ECLI:NL:GHARL:2023:1325

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
14 februari 2023
Publicatiedatum
14 februari 2023
Zaaknummer
200.314.431
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging zorgregeling in het belang van de kinderen met betrekking tot de omgangsregeling tussen ouders

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 14 februari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de zorgregeling van twee minderjarige kinderen, [de minderjarige1] en [de minderjarige2], die onder toezicht zijn gesteld. De moeder, verzoekster in hoger beroep, heeft bezwaar gemaakt tegen de wijziging van de zorgregeling die door de kinderrechter was vastgesteld. De GI had verzocht om een regeling waarbij de kinderen afwisselend zeven dagen bij de ene ouder en zeven dagen bij de andere ouder verblijven, in plaats van de eerder vastgestelde weekendregeling. Het hof oordeelt dat deze wijziging noodzakelijk is in het belang van de kinderen, gezien de ernstige loyaliteitsproblematiek en de problemen die de kinderen ervaren bij het schakelen tussen de twee opvoedsituaties. Het hof heeft vastgesteld dat de ouders al jarenlang in conflict zijn en dat de situatie van de kinderen niet verbetert onder de huidige regeling. De ouders en de GI hebben allemaal erkend dat de zorgelijke situatie voortduurt. Het hof heeft besloten de bestreden beschikking te bekrachtigen en de ouders te verplichten om samen met de GI te werken aan de nieuwe zorgregeling. De beslissing is genomen met inachtneming van de mening van de kinderen, die mogelijk baat hebben bij een nieuwe regeling die hen meer stabiliteit en gelijkwaardigheid biedt in de omgang met beide ouders.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.314.431
(zaaknummer rechtbank Gelderland 401006)
beschikking van 14 februari 2023
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoekster in hoger beroep, verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. C.C. Sneper te Baarn,
en
de gecertificeerde instelling
Stichting Jeugdbescherming Gelderland,
gevestigd te Nijmegen,
verweerster in hoger beroep, verder te noemen: de GI.
Als overige belanghebbende is aangemerkt:
[de vader],
wonende te [woonplaats1] ,
verder te noemen: de vader.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, van 25 april 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer (verder ook te noemen: de bestreden beschikking).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 25 juli 2022;
- een journaalbericht van mr. Sneper van 7 oktober 2022, met producties;
- het verweerschrift met productie;
- een journaalbericht van mr. Sneper van 16 januari 2023, met producties.
2.2
Op 23 januari 2023 heeft [de minderjarige1] gesproken met één van de raadsheren van het hof.
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 26 januari 2022 plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- twee vertegenwoordigers namens de GI;
- de vader;
- een vertegenwoordiger namens de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad).

