ECLI:NL:GHARL:2023:1316

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
14 februari 2023
Publicatiedatum
14 februari 2023
Zaaknummer
200.302.434
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gezagsbeëindiging en voogdij bij ernstige ontwikkelingsbedreiging van een minderjarige

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 14 februari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de gezagsbeëindiging van een minderjarige. De moeder, verzoekster in hoger beroep, heeft haar gezag over de minderjarige verloren, en de pleegvader is belast met de voogdij. De zaak is voortgekomen uit een eerdere beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, waarin werd vastgesteld dat er een ernstige ontwikkelingsbedreiging voor de minderjarige bestaat. De moeder heeft in haar reactie op het rapport van de raad voor de kinderbescherming aangevoerd dat de minderjarige regelmatig bij haar wegloopt en dat zij zich afvraagt of de pleegvader in staat is om aan zijn behoeften te voldoen. Het hof heeft echter geoordeeld dat de pleegvader de enige stabiele factor is in het leven van de minderjarige en dat het in zijn belang is dat de pleegvader de voogdij behoudt. Het hof heeft de eerdere beschikking bekrachtigd, waarbij is vastgesteld dat de moeder niet in staat is gebleken om de verantwoordelijkheid voor de verzorging van de minderjarige binnen een aanvaardbare termijn te dragen. De moeder heeft onvoldoende probleembesef en is niet in staat om adequaat samen te werken met de hulpverlening. Het hof heeft geconcludeerd dat de pleegvader, ondanks de ingrijpende gebeurtenissen, consequent beschikbaar blijft voor de minderjarige en dat de continuïteit en stabiliteit in zijn opvoeding gewaarborgd moeten worden. De beslissing van het hof houdt in dat de pleegvader voortaan alleen de voogdij zal uitvoeren, nu de pleegmoeder is overleden.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.302.434
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 523052)
beschikking van 14 februari 2023
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoekster in hoger beroep, verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. B. Mor-Yazir te Utrecht,
en
de raad voor de kinderbescherming,
gevestigd te Utrecht,
verweerder in hoger beroep, verder te noemen: de raad.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
de gecertificeerde instelling
Stichting Samen Veilig Midden-Nederland,
gevestigd te Utrecht,
verder te noemen: de GI,
en
[de pleegvader]en
[de pleegmoeder](overleden),
wonende te [woonplaats1] ,
verder te noemen: de pleegvader respectievelijk de pleegmoeder,
ook wel gezamenlijk te noemen: de pleegouders.

