ECLI:NL:GHARL:2023:1343

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
2 februari 2023
Publicatiedatum
15 februari 2023
Zaaknummer
TBS P22/333
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Penitentiair strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de verlengingsbeslissing van de rechtbank en beperking van de terbeschikkingstelling tot één jaar

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 2 februari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Noord-Holland, die op 25 oktober 2022 de terbeschikkingstelling van de veroordeelde met twee jaar had verlengd. Het hof heeft de verlengingsbeslissing vernietigd en de terbeschikkingstelling met één jaar verlengd. De terbeschikkinggestelde, geboren in 1975 en verblijvende in het Centrum voor Transculturele Psychiatrie Veldzicht, heeft de wens om terug te keren naar zijn land van herkomst, Somalië. De kliniek heeft echter de verdere toewerking naar repatriëring afhankelijk gesteld van een succesvolle seksuologische behandeling, wat het hof als problematisch heeft ervaren gezien de motivatie van de terbeschikkinggestelde voor deze behandeling. Het hof heeft vastgesteld dat er bij de terbeschikkinggestelde sprake is van verschillende psychische stoornissen, waaronder schizofrenie en een persoonlijkheidsstoornis, en dat er een hoog risico op recidive bestaat. De psychiater en psycholoog hebben verschillende inschattingen gemaakt van het recidiverisico, maar het hof heeft besloten om de terbeschikkingstelling te verlengen met één jaar om de voortgang van de behandeling en het repatriëringstraject te monitoren. Het hof heeft benadrukt dat de voortgang van repatriëring niet afhankelijk kan worden gesteld van de succesvolle afronding van de seksuologische behandeling, gezien de ontkennende houding van de terbeschikkinggestelde.

Uitspraak

TBS P22/333
Beslissing d.d. 2 februari 2023
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van
[veroordeelde],
geboren te [geboorteplaats] ) op [geboortedag] 1975,
verblijvende in het Centrum voor Transculturele Psychiatrie Veldzicht in Balkbrug (hierna: de kliniek).
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Alkmaar, van 25 oktober 2022, houdende verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van twee jaar.
Het hof heeft gelet op dezelfde stukken als de rechtbank en daarnaast op:
- het proces-verbaal van het onderzoek in eerste aanleg;
- de beslissing waarvan beroep;
- de akte van 28 oktober 2022 waarbij de terbeschikkinggestelde hoger beroep heeft ingesteld;
- de aanvullende informatie van de kliniek van 4 januari 2023 en de wettelijke aantekeningen van 22 april 2022 tot en met 20 oktober 2022.
Het hof heeft ter zitting van 19 januari 2023 gehoord de terbeschikkinggestelde, bijgestaan door zijn raadsman mr. M. Berbee, advocaat te Den Helder, en de advocaat-generaal mr. D.J. de Jong.

Overwegingen:

