ECLI:NL:GHARL:2023:1155

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
13 januari 2023
Publicatiedatum
9 februari 2023
Zaaknummer
21-005211-21
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor artikel 138ab Wetboek van Strafrecht in hoger beroep tegen vonnis rechtbank Gelderland

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 13 januari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Gelderland, waarbij de verdachte op 15 november 2021 was vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. Het hoger beroep was ingesteld door de officier van justitie, die het niet eens was met de vrijspraak van de verdachte voor feit 2, dat betrekking had op het binnendringen in geautomatiseerde systemen van de Nationale Politie met behulp van valse sleutels. Tijdens de zittingen op 16 december 2022 en 13 januari 2023 heeft het hof de zaak behandeld, waarbij de advocaat-generaal en de verdediging hun standpunten hebben toegelicht. De advocaat-generaal betoogde dat de rechtbank ten onrechte had vrijgesproken, terwijl de verdediging aanvoerde dat er geen bewijs was voor het binnendringen en dat de verdachte handelde binnen de grenzen van zijn politietaak. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte in totaal 290 bevragingen in het politiesysteem heeft gedaan, maar dat er onvoldoende bewijs was dat deze bevragingen met een onwettig doel zijn gedaan. Het hof oordeelde dat de wederrechtelijkheid van het handelen van de verdachte niet wettig en overtuigend bewezen kon worden. Daarom heeft het hof het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte vrijgesproken van het onder 2 tenlastegelegde feit.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-005211-21
Uitspraak d.d.: 13 januari 2023
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 15 november 2021 met parketnummer 05-780029-20 in de strafzaak tegen

[verdachte]

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1989,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De officier van justitie heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis partieel hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 16 december 2022 en 13 januari 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw, mr. M. van der Steeg, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft bij vonnis van 15 november 2021, waartegen het hoger beroep is gericht, de verdachte vrijgesproken ten aanzien van het onder 1 en onder 2 tenlastegelegde.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen om proceseconomische redenen vernietigen en opnieuw rechtdoen.

Omvang van het hoger beroep

De officier van justitie heeft beperkt hoger beroep ingesteld. Het hoger beroep is enkel gericht tegen de vrijspraak ten aanzien van feit 2.
Dit betekent dat het vonnis waarvan beroep onherroepelijk is geworden wat betreft het oordeel van de rechtbank over feit 1.

De tenlastelegging

Aan verdachte is – voor zover in hoger beroep nog aan de orde - tenlastegelegd dat:
2.
hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 21 april 2017 tot en met 16 maart 2019 te [plaats 1] en/of [plaats 2] en/of (elders) in Nederland, meermalen, (telkens) opzettelijk en wederrechtelijk in een of meer (delen van) geautomatiseerde werken, namelijk in een of meer (delen van) servers van de Nationale Politie en/of andere (delen van) servers, te weten : Basis Voorziening Informatie- Integrale Bevragingen (BVI-IB) en/of Bluespot en/of Bluespot Monitor (BSM) en/of Basis Voorziening Handhaving (BVH) en/of VERONA en/of Gemeentelijke Basisadministratie Persoonsgegevens (GBA) en/of Rijksdienst voor het wegverkeer (RDW) en/of Strafrechtsketendatabank (SKDB), is binnengedrongen met behulp van één of meer valse sleutel(s) en/of signalen en/of door het aannemen van een of meer valse hoedanigh(i)ed(en), namelijk door onbevoegd gebruik te maken van een gebruikersnaam en/of wachtwoord en/of door zich met een gebruikersnaam en/of wachtwoord voor de applicatie BVI-IB en/of Meer Effectief op Straat (MEOS) en/of voor een of meer andere applicatie(s) toegang te verschaffen tot (delen van de) servers van de Nationale Politie en/of andere (delen van) servers, te weten BVI-IB en/of Bluespot en/of BSM en/of BVH en/of VERONA en/of GBA en/of RDW en/of SKDB, waarop (politie)informatie was geplaatst met een ander doel dan waarvoor hem, verdachte, die gebruikersnaam en/of dat wachtwoord ter beschikking stonden en/of waarvoor hem die toegang was toegestaan en/of (vervolgens) gegevens die waren opgeslagen en/of verwerkt en/of overgedragen door middel van (delen van) die/dat geautomatiseerde werk(en) waarin hij, verdachte, zich wederrechtelijk bevond, te weten
- ( vertrouwelijke) gegevens met betrekking tot incident [incident] en/of
- ( vertrouwelijke) gegevens met betrekking tot kenteken [kenteken] en/of
- ( vertrouwelijke) gegevens uit incident [incident] (betreffende politie-informatie over de persoon [naam] , geboren [geboortedatum] ) en/of
- ( vertrouwelijke) gegevens met betrekking tot verdachte zelf en/of
- ( vertrouwelijke) gegevens met betrekking tot een of meer familieleden van verdachte en/of - (vertrouwelijke) gegevens met betrekking tot een of meer vrienden en/of kennissen van verdachte en/of - (vertrouwelijke) gegevens met betrekking tot een of meer andere perso(o)n(en), althans (vertrouwelijke)(politie)informatie/ gegevens, voor zichzelf en/of (een) ander(en) heeft overgenomen en/of afgetapt en/of opgenomen.

