ECLI:NL:GHARL:2023:11246

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
31 maart 2023
Publicatiedatum
19 februari 2025
Zaaknummer
21-003142-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens faillissementsfraude en het doen van onjuiste aangifte omzetbelasting

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 31 maart 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Overijssel. De verdachte, geboren in 1959, werd beschuldigd van faillissementsfraude en het doen van onjuiste aangifte omzetbelasting. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte als bestuurder van verschillende failliete vennootschappen, waaronder [bedrijf 1], [bedrijf 2], en [bedrijf 4], zich schuldig heeft gemaakt aan het onttrekken van goederen aan de boedel en het niet voldoen aan administratieve verplichtingen. De verdachte heeft in de periode van 2009 tot 2016 diverse handelingen verricht die de rechten van schuldeisers hebben benadeeld. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, en een bijkomende straf van ontzetting van het recht tot uitoefening van het beroep van statutair bestuurder voor de duur van 3 jaren. De uitspraak is gedaan na een zorgvuldige afweging van de feiten en omstandigheden, waarbij het hof ook rekening heeft gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-003142-19
Uitspraak d.d.: 31 maart 2023
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Zwolle, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, van 27 mei 2019 met parketnummer 08-996084-15 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1959,
wonende te [postcode] [plaats] , [adres] .
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 17 maart 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot bewezenverklaring van de onder 1, 2, 5, 6, 7, 8 en 9 tenlastegelegde feiten en veroordeling van verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren. Daarnaast heeft de advocaat-generaal gevorderd om aan verdachte een bijkomende straf op te leggen van ontzetting van het recht tot uitoefening van het beroep van statutair bestuurder, feitelijk bestuurder of vennoot van enig rechtspersoon. Dit voor de duur van drie jaren. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. H.J. Voors, naar voren is gebracht.
De ontvankelijkheid van het hoger beroep
De verdachte is door rechtbank Overijssel integraal vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 3 en 4 is tenlastegelegd en ten aanzien van de overige feiten is verdachte van diverse deelverwijten vrijgesproken. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissingen tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissingen geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven (deel)vrijspraak. In de hieronder opgenomen tenlastelegging zijn deze vrijspraken doorgehaald.
Het vonnis waarvan beroep
Verdachte is bij bovengenoemd vonnis ter zake het onder 3 en 4 tenlastegelegde vrijgesproken. Ter zake de onder 1, 2, 5, 6, 7, 8 en 9 tenlastegelegde feiten is verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zestien maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast heeft de rechtbank aan verdachte een bijkomende straf opgelegd en verdachte ontzet van het recht tot uitoefening van het beroep van statutair bestuurder, feitelijk bestuurder of vennoot van enig rechtspersoon. Dit voor de duur van drie jaren.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is -na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en voor zover in nog hoger beroep aan de orde - tenlastegelegd dat:
1.
[bedrijf 1] , welke rechtspersoon bij vonnis (van de rechtbank Leeuwarden van 6 april 2010) in staat van faillissement is verklaard, in de periode van 11 september 2009 tot en met 6 april 2010, in [plaats] ( [gemeente] ) en/of in [plaats] ( [gemeente] ) en/of [plaats] ( [gemeente] ) en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer natuurlijke en/of rechtspersonen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) ter bedrieglijke verkorting van de rechten van zijn schuldeisers, enig goed aan de boedel onttrokken heeft of onttrekt, hierin bestaande, dat hij en/of zijn mededader(s),