1.Het verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Voor het verloop van het geding tot 9 augustus 2022 verwijst het hof naar zijn beschikking van die datum.
1.2
Het verdere verloop blijkt uit:
- een brief van de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad) van 2 november 2022 met als bijlage een rapport actualisatie onderzoek (verder: het rapport van 2 november 2022);
- een journaalbericht van mr. Mor-Yazir van 17 november 2022 met producties.
2. De motivering van de beslissing
2.1
Het hof blijft bij hetgeen is overwogen en beslist in de beschikking van 9 augustus 2022, voor zover hierna niet anders wordt overwogen of beslist.
2.2
In die beschikking heeft het hof, voor zover hier van belang, de raad verzocht een nader onderzoek in te (doen) stellen als onder 5.4 van die beschikking omschreven en daarover zo spoedig te rapporteren. Verder is bepaald dat de advocaat van de moeder, de GI en de pleegvader binnen twee weken na ontvangst van dat rapport daarop schriftelijk kunnen reageren. Iedere verdere beslissing is aangehouden.
2.3
Uit het rapport van 2 november 2022 blijkt onder meer als volgt. Een gezagsbeëindigende maatregel is nog steeds nodig voor [de minderjarige] . Er is al langere tijd sprake van een ernstige ontwikkelingsbedreiging bij [de minderjarige] . Het is in het belang van [de minderjarige] dat de pleegvader de voogdij behoudt over [de minderjarige] . De pleegvader is en blijft de enige stabiele factor voor [de minderjarige] . De pleegvader is nog steeds bereid om de voogdij te blijven dragen en hij zegt dat wanneer na behandeling [de minderjarige] ’s gedragsproblemen afnemen, hij verder kan opgroeien bij de pleegvader thuis. Het overlijden van de pleegmoeder heeft geen gevolgen voor het advies van de raad. Ten tijde van het onderzoek in 2021 was de pleegmoeder al ziek en ook toen al nam de pleegvader de rol van hoofdopvoeder op zich.
2.4.
De moeder voert in reactie op het rapport van 2 november 2022 onder meer aan dat [de minderjarige] steeds wegloopt bij de pleegvader en dan naar de moeder gaat. Dit is wellicht een teken dat hij de moeder vaker wil zien. De moeder waardeert het dat de pleegvader voor [de minderjarige] wil zorgen maar zij vraagt zich of hij in staat is om te voorzien in de behoeftes van [de minderjarige] . De moeder vreest dat als [de minderjarige] weer bij de pleegvader gaat wonen, hij opnieuw zal weglopen. [de minderjarige] is destijds bij de moeder uit huis geplaatst vanwege wegloopgedrag. Inmiddels is gebleken dat de uithuisplaatsing in dat gedrag geen verandering heeft gebracht. De moeder werkt al jaren aan haar eigen problematiek en ontvangt ondersteuning van het Leger des Heils. Zij wil, in het belang van [de minderjarige] , overal aan meewerken. De moeder begrijpt dan ook niet waarom haar gezag over [de minderjarige] is beëindigd en waarom de pleegvader is belast met de voogdij over [de minderjarige] .
2.5
De GI en de pleegvader hebben geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid tot het geven van een reactie op het rapport van 2 november 2022.
2.6
Het hof overweegt als volg. De moeder stelt in haar reactie op het rapport van
2 november 2022 dat [de minderjarige] in het kader van het meest recente raadsonderzoek gehoord had moeten worden. Naar het oordeel van het hof is [de minderjarige] voldoende in de gelegenheid gesteld om zijn mening met betrekking tot het onderhavige verzoek kenbaar te maken. [de minderjarige] is voorafgaand aan de mondelinge behandeling bij dit hof uitgenodigd voor een kindgesprek of om een brief te schrijven aan het hof. Hij heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt door het hof een brief te sturen en daarin zijn mening te geven. Daarnaast was het volgens de raad in het belang van [de minderjarige] niet wenselijk om hem te betrekken bij het actualisatie onderzoek. [de minderjarige] had in de periode ervoor veel ingrijpende gebeurtenissen meegemaakt en hij was net weer terecht na anderhalve week vermist te zijn geweest. [de minderjarige] had de rust nodig, aldus de raad.
2.7
Het hof zal de bestreden beschikking bekrachtigen omdat gebleken is dat [de minderjarige] bij de moeder zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd en de moeder niet in staat is gebleken de verantwoordelijkheid voor zijn verzorging en opvoeding te dragen binnen een voor [de minderjarige] aanvaardbaar te achten termijn.
ontwikkelingsbedreiging
2.8
