Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep, verder te noemen: de moeder,
Stichting Jeugdbescherming Gelderland,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten
4.De omvang van het geschil
primair: een omgangsregeling vast te stellen van één keer in de twee weken van vrijdag na school waarbij de vader de kinderen ophaalt van school tot maandagochtend en waarbij, naar het hof begrijpt, de moeder verzoekt om IAG in te schakelen die in het weekend bij de vader thuis begeleide omgang en observatie kan bieden. In de andere week is er dan op woensdagmiddag een videobelmoment tussen de vader en de kinderen.
Daarnaast verzoekt de moeder bij deze omgangsregeling te bepalen dat de vader twee weken vakantie per jaar heeft met de kinderen, waarbij de vader, voordat hij vakantie aanvraagt bij zijn werkgever, met de moeder in overleg treedt over wanneer hij deze vakantie zou willen plannen:
5.De motivering van de beslissing
De kinderen lijden onder de situatie. Ze zijn in een ernstig loyaliteitsconflict terechtgekomen waarbij zij lijken te kiezen voor de moeder. Zij laten moeilijk gedrag zien en zij doen zeer zorgelijke uitspraken.
Omdat er een patstelling leek te ontstaan en het ook de GI niet lukte om die te doorbreken terwijl de zorgen over de kinderen verder toenamen, heeft de GI een verzoek tot wijziging van de zorgregeling gedaan. De daarop door de kinderrechter vastgestelde zorgregeling is tot op heden echter niet van de grond gekomen. De samenwerking tussen de moeder en de GI verloopt stroef en de moeder heeft niet willen meewerken aan de opbouw en uitvoering van deze regeling.
De moeder heeft inmiddels van de GI een schriftelijke aanwijzing gekregen om mee te werken aan de opbouw naar de 7/7 regeling. Daarop heeft de moeder een verzoek tot vervallenverklaring van de aanwijzing gedaan bij de kinderrechter. Ten tijde van de mondelinge behandeling was er in die zaak nog geen beschikking gegeven.
Weliswaar stelt de moeder dat dit komt doordat het bij de vader niet veilig is, maar het hof is het met de rechtbank eens dat niet is gebleken van contra-indicaties voor een (langer) verblijf van de kinderen bij de vader. Het contact tussen de vader en de kinderen is gedurende meerdere jaren op verscheidene momenten geobserveerd en daaruit zijn geen zorgen naar voren gekomen. De kinderen laten aan de GI en aan de vader weten dat zij het fijn vinden bij de vader. Het hof is het met de rechtbank eens dat het er veeleer op lijkt dat het de moeder niet lukt om in te zien dat de kinderen bij beide ouders volstrekt andere uitspraken doen of signalen afgeven, als gevolg van een groot loyaliteitsconflict, en dat zij zich daardoor nu genoodzaakt voelen om ‘partij te kiezen’.