- het onderhanden werk van de failliet, [bedrijf 1] , bestaande in de werkzaamheden die zijn verricht voor het project ' [appartementencomplex] ' en waarvan de failliet de kosten heeft gedragen, onverschuldigd heeft/hebben overgedragen aan [bedrijf 2] en die in staat heeft/hebben gesteld (een gedeelte van) de aanneemsom te factureren en te incasseren, zonder dat voor het aldus overgedragen onderhanden werk door de failliet enige vergoeding is ontvangen; en/of
- ( onverschuldigd) een of meer geldbedrag(en) van een of meer bankrekening(en) die te naam was/waren gesteld van [bedrijf 1] heeft/hebben overgeboekt en/of laten overboeken naar een of meer bankrekening(en) die te naam was/waren gesteld van [bedrijf 3] en/of een of meer ander(e) aan hem, verdachte, gelieerde rechtsperso(o)n(en) en/of aan hem, verdachte, privé; en/of
- (onverschuldigd) een of meer betaling(en) heeft/hebben verricht ten behoeve van een of meer aan hem, verdachte, gelieerde rechtsperso(o)n(en) en/of hem, verdachte; en/of
- een of meer geldbedrag(en) contant heeft/hebben opgenomen; en/of
- ter gelegenheid van het faillissement of op een tijdstip waarop hij, [bedrijf 1] , wist dat het faillissement niet kon worden voorkomen, een of meer schuldeiser(s) op enige wijze bevoordeeld heeft of bevoordeelt; en/of
- niet voldaan heeft aan de op hem, [bedrijf 1] , rustende verplichtingen ten opzichte van het voeren van een administratie ingevolge artikel 15i van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, en het bewaren en te voorschijn brengen van boeken, bescheiden en gegevensdragers in dat artikel bedoeld,
tot welk(e) feit(en) hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, opdracht heeft gegeven en/of aan welke verboden gedraging(en) hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, feitelijke leiding heeft gegeven;
2.
hij, verdachte, als bestuurder van [bedrijf 1] , welke rechtspersoon bij vonnis (van de rechtbank Leeuwarden van 6 april 2010) in staat van faillissement is verklaard, in de periode van 6 april 2010 tot en met 12 februari 2016, in [plaats] ( [gemeente] ) en/of in [plaats] ( [gemeente] ) en/of [plaats] en/of [plaats] ( [gemeente] ) en/of elders in Nederland, meermalen, althans eenmaal, terwijl hij (telkens) wettelijk opgeroepen was tot het geven van inlichtingen, heeft geweigerd de vereiste inlichtingen te geven door,
- ( de volledige) administratie van [bedrijf 1] niet aan de curator te overleggen;
en/of heeft geweigerd de vereiste inlichtingen te geven over, en/of opzettelijk verkeerde inlichtingen heeft gegeven over,
- het (laten) overboeken van een of meer geldbedrag(en) van een of meer bankrekening(en) die te naam was/waren gesteld van [bedrijf 1] naar een of meer bankrekening(en) die te naam was/waren gesteld van [bedrijf 3] en/of een of meer ander(e) aan hem, verdachte, gelieerde rechtsperso(o)n(en) en/of aan hem, verdachte, privé; en/of
- het (laten) verrichten van een of meer betaling(en) ten behoeve van een of meer aan hem, verdachte, gelieerde rechtsperso(o)n(en) en/of hem, verdachte;
3.[bedrijf 4] , welke rechtspersoon bij vonnis (van de rechtbank Leeuwarden van 6 december 2011) in staat van faillissement is verklaard, in de periode van 30 november 2010 tot en met 6 december 2011, in [plaats] ( [gemeente] ) en/of in [plaats] ( [gemeente] ) en/of in [plaats] ( [gemeente] ) en/of in [plaats] ( [gemeente] ) en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer natuurlijke en/of rechtspersonen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) ter bedrieglijke verkorting van de rechten van zijn schuldeisers, enig goed aan de boedel onttrokken heeft of onttrekt, hierin bestaande, dat hij en/of zijn mededader(s), - het onderhanden werk van de failliet, [bedrijf 4] , bestaande in de werkzaamheden die zijn verricht voor het project ' [appartementencomplex] ' en waarvan de failliet de kosten heeft gedragen, onverschuldigd heeft/hebben overgedragen aan [bedrijf 5] en die in staat heeft/hebben gesteld (een gedeelte van) de aanneemsom te factureren en te incasseren, zonder dat voor het aldus overgedragen onderhanden werk door de failliet enige vergoeding is ontvangen; en/of - (onverschuldigd) een of meer geldbedrag(en) van een of meer bankrekening(en) die te naam was/waren gesteld van [bedrijf 4] heeft/hebben overgeboekt en/of laten overboeken naar een of meer bankrekening(en) die te naam was/waren gesteld