3.De feiten

3.1
De moeder en de vader zijn de ouders van:
- [de minderjarige1] , geboren [in] 2010 te [plaats1] , en
- [de minderjarige2] , geboren [in] 2013 te [plaats1] ,
De moeder en de vader oefenen gezamenlijk het gezag uit over [de minderjarige1] en [de minderjarige2] (verder gezamenlijk te noemen: de kinderen).
3.2
Bij beschikking van 3 mei 2019 zijn [de minderjarige1] en [de minderjarige2] onder toezicht gesteld. De ondertoezichtstelling is nadien steeds verlengd, laatstelijk bij beschikking van 19 april 2022, tot 3 mei 2023.
3.3
Bij beschikking van 4 september 2020 heeft de rechtbank, voor zover hier van belang, de bij beschikking van 16 maart 2016 vastgestelde zorgregeling gewijzigd en als regeling ter verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (hierna: zorgregeling) vastgesteld dat onder regie van de GI wordt toegewerkt naar een zorgregeling waarbij de kinderen de ene week van vrijdag uit school tot maandagochtend naar school bij de vader verblijven en in de andere week van vrijdag na school tot vrijdagavond 20.00 uur. De vakanties en feestdagen verdelen de ouders in onderling overleg, onder regie van de GI.
3.4
Bij verzoekschrift, ingekomen bij de rechtbank op 10 maart 2022, heeft de GI verzocht de op 4 september 2020 vastgestelde zorgregeling te wijzigen in die zin dat
de kinderen zeven dagen achtereenvolgend bij de ene ouder verblijven en zeven dagen
achtereenvolgend bij de andere ouder, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de kinderrechter de zorgregeling van 4 september 2020 gewijzigd, en bepaald dat onder regie van de GI toegewerkt zal worden naar een regeling waarin de kinderen zeven dagen achtereenvolgend bij de ene ouder verblijven en zeven dagen achtereenvolgend bij de andere ouder en het meer of anders verzochte afgewezen.
4.2
De moeder is met drie grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. De moeder verzoekt het hof om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat die beschikking wordt vernietigd, inhoudende dat het verzoek van de GI alsnog wordt afgewezen en bij wege van zelfstandig verzoek:
primair: een omgangsregeling vast te stellen van één keer in de twee weken van vrijdag na school waarbij de vader de kinderen ophaalt van school tot maandagochtend en waarbij, naar het hof begrijpt, de moeder verzoekt om IAG in te schakelen die in het weekend bij de vader thuis begeleide omgang en observatie kan bieden. In de andere week is er dan op woensdagmiddag een videobelmoment tussen de vader en de kinderen.
Daarnaast verzoekt de moeder bij deze omgangsregeling te bepalen dat de vader twee weken vakantie per jaar heeft met de kinderen, waarbij de vader, voordat hij vakantie aanvraagt bij zijn werkgever, met de moeder in overleg treedt over wanneer hij deze vakantie zou willen plannen:
- subsidiair: een omgangsregeling vast te stellen met een 5/9 verdeling waarbij de kinderen 9 dagen bij de moeder zijn onder dezelfde voorwaarden als hiervoor, dus met IAG in de vorm van begeleide omgang en observatie. Daarnaast verzoekt de moeder daarbij te bepalen dat de vader twee weken vakantie per jaar heeft met de kinderen waarbij hij voorafgaand aan het indienen van zijn vakantierooster bij zijn werkgever met de moeder in overleg treedt over wanneer de vader deze vakantie zou willen plannen;
- dan wel een beslissing te nemen als het hof juist en in het belang van de kinderen acht.
4.3
De GI voert verweer en vraagt het hof om het hoger beroep af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Ingevolge artikel 1:265g lid 1 van het Burgerlijk Wetboek kan de kinderrechter op verzoek van de GI een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken of een regeling inzake de uitoefening van het recht op omgang vaststellen of wijzigen voor zover dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk is.
5.2
Evenals de kinderrechter is het hof van oordeel dat wijziging van de zorgregeling naar een regeling waarbij de ouders onder regie van de GI toewerken naar een regeling waarbij de kinderen zeven dagen opeenvolgend bij de ene ouder verblijven en zeven dagen opeenvolgend bij de ander ouder (verder: de 7/7 regeling), in het belang van de kinderen noodzakelijk is. Het hof sluit zich aan bij de overwegingen van de kinderrechter, neemt deze na eigen onderzoek over, en voegt hieraan het volgende toe.
5.3
Gebleken is dat de moeder en de vader al jarenlang in een strijd met elkaar zijn verwikkeld. Ondanks de inzet van diverse vormen van hulpverlening is hun onderlinge communicatie niet verbeterd. De moeder heeft tijdens de zitting toegelicht dat zij zich nog steeds zorgen maakt over de veiligheid en het welzijn van de kinderen bij de vader thuis. Zij baseert zich daarbij vooral op de uitspraken die de kinderen zelf doen. De vader weerspreekt met klem dat de kinderen bij hem, op welke manier dan ook, onveilig zijn. De ouders zijn lijnrecht tegenover elkaar komen te staan. De GI heeft tijdens de zitting benadrukt dat zij de zorgen van de moeder, over de situatie bij de vader thuis, niet deelt. Ook de andere hulpverlening onderschrijft de zorgen van de moeder over de vader niet, aldus de GI. De GI ziet dat vooral het gebrek aan vertrouwen van de moeder in de vader de kinderen parten is gaan spelen.
De kinderen lijden onder de situatie. Ze zijn in een ernstig loyaliteitsconflict terechtgekomen waarbij zij lijken te kiezen voor de moeder. Zij laten moeilijk gedrag zien en zij doen zeer zorgelijke uitspraken.
Omdat er een patstelling leek te ontstaan en het ook de GI niet lukte om die te doorbreken terwijl de zorgen over de kinderen verder toenamen, heeft de GI een verzoek tot wijziging van de zorgregeling gedaan. De daarop door de kinderrechter vastgestelde zorgregeling is tot op heden echter niet van de grond gekomen. De samenwerking tussen de moeder en de GI verloopt stroef en de moeder heeft niet willen meewerken aan de opbouw en uitvoering van deze regeling.