Het standpunt van de terbeschikkinggestelde
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de terbeschikkingstelling niet met twee jaren, maar met één jaar dient te worden verlengd. De terbeschikkinggestelde wil terugkeren naar zijn land van herkomst. De kliniek heeft deze terugkeer afhankelijk gesteld van nadere delictanalyse en behandeling bij een seksuoloog. In de vorige kliniek was echter ook al een delictanalyse opgesteld en was er reeds een dergelijke behandeling opgestart. Er zijn de nodige stappen gezet richting repatriëring van de terbeschikkinggestelde en hij volgt, ondertussen, wederom behandeling bij een seksuoloog. Gelet hierop dient de terbeschikkingstelling met één jaar te worden verlengd, zodat na dat jaar kan worden gekeken of de behandeling is afgerond en wat de status is van het repatriëringstraject, aldus de raadsman.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de terbeschikkingstelling kan worden verlengd met één jaar. Sinds de beslissing van de rechtbank werkt de terbeschikkinggestelde mee aan de behandeling bij een seksuoloog. Hij realiseert zich dat deze behandeling van belang is voor zijn wens om terug te keren naar zijn land van herkomst. Om een vinger aan de pols te houden met betrekking tot deze behandeling en het repatriëringstraject dient de terbeschikkingstelling met één jaar in plaats van twee jaren te worden verlengd, aldus de advocaat-generaal.
Het oordeel van het hof
Vernietiging van de beslissing waarvan beroep
Het hof zal de beslissing van de rechtbank vernietigen, omdat het hof tot een ander oordeel komt dan de rechtbank. Het hof zal opnieuw rechtdoen.
Indexdelict
Het hof stelt vast dat de terbeschikkinggestelde bij arrest van het gerechtshof te Amsterdam van 3 augustus 2007 is veroordeeld ter zake van verkrachting. Dit is een misdrijf dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
Stoornis
Uit de hiervoor genoemde rapporten volgt dat bij de terbeschikkinggestelde in ieder geval sprake is van schizofrenie, een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis, een stoornis in gebruik van alcohol en drugs. Er is dan ook nog sprake van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens.
Verlenging van de terbeschikkingstelling
Gelet op de adviezen van de kliniek en de externe deskundigen en rekening houdend met de andere omstandigheden die op de zitting naar voren zijn gekomen, is het hof van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen verlenging van de terbeschikkingstelling eist.
Duur van de verlenging
Het hof heeft als uitgangspunt dat de terbeschikkingstelling verlengd dient te worden met een termijn van twee jaren wanneer aannemelijk is geworden dat de behandeling en resocialisatie van de terbeschikkinggestelde in het bestaande juridische kader meer tijd in beslag zal nemen dan de tijd die resteert bij een verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van een jaar. Het hof ziet in dit geval aanleiding om van dit uitgangspunt af te wijken.
De terbeschikkinggestelde heeft geen rechtmatig verblijf in Nederland en heeft de wens terug te keren naar zijn land van herkomst. De kliniek stelt dat repatriëring in theorie uitvoerbaar is, maar stelt het verder toewerken naar repatriëring afhankelijk van een nieuwe delictanalyse en seksuologische behandeling. De kliniek gaat uit van een hoog risico op gewelddadige seksuele recidive buiten de huidige (tbs-)context en leidt uit een recent afgenomen seksuele anamnese af dat sprake is van een verstoorde seksualiteitsbeleving, die tot op heden onbehandeld is. Het opstellen van vernieuwde delictanalyse en de seksuologische behandeling wordt bemoeilijkt door de ontkenning van het indexdelict door de terbeschikkinggestelde en doordat hij ambivalent is in de deelname aan de seksuologische behandeling.
Psychiater Westerborg heeft (onder meer) over de zedenproblematiek van de terbeschikkinggestelde geschreven dat bij beoordeling met risicotaxatie-instrument STATIC 99-R geen aanwijzingen naar voren komen voor het bestaan van wezenlijke zedenproblematiek. Er zou sprake kunnen zijn van een matig verhoogd recidiverisico, maar dit gegeven voegt nauwelijks iets wezenlijks toe aan de uiteindelijke overwegingen voor het bestaan van risico’s. Volgens de psychiater is het niet zinvol een behandeling naar aanleiding van de aangevulde delictanalyse en seksuele anamnese te starten. Ten eerste kent deze behandeling een lange wachttijd en ten tweede zullen de resultaten daarvan waarschijnlijk zeer beperkt zijn omdat de terbeschikkinggestelde daaraan niet zal meewerken. Verdere diagnostiek is niet meer zinvol. De psychiater adviseert verlenging van de maatregel met één jaar om een vinger aan de pols te houden van de repatriëring naar Somalië .
Psycholoog Van Giessen komt op basis van de gestructureerde risicotaxatie tot een iets lagere inschatting (matig-hoog) van het recidiverisico dan de kliniek. Het recidiverisico wordt niet als acuut ingeschat. Dit risico ontstaat pas als sprake is van maatschappelijk en sociaal deraillement, het stoppen met medicatie en het weer beginnen met drugs. Daarnaast zal ook nog sprake moeten zijn van seksuele frustraties. Voorafgaand aan het indexdelict is de terbeschikkinggestelde niet eerder wegens een zedendelict veroordeeld, ook niet tussen 2002 en 2005 (de periode tussen het delict en de aanhouding van de terbeschikkinggestelde). Evenmin is tijdens de behandeling in het kader van de terbeschikkingstelling vanaf 2010 ooit sprake geweest van seksueel grensoverschrijdend gedrag, ook niet in de periode 2010-2011, toen hij nog psychotisch was. De psycholoog merkt op dat het recidiverisico niet moet worden overschat en pleit ervoor te voorkomen dat verdere (seksuologische) behandeling ten koste zal gaan van een zo spoedig mogelijke repatriëring van de terbeschikkinggestelde.
Het hof overweegt als volgt.
De voortgang van repatriëring afhankelijk stellen van een succesvolle seksuologische behandeling kan in het onderhavige geval tot een patstelling leiden. Dit gezien de (deels) ontkennende houding van de terbeschikkinggestelde en zijn weinig intrinsiek gebleken motivatie voor die behandeling. Tegelijkertijd kunnen, mede gelet op hetgeen de externe rapporteurs hebben overwogen in hun rapporten, vraagtekens worden gesteld bij het effect van een seksuologische behandeling op het verder terugdringen van het recidiverisico tot een voor een zorgvuldige repatriëring aanvaardbaar niveau.
In het voorgaande ziet het hof aanleiding de duur van de verlenging van de terbeschikkingstelling te beperken tot een jaar, zodat op een relatief korte termijn opnieuw een rechterlijke beoordeling zal plaatsvinden van de ontwikkelingen met betrekking tot (onder meer) het toewerken naar repatriëring.

Beslissing

Het hof:
Vernietigt de beslissing van de rechtbank Noord-Holland van 25 oktober 2022 met betrekking tot de terbeschikkinggestelde [veroordeelde] .
Verlengt de terbeschikkingstelling met een termijn van
een jaar.
Aldus gedaan door
mr. M.E. van Wees als voorzitter,
mr. G. Mintjes en mr. W.A. Holland als raadsheren,
en drs. P.K.J. Ronhaar en drs. I. Breukel als raden,
in tegenwoordigheid van mr. C. Aalders als griffier,
en op 2 februari 2023 in het openbaar uitgesproken.
De raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.