ECLI:NL:GHARL:2023:1330

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
14 februari 2023
Publicatiedatum
14 februari 2023
Zaaknummer
200.319.079
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling minderjarige na veranderingen in opvoedsituatie

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 14 februari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de ondertoezichtstelling van een minderjarige. De vader, verzoeker in hoger beroep, heeft de bestreden beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 5 september 2022 aangevochten. De kinderrechter had de ondertoezichtstelling van de minderjarige verlengd met zes maanden, tot 10 maart 2023, vanwege grote zorgen over de ontwikkeling van het kind. De minderjarige, geboren in 2016, heeft in de afgelopen periode meerdere keren gewisseld van woonplek, wat heeft geleid tot een onzekere situatie. De vader heeft in hoger beroep verzocht om de beschikking te vernietigen en het verzoek van de gecertificeerde instelling, Stichting Jeugdbescherming Gelderland, tot verlenging van de ondertoezichtstelling af te wijzen.

Tijdens de mondelinge behandeling op 24 januari 2023 is gebleken dat de minderjarige na de bestreden beschikking opnieuw bij haar tante heeft gewoond, maar uiteindelijk weer bij de moeder is teruggebracht. De moeder kon echter niet langer voor de minderjarige zorgen, waardoor de minderjarige nu bij de vader woont. Het hof heeft vastgesteld dat er veel onzekerheid is over de opvoedsituatie van de minderjarige en dat er geen zicht is op een stabiele woonplek. De vader lijkt niet voldoende in te zien dat er problemen zijn en de samenwerking met de GI verloopt moeizaam. Dit alles heeft geleid tot de conclusie dat de ondertoezichtstelling terecht is verlengd, om de ontwikkeling van de minderjarige te waarborgen.

Het hof heeft de bestreden beschikking bekrachtigd, waarbij het belang van de minderjarige voorop staat. De beslissing is genomen door een collegiaal hof, waarbij de rechters zijn bijgestaan door een griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.319.079
(zaaknummer rechtbank Gelderland 407959)
beschikking van 14 februari 2023
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. R.G. Jagesar te Den Haag,
en
de gecertificeerde instelling
Stichting Jeugdbescherming Gelderland,
gevestigd te Harderwijk,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de GI.
Als overige belanghebbende is aangemerkt:
[de moeder],
wonende te [woonplaats2] ,
verder te noemen: de moeder.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kinderrechter in van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 5 september 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer, hierna ook te noemen: de bestreden beschikking.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het beroepschrift met producties, ingekomen op 21 november 2022;
  • het verweerschrift van de GI met producties.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 24 januari 2023 plaatsgevonden. Aanwezig waren:
  • namens de vader zijn advocaat,
  • een vertegenwoordiger van de GI
De moeder en de raad voor de kinderbescherming hebben zich voorafgaand aan de mondelinge behandeling afgemeld.

3.De feiten

3.1
De vader en de moeder zijn de ouders van [de minderjarige] , geboren [in] 2016. De ouders zijn sinds juni 2022 gezamenlijk belast met het gezag over [de minderjarige] .
3.2
Bij beschikking van 10 september 2019 heeft de kinderrechter [de minderjarige] onder toezicht gesteld van de GI tot 10 september 2020. Deze ondertoezichtstelling is daarna steeds verlengd, laatstelijk bij beschikking van 7 september 2021 tot 10 september 2022.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking heeft de kinderrechter de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] verlengd met zes maanden, tot 10 maart 2023.
4.2
De vader is met één grief in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. De vader verzoekt het hof om die beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, het verzoek van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] alsnog af te wijzen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
De kinderrechter mag een kind onder toezicht stellen als er grote zorgen zijn over zijn ontwikkeling. Daarbij werken de ouders niet of niet genoeg mee aan vrijwillige hulpverlening. Het moet wel zo zijn dat de ouders de verzorging en opvoeding na een tijdje weer helemaal zelf kunnen gaan doen (artikel 1:255 BW).
De kinderrechter kan de ondertoezichtstelling verlengen. Dat mag steeds voor maximaal een jaar (artikel 1:260 BW).
5.2
Het hof vindt verlenging van de ondertoezichtstelling noodzakelijk en zal dat hierna uitleggen. Er is veel onzekerheid in de opvoedsituatie van [de minderjarige] . [de minderjarige] woonde ten tijde van de bestreden beschikking bij de moeder nadat zij kort daarvoor bij haar tante had gewoond. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat [de minderjarige] ná de bestreden beschikking opnieuw bij haar tante is gaan wonen, maar toen de tante op vakantie ging, heeft zij [de minderjarige] zonder aankondiging terug naar de moeder gebracht. Omdat de moeder niet langer voor [de minderjarige] kon zorgen, heeft zij met de vader overlegd en sindsdien woont [de minderjarige] nu bij de vader. Uit het voorgaande blijkt dat de nog jonge [de minderjarige] de afgelopen tijd meerdere keren is geconfronteerd met een nieuwe opvoedsituatie. Daarbij komt dat er geen enkel zicht is op de opvoedsituatie bij de vader en dat onduidelijk is of [de minderjarige] bij de vader kan blijven wonen. Hierbij speelt een belangrijke rol dat de vader - ondanks de vele wisselingen in haar opvoedsituatie - geen problemen bij [de minderjarige] lijkt te zien, waardoor het de vraag is in hoeverre de vader zich op vrijwillige basis zal inzetten voor eventuele hulpverlening. De vader stelt weliswaar dat hij zijn medewerking geeft, maar vast staat dat er nog geen hulpverlening tot stand is gekomen. Tot slot verloopt de samenwerking tussen de GI en de vader moeizaam en dat is niet in het belang van [de minderjarige] . Door al deze onzekerheden wordt [de minderjarige] ernstig bedreigd in haar ontwikkeling en zijn er grote zorgen over haar en is de ondertoezichtstelling dus terecht verlengd.

6.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen dient het hof de bestreden beschikking te bekrachtigen.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 5 september 2022.
Deze beschikking is gegeven door mrs. R. Feunekes, K. Mans en D.J.I. Kroezen, bijgestaan door mr. M. van Esveld als griffier, en is op 14 februari 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.