Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-001627-21
Uitspraak d.d.: 7 februari 2023
TEGENSPRAAK
Arrestvan de economische kamer van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de economische kamer van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, van 25 maart 2021 met parketnummer
08-994530-19 in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1948,
wonende te [woonplaats] , [adres] .
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 24 januari 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadslieden,
mr. E. van der Meer en mr. W. Sleijfer, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
De rechtbank heeft bij vonnis van 25 maart 2021, waartegen het hoger beroep is gericht, de verdachte ter zake van:
feit 1 subsidiair: het misdrijf: feitelijke leiding geven aan overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 3, eerste lid, van de Ontgrondingenwet, opzettelijk begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd;
feit 2 subsidiair: het misdrijf: feitelijke leiding geven aan valsheid in geschrift, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd;
feit 3 subsidiair: het misdrijf: feitelijke leiding geven aan opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd;
feit 4 subsidiair: het misdrijf: feitelijke leiding geven aan valsheid in geschrift, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd;
feit 5 subsidiair: het misdrijf: feitelijke leiding geven aan opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd,
veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 4.000,-, waarvan € 2.000,- voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren.
Het hof is van oordeel dat de rechtbank op juiste wijze en op goede gronden heeft beslist en zal het vonnis bevestigen met aanvulling van gronden, behalve voor zover het betreft de strafoplegging.
Ten aanzien van de op te leggen straf komt het hof tot een andere beslissing dan de rechtbank. In zoverre zal het vonnis dan ook worden vernietigd.