van het vonnis komt het hof tot een andere beslissing dan de rechtbank. Gezien het vorenstaande en de omstandigheid dat met een vernietiging van de strafoplegging ook de beslissing ten aanzien van de schadevergoedingsmaatregel zal worden vernietigd, zal het vonnis worden vernietigd, maar uitsluitend voor wat betreft de strafoplegging, de vordering tot tenuitvoerlegging en de beslissing op de vordering van de benadeelde partij en zal in zoverre opnieuw recht worden gedaan.

Oplegging van straf

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaren.
De raadsman heeft primair verzocht om verdachte schuldig te verklaren zonder oplegging van straf. Subsidiair heeft de raadsman verzocht om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen die gelijk is aan het voorarrest en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van ten hoogste 6 maanden.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en heeft tevens gelet op de persoon van verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een drietal inbraken en een poging tot inbraak. Al deze feiten hebben plaatsgevonden gedurende één nacht. Bij deze inbraken zijn geldbedragen, etenswaren en andere goederen weggenomen. Door deze inbraken is veel schade en overlast ontstaan voor de betrokkenen. Met zijn handelen heeft verdachte er blijk van gegeven zijn eigen belangen voorop te stellen en geen respect te hebben voor het eigendom van een ander. Het hof rekent verdachte dit aan.
Het hof heeft acht geslagen op een uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 28 december 2022 waaruit blijkt dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke feiten. Het hof weegt dit mee.
Aan verdachte is bij vonnis van 23 augustus 2022 door de rechtbank Gelderland de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) opgelegd. Dit vonnis is thans onherroepelijk. Verdachte verblijft in het kader van deze maatregel sinds enige tijd bij De Boog, waar hij een behandeling ondergaat. Verdachte heeft een positieve start gemaakt en is gemotiveerd om de ISD-maatregel tot een goed einde te brengen. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou deze ISD-maatregel doorkruisen. Het hof zal een dergelijke straf dan ook niet opleggen. Gezien de ernst van de feiten zal het hof wel een voorwaardelijke gevangenisstraf van de hierna aan te geven duur opleggen.
Alles afwegende acht het hof de oplegging van de door de advocaat-generaal gevorderde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaren passend en geboden. Voor een schuldigverklaring zonder oplegging van straf, zoals door de raadsman is verzocht, ziet het hof geen aanleiding.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 15.000,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Het hof is van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert, nu de vordering van de benadeelde partij niet is onderbouwd. De benadeelde partij kan daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] .

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.697,18 bestaande uit materiële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 4 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank te Gelderland van 22 mei 2019 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 weken, parketnummer 05-115517-19. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Op grond van hetgeen bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden afgewezen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 45, 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 1 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, ten aanzien van de straf, de vordering tot tenuitvoerlegging en de vorderingen van de benadeelde partijen en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 1] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] .

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 2] . ter zake van het onder 4 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 1.697,18 (duizend zeshonderdzevenennegentig euro en achttien cent) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 2] ., ter zake van het onder 4 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 1.697,18 (duizend zeshonderdzevenennegentig euro en achttien cent) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 26 (zesentwintig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 16 april 2020.

Vordering tenuitvoerlegging

Wijst afde vordering van de officier van justitie van 24 juni 2021, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Gelderland van 22 mei 2019, parketnummer 05-115517-19, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 2 weken.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
Aldus gewezen door
mr. R.W. van Zuijlen, voorzitter,
mr. M. Keppels en mr. R.R.H. Laurens, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. I.M.G. van der Lee, griffier,
en op 14 februari 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. R.R.H. Laurens is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 14 februari 2023.
Tegenwoordig:
mr. M. Keppels, voorzitter,
mr. A. Hermelink, advocaat-generaal,
mr. I.M.G. van der Lee, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.