van [bedrijf 3] en/of een of meer ander(e) aan hem, verdachte, gelieerde rechtsperso(o)n(en) en/of aan hem, verdachte, privé; en/of - (onverschuldigd) een of meer betaling(en) heeft/hebben verricht ten behoeve van een of meer aan hem, verdachte, gelieerde rechtsperso(o)n(en) en/of hem, verdachte; en/of - een of meer geldbedrag(en) contant heeft/hebben opgenomen; en/of - ter gelegenheid van het faillissement of op een tijdstip waarop hij, [bedrijf 4] , wist dat het faillissement niet kon worden voorkomen, een of meer schuldeiser(s) op enige wijze bevoordeeld heeft of bevoordeelt; en/of - niet voldaan heeft aan de op hem, [bedrijf 4] , rustende verplichtingen ten opzichte van het voeren van een administratie ingevolge artikel 15i van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, en het bewaren en te voorschijn brengen van boeken, bescheiden en gegevensdragers in dat artikel bedoeld, tot welk(e) feit(en) hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, opdracht heeft gegeven en/of aan welke verboden gedraging(en) hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, feitelijke leiding heeft gegeven;
4.hij, verdachte, als bestuurder van [bedrijf 4] , welke rechtspersoon bij vonnis (van de rechtbank Leeuwarden van 6 december 2011) in staat van faillissement is verklaard, in de periode van 6 december 2011 tot en met 12 februari 2016, in [plaats] ( [gemeente] ) en/of in [plaats] ( [gemeente] ) en/of in [plaats] ( [gemeente] ) en/of in [plaats] en/of [plaats] ( [gemeente] ) en/of elders in Nederland, meermalen, althans eenmaal, terwijl hij (telkens) wettelijk opgeroepen was tot het geven van inlichtingen, heeft geweigerd de vereiste inlichtingen te geven door, - (de volledige) administratie van [bedrijf 4] niet aan de curator te overleggen;
5.
[bedrijf 2] , welke rechtspersoon bij vonnis (van de rechtbank Noord Nederland van 27 augustus 2013) in staat van faillissement is verklaard, in de periode van 7 april 2010 tot en met 27 augustus 2013, in [plaats] ( [gemeente] ) en/of in (de gemeente) [plaats] en/of in [plaats] ( [gemeente] ) en/of in [plaats] ( [gemeente] ) en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer natuurlijke en/of rechtspersonen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) ter bedrieglijke verkorting van de rechten van zijn schuldeisers, enig goed aan de boedel onttrokken heeft of onttrekt, hierin bestaande, dat hij en/of zijn mededader(s),
- het onderhanden werk van de failliet, [bedrijf 2] , bestaande in de werkzaamheden die zijn verricht voor het project ' [appartementencomplex] ' en waarvan de failliet de kosten heeft gedragen, onverschuldigd heeft/hebben overgedragen aan [bedrijf 5] en die in staat heeft/hebben gesteld (een gedeelte van) de aanneemsom te factureren en te incasseren, zonder dat voor het aldus overgedragen onderhanden werk door de failliet enige vergoeding is ontvangen; en/of
- ( onverschuldigd) een of meer geldbedrag(en) van een of meer bankrekening(en) die te naam was/waren gesteld van [bedrijf 2] heeft/hebben overgeboekt en/of laten overboeken naar een of meer bankrekening(en) die te naam was/waren gesteld van [bedrijf 3] en/of een of meer ander(e) aan hem, verdachte, gelieerde rechtsperso(o)n(en) en/of aan hem, verdachte, privé; en/of
- (onverschuldigd) een of meer betaling(en) heeft/hebben verricht ten behoeve van een of meer aan hem, verdachte, gelieerde rechtsperso(o)n(en) en/of hem, verdachte; en/of
- een of meer geldbedrag(en) contant heeft/hebben opgenomen; en/of
- ter gelegenheid van het faillissement of op een tijdstip waarop hij, [bedrijf 2] , wist dat het faillissement niet kon worden voorkomen, een of meer schuldeiser(s) op enige wijze bevoordeeld heeft of bevoordeelt; en/of
- niet voldaan heeft aan de op hem, [bedrijf 2] , rustende verplichtingen ten opzichte van het voeren van een administratie ingevolge artikel 15i van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, en het bewaren en te voorschijn brengen van boeken, bescheiden en gegevensdragers in dat artikel bedoeld; tot welk(e) feit(en) hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, opdracht heeft gegeven en/of aan welke verboden gedraging(en) hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, feitelijke leiding heeft gegeven;
6.