Vrijspraak

Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft aangevoerd dat de rechtbank verdachte naar zijn oordeel ten onrechte heeft vrijgesproken. De advocaat-generaal is van oordeel dat het onduidelijk is waarom de rechtbank mee is gegaan in het verhaal van verdachte dat hij als gevolg van zijn contact met het Team Criminele Inlichtingen (hierna: de TCI) informatie is gaan verzamelen. Uit de mails die in het dossier zitten, kan volgens de advocaat-generaal niets van dien aard worden gehaald en verdachte heeft ook niet gesteld dat er meer contacten zijn geweest vanuit de TCI dan uit die mails blijkt. De advocaat-generaal heeft voorts aangevoerd dat algemeen bekend verondersteld mag worden dat de TCI zelf bij uitstek in staat is om de politiesystemen te raadplegen, op basis daarvan verbanden te leggen en zodoende haar informatiepositie te verbeteren. De TCI zou verdachte dit dus nimmer verzoeken.
De advocaat-generaal heeft vervolgens aangevoerd dat de rechtbank doet voorkomen alsof verdachte slechts enkele moeilijk uit te leggen bevragingen in de systemen heeft gedaan, waaronder enkel bevragingen die hemzelf of familieleden betreffen. Dit is volgens de advocaat-generaal onjuist. Verdachte heeft bijna 300 bevragingen gedaan in de systemen die niet zien op zijn eigen werkgebied en welke tevens buiten werktijd zijn gedaan. Deze bevragingen kunnen op geen enkele wijze gezien worden als bevragingen die zouden zijn gedaan om “de problemen in [plaats 1] ” inzichtelijk te maken. De advocaat-generaal heeft vervolgens verschillende concrete bevragingen eruit gelicht.
De advocaat-generaal heeft vervolgens aangevoerd dat de bevragingen zoals de verdachte die heeft gedaan -zeker in zijn geheel bezien- op geen enkele wijze passen in het scenario van een diender die werkgerelateerde bevragingen doet of doende is “aanknopingspunten” te vinden. Omdat de advocaat-generaal niet bewezen acht dat verdachte de gegevens vervolgens heeft opgeslagen of heeft gedeeld met derden, is nog van belang of -zoals AG [advocaat-generaal] aan de orde stelt in haar conclusie onder ECLI:NL:PHR:2021:777- het overschrijden van de autorisatie teneinde (als het niet meer was dan dat) te grasduinen in de systemen, leidt tot de overtreding van artikel 138ab van het Wetboek van Strafrecht. Naar het oordeel van de advocaat-generaal is er noch bij de AG, noch bij de HR in het daaropvolgend arrest (ECLI:NL:HR:2021:1691) veel twijfel over de vraag of, wanneer wordt vastgesteld dat de autorisatie wordt gebruikt zonder noodzaak voor het politiewerk, er sprake is van binnendringen met behulp van een valse sleutel. Verdachte heeft volgens de advocaat-generaal onnodig zeer veel gegevens ingezien. Dat is, nu dit niet noodzakelijk is geweest voor zijn werk, te zien als binnendringen met behulp van een valse sleutel. Er is geen enkele aanleiding om bij beperkte “onnodige” bevragingen de wederrechtelijkheid dan niet aanwezig te achten (zoals de rechtbank dat heeft gedaan). Die aanleiding is er bij de aantallen waarover wij hier spreken überhaupt niet, aldus de advocaat-generaal. De advocaat-generaal acht feit 2 derhalve wettig en overtuigend te bewijzen, met uitzondering van het delen, overdragen en opslaan van de gegevens.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft een bewijsverweer gevoerd. De verdediging heeft verwezen naar het arrest van de Hoge Raad van 30 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1691. Volgens de verdediging vallen de gedragingen van verdachte niet onder het bereik van artikel 138ab van het Wetboek van Strafrecht. Naar het oordeel van de verdediging is er geen bewijs voorhanden voor het binnendringen.