Uit het rapport van de raad van 7 juni 2021 blijkt dat sprake is van een ernstig bedreigde ontwikkeling van [de minderjarige] . [de minderjarige] is een impulsieve jongen die veel structuur en begrenzing nodig heeft. Bij de moeder is sprake van persoonlijke problematiek en onvermogen om adequaat mee te werken met hulpverlening. Daardoor is de moeder niet in staat om [de minderjarige] die benodigde structuur en begrenzing te bieden. De moeder volgt daarnaast geen behandeling om te leren haar emoties beter te beheersen waardoor zij snel overspoeld raakt door haar emoties en daardoor onvoldoende duurzaam beschikbaar is als opvoeder voor [de minderjarige] . De moeder heeft onvoldoende probleembesef en is onvoldoende in staat op zichzelf te reflecteren. De situatie van de moeder is in de afgelopen jaren niet verbeterd. De moeder accepteert daarnaast niet dat [de minderjarige] bij de pleegvader opgroeit.
Na plaatsing van [de minderjarige] bij (toen nog) de pleegouders was een tijd sprake van een positieve ontwikkeling bij [de minderjarige] , zowel wat betreft school als zijn sociaal-emotionele ontwikkeling. [de minderjarige] was vrolijker, was weer begonnen met voetballen en had veel steun aan zijn oudere broer [naam1] , die sinds jonge leeftijd bij de pleegouders woont.
Uit het rapport van 2 november 2022 volgt dat nog steeds sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging bij [de minderjarige] . Sinds het raadsonderzoek in 2021 zijn de gedragsproblemen opnieuw toegenomen. Er is sprake van onder meer zelfbepalend gedrag, wegloopgedrag en [de minderjarige] heeft mogelijk antisociale contacten. Daarnaast is sprake van fysiek geweld door [de minderjarige] tegen de moeder, stelen van de moeder en mogelijke betrokkenheid bij drugsverkoop. Ook het recente verlies van een stabiele en beschermende volwassene (de pleegmoeder) vormt een ernstige bedreiging van de ontwikkeling van [de minderjarige] . [de minderjarige] verblijft op dit moment in een crisisopvang. Het betreft een voor de moeder geheime plaatsing.
aanvaardbare termijn
2.9
Voor het hof is duidelijk dat de moeder niet in staat is gebleken om de verantwoordelijkheid voor de verzorging van [de minderjarige] binnen een voor [de minderjarige] aanvaardbare termijn te dragen. Ondanks de ondersteuning door hulpverlening is de moeder niet in staat geweest om [de minderjarige] de structuur en veiligheid te bieden die hij voor zijn ontwikkeling nodig heeft. Na plaatsing bij de pleegouders vertoonde [de minderjarige] aanvankelijk een positieve ontwikkeling. Sinds het overlijden van de pleegmoeder zijn de zorgen over [de minderjarige] sterk toegenomen. Mede gelet op voornoemde ontwikkelingen moet voor [de minderjarige] zekerheid, continuïteit en een ongestoorde hechting worden gewaarborgd. [de minderjarige] heeft recht op duidelijkheid over zijn opvoedingsperspectief, zodat hij zich in dat opzicht onbelast kan ontwikkelen. Met de raad overweegt het hof dat het van belang is dat de pleegvader als constante factor degene is die beslissingen kan nemen over [de minderjarige] en mogelijk ook weer de dagelijkse verzorging op zich kan nemen. Ondanks de ingrijpende gebeurtenissen van de afgelopen periode, blijft de pleegvader consequent beschikbaar voor [de minderjarige] . Hij erkent de zorgen en staat open voor hulpverlening.
De tekortschietende opvoedvaardigheden van de moeder, haar beperkte zelfinzicht, de structureel moeizame samenwerkingsrelatie met de hulpverlening en het gebrek aan toestemming door de moeder voor het opgroeien van [de minderjarige] bij de pleegvader, vormen daarin een belemmerende factor.
Jaarlijkse verlenging van de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing betekent onzekerheid ten aanzien van het opvoedperspectief van [de minderjarige] , hetgeen een negatieve weerslag zal hebben op de opvoedsituatie in het pleeggezin en daarmee op de ontwikkeling van [de minderjarige] .

3.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, falen de grieven en zal het hof de bestreden beschikking bekrachtigen. Het overlijden van de pleegmoeder brengt van rechtswege mee dat de voogdij voortaan alleen zal worden uitgevoerd door de pleegvader.

4.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van
26 juli 2021, met dien verstande dat, door het overlijden van de pleegmoeder, de pleegvader alleen de voogdij zal uitvoeren;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. K.A.M. van Os- ten Have, R. Prakke- Nieuwenhuizen en R. Feunekes en is op 14 februari 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.