hij, verdachte, als bestuurder van [bedrijf 2] , welke rechtspersoon bij vonnis (van de rechtbank Noord Nederland van 27 augustus 2013) in staat van faillissement is verklaard, in de periode van 27 augustus 2013 tot en met 5 februari 2016, in [plaats] ( [gemeente] ) en/of in (de gemeente) [plaats] en/of in [plaats] ( [gemeente] ) en/of in [plaats] en/of [plaats] ( [gemeente] ) en/of elders in Nederland, meermalen, althans eenmaal, terwijl hij (telkens) wettelijk opgeroepen was tot het geven van inlichtingen, heeft geweigerd de vereiste inlichtingen te geven door,
- ( de volledige) administratie van [bedrijf 2] niet aan de curator te overleggen; en/of heeft geweigerd de vereiste inlichtingen te geven over, en/of opzettelijk verkeerde inlichtingen heeft gegeven over,
- de auditfiles;
en/of
- de huurovereenkomst van de onroerende zaak in [plaats] ; en/of
- het juridische dossier ter zake van het verwijderen van de krakers; en/of
- het (laten) overboeken van een of meer geldbedrag(en) van een of meer bankrekening(en) die te naam was/waren gesteld van [bedrijf 2] naar een of meer bankrekening(en) die te naam was/waren gesteld van [bedrijf 3] en/of een of meer ander(e) aan hem, verdachte, gelieerde rechtsperso(o)n(en) en/of aan hem, verdachte, privé; en/of
- het (laten) verrichten van een of meer betaling(en) ten behoeve van een of meer aan hem, verdachte, gelieerde rechtsperso(o)n(en) en/of hem,verdachte;7.
[bedrijf 2] , in of omstreeks de periode van 29 april 2011 tot en met 31 oktober 2011, in [plaats] ( [gemeente] ) en/of in (de gemeente) [plaats] en/of in [plaats] ( [gemeente] ) en/of in [plaats] ( [gemeente] ) en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk een of meer bij de belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten:
- de aangifte omzetbelasting over de maand maart 2011; en/of
- de aangifte omzetbelasting over de maand juni 2011; en/of
- de aangifte omzetbelasting over de maand september 2011, onjuist of onvolledig hebben/heeft gedaan en/of door een ander heeft doen doen bij de belastingdienst in [plaats] , terwijl dat/die feit(en) er (telkens) toe strekte(n), dat te weinig belasting zou worden geheven, hebben die onjuistheid of onvolledigheid hierin bestaan dat in die aangifte(n)
- een te hoog bedrag aan voorbelasting; en/of
- een te laag bedrag aan te betalen omzetbelasting was vermeld, tot welk(e) feit(en) hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, opdracht heeft gegeven en/of aan welke verboden gedraging(en) hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, feitelijke leiding heeft gegeven;
8.
hij, die bij vonnis (van de rechtbank Noord Nederland van 27 mei 2014) in staat van faillissement is verklaard, in de periode van 27 mei 2014 tot en met 5 februari 2016, in [plaats] ( [gemeente] ) en/of in [plaats] ( [gemeente] ) en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met [medeverdachte 1] , althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) ter bedrieglijke verkorting van de rechten van zijn schuldeisers, baten niet verantwoord heeft of niet verantwoordt, hierin bestaande, dat hij en/of zijn mededader(s),
- niet aan de curator heeft/hebben gemeld dat hij, verdachte, (uit door hem verrichte werkzaamheden) een of meer geldbedrag(en) heeft/hebben ontvangen;
en/of enig goed aan de boedel onttrokken heeft of onttrekt, hierin bestaande, dat hij en/of zijn mededader(s),
- (onverschuldigd) een of meer betaling(en) heeft/hebben verricht;
9.