De verdediging heeft verder aangevoerd dat er van binnendringen sprake is wanneer een beveiliging wordt doorbroken, door een technische ingreep, met behulp van een valse sleutel of door het aannemen van een valse hoedanigheid. De diensttelefoon van een politieagent kent geen beveiliging van de MEOS-applicatie, die direct toegang geeft tot vertrouwelijke politiegegevens. Alleen het activeren (aanzetten) van de telefoon is voldoende. Voorafgaande of na het activeren van de telefoon is er geen waarschuwing voor misbruik van gegevens. Afgezien van het systeem van de diensttelefoon, stelt de verdediging zich op het standpunt dat alleen het overschrijden van de gegeven autorisatie, dan wel het niet conform interne regels raadplegen van het politie-informatiesysteem- mocht dit aan de orde zijn- geen ‘binnendringen’ oplevert in de zin van artikel 138ab van het Wetboek van Strafrecht. Immers is daarvoor nodig dat enige beveiliging wordt doorbroken. Artikel 138ab stelt het doorbreken van de beveiliging zelf strafbaar, maar niet het kennisnemen van de informatie die vervolgens onder handbereik komt. De huls is het object van bescherming en niet de gegevens. Het overschrijden van interne regels over het doel waarmee kennisgenomen mag worden van beschermde informatie levert nog geen strafbaar feit op.
De verdediging heeft voorts aangevoerd dat er geen sprake is van wederrechtelijkheid. De raadplegingen deed cliënt ter uitvoering van zijn politietaak, namelijk het bevorderen van een veilige samenleving en het oplossen van criminaliteit. Er werd een beroep op hem gedaan door de TCI en de politie-eenheid [regio] vanwege ernstige en hardnekkige criminaliteit in zijn woonplaats. Hij heeft daaraan invulling gegeven door op incidenten te zoeken en te kijken of hij in staat was om verbanden te leggen. De context is dat het raadplegen van de politie-informatiesystemen niet duidelijk gereglementeerd is, noch door externe, noch door interne regels. De grens tussen privé en functiegerelateerd is niet helder, wat is ingegeven door de aard van het politiewerk. Dit houdt voor de meeste politieambtenaren niet op wanneer het uniform wordt uitgetrokken en de werktijd erop zit. Op cliënt werd een beroep gedaan terwijl hij student was en dus nog lerende in het politievak. Cliënt was bevoegd de raadplegingen te verrichten, omdat dit viel binnen de uitvoering van de politietaak. Er was immers een beroep op hem gedaan, tegen de achtergrond van hardnekkige jeugdcriminaliteit in zijn woonplaats.
De verdediging heeft vervolgens aangegeven dat er geen sprake was van een valse sleutel. Voor het raadplegen van MEOS op de diensttelefoon is helemaal geen sleutel in de zin van een password nodig. De enige handeling die nodig is, is het activeren van de telefoon. Voor zover cliënt voor de raadplegingen die ter discussie staan, heeft ingelogd in de Citrix-omgeving, beschikte hij rechtmatig over de inlogcodes. Cliënt heeft nimmer het doel gehad om criminelen van informatie te voorzien. De raadplegingen dienden de opsporing van jeugdcriminaliteit in het algemeen en brandstichtingen in het bijzonder in de woonplaats van cliënt. Omdat hij uitvoering gaf aan de politietaak kan niet gesproken worden over een valse sleutel. De verdediging heeft gepleit voor vrijspraak.
Overwegingen van het hof
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting blijkt dat verdachte gedurende de tenlastegelegde periode in totaal 290 bevragingen in het politiesysteem heeft gedaan die verband houden met de Eenheid [regio] , terwijl hij niet werkzaam was in die regio.