De moeder heeft inmiddels van de GI een schriftelijke aanwijzing gekregen om mee te werken aan de opbouw naar de 7/7 regeling. Daarop heeft de moeder een verzoek tot vervallenverklaring van de aanwijzing gedaan bij de kinderrechter. Ten tijde van de mondelinge behandeling was er in die zaak nog geen beschikking gegeven.
5.4
De moeder verzoekt het hof om de weekendregeling (zoals vastgelegd in september 2020) te handhaven. Maar hoewel op dit moment nog steeds uitvoering wordt geven aan de weekendregeling zoals die voorafgaand aan de bestreden beschikking al bestond, is de situatie van de kinderen niet verbeterd. De ouders en de GI erkennen allemaal dat de zorgelijke situatie zoals die bestond ten tijde van de bestreden beschikking, nog steeds bestaat. Voor het hof is daarmee voldoende komen vast te staan dat het handhaven van de weekendregeling de zorgen niet (afdoende) zal doen afnemen. De kinderen raken steeds verder klem tussen de ouders. Zij doen steeds zorgelijker uitspraken en lijken verder beschadigd te raken.
Weliswaar stelt de moeder dat dit komt doordat het bij de vader niet veilig is, maar het hof is het met de rechtbank eens dat niet is gebleken van contra-indicaties voor een (langer) verblijf van de kinderen bij de vader. Het contact tussen de vader en de kinderen is gedurende meerdere jaren op verscheidene momenten geobserveerd en daaruit zijn geen zorgen naar voren gekomen. De kinderen laten aan de GI en aan de vader weten dat zij het fijn vinden bij de vader. Het hof is het met de rechtbank eens dat het er veeleer op lijkt dat het de moeder niet lukt om in te zien dat de kinderen bij beide ouders volstrekt andere uitspraken doen of signalen afgeven, als gevolg van een groot loyaliteitsconflict, en dat zij zich daardoor nu genoodzaakt voelen om ‘partij te kiezen’.
5.5
Ook de raad heeft op de zitting gezegd dat de kinderen enorm klem zitten tussen de ouders en dat de zorgen groot zijn. De hulpverlening kan daarnaast alleen via therapeutische gesprekken met de kinderen praten over dieperliggende onderwerpen. De kinderen voelen bij de moeder niet de vrijheid om te vertellen hoe het bij de vader is, aldus de raad. De raad heeft geadviseerd tot bekrachtiging van de 7/7 (opbouw) regeling, maar daarbij opgemerkt dat een (tijdelijke) uithuisplaatsing van de kinderen in een neutraal pleeggezin eigenlijk de enige oplossing lijkt te zijn. De raad heeft verder geadviseerd om in de opbouwperiode van de 7/7 regeling intensieve begeleiding in te zetten bij de vader thuis. Die begeleiding is niet bedoeld om aan te tonen dat het veilig is bij de vader, maar vooral om de moeder tegemoet te komen in haar zorgen over de veiligheid en het welbevinden van de kinderen.
5.6
Het hof is het met de raad eens dat in de opbouwfase, op doordeweekse dagen, bij de vader (intensieve ambulante gezins)begeleiding moet worden ingezet. Het hof zal niet in het dictum opnemen dat die begeleiding moet worden ingezet (de uitvoering van de ondertoezichtstelling is immers aan de GI) maar vertrouwt erop dat alle belanghebbenden daaraan zullen meewerken. De vader heeft tijdens de zitting verklaard dat hij aan die begeleiding zal meewerken en ook de GI heeft gezegd dat zij bereid is dit zo spoedig mogelijk in te zetten. De moeder heeft tijdens de zitting laten weten dat zij hier achter staat.
5.7
Gelet op het voorgaande, in het bijzonder de ernstige loyaliteitsproblematiek van de kinderen en de problemen die de kinderen ervaren bij het schakelen tussen de twee opvoedsituaties, oordeelt het hof dat een verdeling waarbij de kinderen bij beide ouders langere tijd achtereen verblijven op dit moment het meest in het belang is van de kinderen. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat niet is gesteld of gebleken dat de situatie van de kinderen verder zou verslechteren indien de kinderen langer dan een weekend per twee weken naar de vader zouden gaan. De 7/7 regeling geeft de kinderen hoogstwaarschijnlijk meer rust en biedt bovendien meer gelijkwaardigheid in het ouderschap dan nu het geval is. Dat laatste is van belang voor zowel de ouders als de kinderen. Verder neemt het hof in aanmerking dat de ouders op loopafstand van elkaar wonen en dat de 7/7 regeling in praktisch opzicht dus voldoende werkbaar is.
5.8
Het verzoek van de moeder om te bepalen dat de kinderen in de zomervakantie twee weken bij de vader zijn waarbij de vader met de moeder in overleg dient te treden over wanneer hij deze twee weken zou willen plannen, zal het hof afwijzen. Evenals de kinderrechter is het hof van oordeel dat deze verdeling onder regie van de GI dient plaats te vinden. Vanzelfsprekend moeten de ouders (samen met de GI, zo nodig) wel met elkaar overleggen over de verdeling en invulling van de vakanties en feestdagen.
5.9
[de minderjarige1] had tijdens het kindgesprek een duidelijke mening over het contact met de vader. De weekendregeling zoals die nu wordt uitgevoerd, moet zo blijven en niet verder worden uitgebreid, aldus [de minderjarige1] . Aan [de minderjarige1] wil het hof meegeven dat het hof zijn mening heeft gehoord en meegewogen bij de beslissing. Daar voegt het hof aan toe dat zijn mening lijkt te zijn ingegeven vanuit de huidige situatie die al heel lang bestaat en waarin het niet goed gaat met hem. De 7/7 regeling betekent dat er hele nieuwe situatie kan en zal ontstaan. Die nieuwe situatie geeft [de minderjarige1] , en [de minderjarige2] , mogelijk de kans om uit de oude situatie te raken en nieuwe, positieve, ervaringen op te doen bij de vader.

6.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, slagen de grieven gedeeltelijk. Het hof zal de bestreden beschikking bekrachtigen en aanvullen als volgt.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, van 25 april 2022;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E. de Boer, K.A.M. van Os-ten Have en K. Mans en is op 14 februari 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.