hij, die bij vonnis (van de rechtbank Noord Nederland van 27 mei 2014) in staat van faillissement is verklaard, in de periode van 27 mei 2014 tot en met 5 februari 2016, in [plaats] ( [gemeente] ) en/of in [plaats] ( [gemeente] ) en/of elders in Nederland, meermalen, althans eenmaal, terwijl hij (telkens) wettelijk opgeroepen was tot het geven van inlichtingen, heeft geweigerd de vereiste inlichtingen te geven door,
- de (volledige) (prive)administratie niet aan de curator te overleggen; en/of heeft geweigerd de vereiste inlichtingen te geven over, en/of opzettelijk verkeerde inlichtingen heeft gegeven over,
- de inkomsten (uit arbeid) die hij, verdachte, genoot.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overweging met betrekking tot het bewijs
Het hof zal beginnen met een overzicht van de betrokken rechtspersonen. Daarna zal het hof een algemeen beeld schetsen van de feiten en omstandigheden die ten grondslag hebben gelegen aan de tenlastegelegde gedragingen en vervolgens zal het hof de tenlastegelegde feiten bespreken.

De betrokken (rechts)personen

Het hof verenigt zich met de onderstaande cursief weergegeven overwegingen van de rechtbank en neemt deze over.
“ [bedrijf 1]
(hierna: [bedrijf 1] ) is op 20 augustus 2002 opgericht door [verdachte] . Deschoonzus van [verdachte] , [naam 1] is voor 50% aandeelhouder, [verdachte] voor 49% en de heer [naam 2] voor 1%. Vanaf 1 juni 2008 tot 6 april 2010 trad [bedrijf 3] (hierna: [bedrijf 3] ) op als bestuurder van [bedrijf 1] . Op 6 april 2010 is [bedrijf 1] failliet verklaard. Mr. R.S. van der Spek is als curator aangewezen.
[bedrijf 2]
(hierna: [bedrijf 2] ) is op 24 december 2004 opgericht. [verdachte] en [bedrijf 1] zijn ieder voor 50% aandeelhouder en [verdachte] is vanaf 1 januari 2006 tot en met 27 augustus 2013 algemeen directeur geweest. [bedrijf 2] is op 27 augustus 2013 failliet verklaard. Mr. C. Grondsma is als curator aangewezen.
[bedrijf 4]
(hierna: [bedrijf 4] ) is op 25 januari 1990 opgericht
door [bedrijf 5] (hierna: [bedrijf 5] ). In de periode van 1 oktober
2010 tot 6 december 2011 was [bedrijf 3] , middels [bedrijf 5] , bestuurder.
Op 6 december 2011 is [bedrijf 4] failliet verklaard en is mr. C. Grondsma als
curator aangewezen.
[bedrijf 5]
is opgericht op 25 januari 1990. Vanaf 1 oktober 2010 is [bedrijf 3]
bestuurder. [bedrijf 5] is op 7 februari 2012 in staat van faillissement verklaard.
[bedrijf 3]
is opgericht op 13 augustus 2003. [verdachte] is voor 56% aandeelhouder en [bedrijf 1]
voor 44%. Voornoemde schoonzus van [verdachte] , [naam 1] , stond van 22 juli 2005 tot
1 maart 2013 als algemeen directeur ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. [verdachte] is vanaf 1 juni 2012 algemeen directeur.
[bedrijf 3] vervulde onder andere voor [bedrijf 1] , [bedrijf 2] en [verdachte] in privé
een bankiersfunctie. Een deel van de inkomsten van deze vennootschappen werd telkens
overgeboekt naar [bedrijf 3] , als gevolg waarvan die vennootschappen vrijwel steeds over een
banksaldo van minder dan € 100,-- beschikten. [bedrijf 3] verrichtte op haar beurt weer betalingen voor de genoemde vennootschappen.
[bedrijf 6]
(hierna: [bedrijf 6] ) is opgericht op 11 augustus 1977. (…)
[naam 3] (hierna: [naam 3] ) en [naam 4] (hierna: [naam 4] ) zijn ieder
- middellijk - voor 50% aandeelhouder. [naam 4] is vanaf 25 juli 2005 bestuurder van [bedrijf 6] .”