Verdachte is op 25 april 2016 begonnen met de opleiding tot recherchekundige. Hij was ten tijde van de ten laste gelegde periode nog student. Verdachte is opgegroeid in [plaats 1] en was daardoor bekend in [plaats 1] en specifiek met jongeren met een Marokkaanse achtergrond. Verdachte heeft verklaard dat hij door de TCI en de politie-eenheid [regio] is benaderd met de vraag of hij informatie kon verstrekken over de criminele activiteiten in [plaats 1] . Verdachte heeft in eerste aanleg e-mails ingebracht die zijn verklaring ondersteunen. Het hof zal daarom uitgaan van de verklaring van verdachte.
Uit het dossier blijkt niet dat er duidelijke regels waren over de vraag wanneer een politieagent gebruik mag maken van de politiesystemen. Uit het dossier komt een beeld naar voren dat er tijdens de opleiding van verdachte weinig aandacht is besteed aan de vraag wanneer hij politiesystemen mocht raadplegen. Een medestudent van verdachte, getuige [getuige 1] , heeft daarover bij de rechter-commissaris verklaard:
“U vraagt mij wat ik uit de lessen heb meegekregen over het 24/7 politieagent zijn en hoe dat in verhouding staat tot het al dan niet raadplegen van politiesystemen. Dat is lastig, dat is een grijs gebied, we hebben dat niet concreet geleerd. Er is ons nooit verteld dit kan wel en dit kan niet. Tenzij het heel duidelijk is, zoals ik al eerder noemde in mijn voorbeelden. Voor wat betreft grijze gebieden, bijvoorbeeld, in je eigen straat rijdt er al een paar keer op een avond een auto door de straat. Wat doe je dan? Trek je het kenteken na? Dat hebben we niet concreet geleerd.”Deze verklaring vindt ook steun in de verklaringen van de getuigen [getuige 2] en [getuige 3] bij de rechter-commissaris,
Voor het hof is het evident dat verdachte, die nog student was, uit is gegaan van een te ruime taakopvatting. Verdachte heeft mogelijk in disciplinair opzicht de interne regels overtreden, maar dat betekent naar het oordeel van het hof niet automatisch dat hij ook in strijd heeft gehandeld met artikel 138ab van het Wetboek van Strafrecht.
Het hof is van oordeel dat de wederrechtelijkheid van het handelen van verdachte niet wettig en overtuigend bewezen kan worden aangezien het hof niet met voldoende zekerheid heeft kunnen vaststellen, ondanks een zeer uitgebreid (intern) onderzoek en de inzet van zeer ingrijpende opsporingsmethoden jegens verdachte, dat de door verdachte gedane bevragingen in de ten laste gelegde periode zijn gedaan met een ander doel dan de door hem veronderstelde legitieme politietaak.
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting dan ook niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
De advocaat-generaal heeft een voorwaardelijk verzoek gedaan tot aanhouding van de zaak teneinde de TCI een aanvullend proces-verbaal op te laten stellen, indien de verdachte zou stellen dat er meer contacten tussen hem en de TCI zijn geweest. Nu de verdachte dit niet heeft gesteld is de voorwaarde niet vervuld en komt het hof aan het voorwaardelijk verzoek niet toe.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Aldus gewezen door
mr. D.R. Sonneveldt, voorzitter,
mr. M.H.D.M. van Leent en mr. O.G. Schuur, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. W.C.S. Huijbers, griffier,
en op 13 januari 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
De oudste raadsheer verklaart het onderzoek gesloten en deelt mede, dat volgens de beslissing van het gerechtshof de uitspraak zal plaatsvinden ter terechtzitting van heden.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 13 januari 2023.
Tegenwoordig:
mr. mr. O.G. Schuur, voorzitter,
mr. A. Hermelink, advocaat-generaal,
mr. B.T.H. Toonen-Janssen, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.