Project [appartementencomplex]

In 2007 is verdachte met [naam 3] en [naam 4] mondeling een aannemingsovereenkomst
overeengekomen voor de ontwikkeling van het appartementencomplex [appartementencomplex] aan de
[straat] te [plaats] . [naam 4] en [naam 3] vertegenwoordigden [bedrijf 6] en verdachte vertegenwoordigde [bedrijf 1] . Daarbij is de afspraak gemaakt dat de verkoopopbrengst van de appartementen boven de kostprijs fifty-fifty verdeeld zou worden tussen [bedrijf 6] en [bedrijf 1] .
Begin 2008 is [bedrijf 1] begonnen met de bouw van [appartementencomplex] . De aanneemsom bedroeg (uiteindelijk en afgerond) in totaal € 4.500.000,-- inclusief omzetbelasting. [bedrijf 1] heeft de aanneemsom in termijnbedragen aan [bedrijf 6] gefactureerd. Deze facturen zijn telkens voldaan. In september 2009 was de aanneemsom bijna volledig door [bedrijf 6] aan [bedrijf 1] betaald. De bouw van het appartementencomplex was op dat moment nog niet gereed. Verdachte is toen met [naam 3] en [naam 4] mondeling overeengekomen dat het bouwkundig deel van het project [appartementencomplex] door [bedrijf 2] zou worden afgemaakt en dat de installatiewerkzaamheden door [bedrijf 4] zouden worden verricht.

Crediteuren

In de periode van 1 januari 2009 tot 3 september 2009 is in totaal € 1.461.187,97 aan crediteuren bij [bedrijf 1] ingeboekt. In die periode is voor in totaal € 1.454.074,99 aan crediteuren betaald. Het totaal aan niet betaalde crediteuren bedroeg in deze periode
€ 7.112,98.
Vanaf september 2009 heeft [bedrijf 2] de facturen voor het afbouwen van [appartementencomplex] naar [bedrijf 6] gestuurd. Deze facturen heeft [bedrijf 6] voldaan. De crediteuren werden echter nog steeds ten laste van [bedrijf 1] geboekt.
In de periode van 3 september 2009 tot en met het faillissement van [bedrijf 1] op 6 april 2010 is in totaal voor € 1.213.435,76 aan crediteuren bij [bedrijf 1] ingeboekt. Deze crediteuren zijn voor een bedrag van € 796.554,82 betaald via overboekingen van [bedrijf 2] – direct of indirect via [bedrijf 3] – naar [bedrijf 1] . Het betrof de crediteuren die nodig waren om de bouw van [appartementencomplex] te voltooien. Crediteuren die niet meer nodig waren werden bewust niet betaald. Het totaal aan niet betaalde crediteuren bedroeg in deze periode € 416.880,94.
Vanaf 7 april 2020 zijn de crediteuren ten laste van [bedrijf 2] geboekt en is [bedrijf 2] gestopt met uitfactureren naar [bedrijf 6] .
In totaal is in de periode van 13 april 2010 tot en met het faillissement van [bedrijf 2] op 27 augustus 2013 voor een bedrag van € 2.834.671,89 aan crediteuren bij [bedrijf 2] geboekt. Deze crediteuren zijn voor een bedrag van € 1.785.451,91 betaald uit van [bedrijf 5] en [bedrijf 3] ontvangen bedragen. Dit betroffen wederom de crediteuren die nodig waren om de bouw van [appartementencomplex] te voltooien. De crediteuren die niet meer nodig waren werden ook nu weer bewust niet meer betaald. Het totaal aan niet betaalde crediteuren bedroeg in deze periode € 1.049.219,98.
In november 2010 is [bedrijf 5] begonnen met het uitschrijven van facturen aan [bedrijf 6] in verband met werkzaamheden die door [bedrijf 2] en [bedrijf 4] waren verricht,. Ook deze facturen zijn door [bedrijf 6] voldaan. De crediteuren in verband met de installatiewerkzaamheden zijn tot aan het faillissement van [bedrijf 4] op 6 december 2011 ten laste van [bedrijf 4] geboekt.
[bedrijf 6] heeft voor de houw van [appartementencomplex] over de jaren 2008 tot en met 20212 uiteindelijk een bedrag van € 7.509.447,37 aan [bedrijf 1] , [bedrijf 2] em [bedrijf 5] betaald. Het totaal aan niet betaalde crediteuren in verband met de bouw van [appartementencomplex] bedraagt € 3.3563.781,39.

Administratie

Uit het dossier blijkt dat een schriftelijke vastlegging van de overeenkomst tussen [bedrijf 1] en [bedrijf 6] ontbreekt, terwijl de overeenkomst met [bedrijf 6] een belang vertegenwoordigde van enkele miljoenen. Verdachte heeft verklaart dat dit niet is vastgelegd omdat in het verleden vaker zaken met elkaar is gedaan en partijen vertrouwen in elkaar hadden. Met betrekking tot de aanneemsom heeft verdachte verklaard dat hij de hoogte van de aanneemsom niet heeft gecalculeerd of laten calculeren, maar dat hij die op basis van zijn ervaringen heeft begroot. Hij heeft die bewust op een te laag bedrag gesteld vanwege de afspraak die hij stelt te hebben gemaakt met [bedrijf 6] inhoudende dat de winst bij verkoop van de appartementen zou worden gedeeld. Het was de bedoeling dat de voor de financiering van de bouw benodigde geldstromen niet zozeer uit de aanneemsom, maar vooral uit de verkopen van de appartementen diende te komen.
In september 2009, toen bijna de volledige aanneemsom door [bedrijf 6] was gefinancierd, de bouw nog niet was afgerond en blijkens de verklaring van verdachte in hoger beroep nog geen appartement was verkocht, werd [bedrijf 2] bij de oorspronkelijk overeenkomst tussen [bedrijf 6] en [bedrijf 1] betrokken. Ook daarvan heeft geen schriftelijk vastlegging plaatsgevonden.
In het rapport van de van de Belastingdienst van 20 juni 2014 (pagina 6 en 7) wordt ten aanzien van de administratie het navolgende opgemerkt, zakelijk weergegeven:
  • Er zijn zogenoemde audit-files ontvangen van de jaren 2008-20 10;
  • Niet alle gegevens zijn in de audit-files vermeld, zoals die van de debiteuren en crediteuren;
  • De aangeleverde audit-files zijn niet afgesloten aan het einde van het boekjaar;
  • Er is geen administratie aangetroffen van bestuurs- en beheersdaden, de interne
organisatie in het algemeen en van intern en extern berichtenverkeer;
  • Er zijn onder meer geen overeenkomsten, bestellingen, contracten, bestekken, notulen van vergaderingen en kasboeken aangetroffen;
  • Ook ontbreken onder meer (fiscale) jaarstukken, inkoop- en/of verkoopadministratie, administratie van geldleningen (rekening-courant verhoudingen).
  • Vervolgens wordt opgemerkt dat de boekhouding moeilijk toegankelijk is en niet goed controleerbaar is.
De conclusie op pagina 8 luidt: “Wij komen verder tot de conclusie dat de administratie niet zodanig is gevoerd dat te allen tijde de eigen rechten en verplichtingen van de ondernemer duidelijk blijken.” En: “Wij komen ook tot de conclusie dat de administratie niet zodanig is ingericht dat de controlemedewerkers van de Belastingdienst een controle binnen redelijke termijn kunnen uitvoeren.”
Op pagina 15 wordt opgemerkt: “Er zijn door ons geen schriftelijke vastleggingen aangetroffen in de administratie van [bedrijf 1] waarin melding is gemaakt over de wijze van factureren waarbij de vergoeding voor de bouwactiviteiten verricht aan [appartementencomplex] op of omstreeks 1 september 2009 niet langer toekwamen aan [bedrijf 1] maar aan [bedrijf 2] ”
Het dossier bevat verder twee facturen (DOC-117 en DOC-140). DOC-117 betreft een factuur gedateerd op 31 december 2019, opgemaakt door [bedrijf 1] en gericht aan [bedrijf 2] (het hof begrijpt: [bedrijf 2] ). Op de factuur staat: Werk: 39 appartementen te [plaats] . Betreft werkzaamheden vanaf 8-9-2009 t/m 31/12/2009. Het gaat om een bedrag van € 740.000,--. De BTW is verlegd.
Verdachte heeft ter zitting in hoger beroep verklaard dat deze factuur pas
nahet faillissement van [bedrijf 1] is opgemaakt om de administratie van [bedrijf 2] over 2009 sluitend te maken. Dit had te maken met de dwangcrediteuren van [bedrijf 1] die door [bedrijf 2] zijn betaald. Daarom is die gedagtekend op 31 december 2009. Deze factuur heeft verdachte niet naar de curator gestuurd en is ook niet in de administratie van [bedrijf 1] verwerkt.
DOC-140 betreft een creditfactuur gedateerd op 21-03-2011, opgemaakt door [bedrijf 2] en gericht aan [bedrijf 1] . Het creditbedrag bedraagt totaal € 416.500,00, bestaande uit € 350.000,00 ex BTW plus 19% BTW ter hoogte van € 66.5000,00. Over deze factuur heeft verdachte ook verklaard dat deze niet naar de curator is gestuurd. Waarom in dit geval wel BTW is toegepast weet verdachte niet meer.
De curator van [bedrijf 1] , mr. Van der Spek, heeft verklaard dat de administratie onvolledig is. Tussentijdse cijfers ontbraken. Ook de rekening-courantverhouding met onder anderen [bedrijf 3] en [bedrijf 2] ontbraken. De aan de Belastingdienst verstrekte primaire vastleggingen waren niet volledig. Derhalve kan gesteld worden dat niet alle informatie is verstrekt dan wel niet alle vastleggingen bewaard zijn gebleven bij de administratie. Ook met betrekking tot de subsidiaire vastleggingen is in de administratie van [bedrijf 1] door de medewerkers van de Belastingdienst niets of nagenoeg niets aangetroffen. Gelet op het feit dat de administratie gebrekkig is bijgehouden dan wel gebrekkig aan de curator is uitgeleverd kon hij de winst- en verliesgegevens en de balanstotalen daaruit niet afleiden.
De administratief medewerkster van verdachte heeft verklaard dat verdachte in privé wel eens crediteuren betaalde en dat zij die facturen in [bedrijf 2] geboekt heeft. Zij heeft daarover het volgende verklaard: “Het gebeurde ook wel dat [verdachte] zei dat hij een factuur had betaald en dan zocht ik die onderaannemer er bij en zocht die factuur op. Een betaalbewijs zat er niet bij. Als er geen factuur was, dan werd die nog opgevraagd. Ook gebeurde het wel eens dat [verdachte] zei dat hij, zeg maar, € 10.000 aan een crediteur had betaald en dan zocht ik die crediteur op en zocht ik de oudste facturen op en boekte € 10.000 af op deze facturen van die crediteur. De betaling van deze crediteur boekte ik dan ook in rekening-courant van [verdachte] als zijnde betaald door [verdachte] in privé.”
Op de vraag hoe zij wist dat verdachte een crediteur daadwerkelijk had betaald als zij geen betalingsbewijs ontving heeft zij verklaard dat zij verdachte op zijn woord geloofde en dus niet altijd een betalingsbewijs had. Ook heeft zij verklaard dat verdachte wel bij haar kwam zonder bonnetjes. Zij heeft verklaard: "Die kleine bonnetjes, zoals de Fixet, die kwamen vaak voor, maar hoe vaak het verder voorkwam weet ik niet meer. Er waren erg veel boekingen in rekening-courant tussen de verschillende vennootschappen. De betalingen door [verdachte] vanuit privé maakten onderdeel uit van die vele boekingen. Ik weet geen aantallen meer. Ik herinner mij wel dat [verdachte] vaak kleine bedragen voorschoot.”
Ten aanzien van de aangifte omzetbelasting heeft zij als volgt verklaard: ”Ik krijg de facturen van [verdachte] en aan de hand van wat ik krijg van [verdachte] maak ik de aangiften omzetbelasting op. Ik maak ook de verkoopfacturen op en ik voer deze ook in de computer in. Het opmaken van de verkoopfacturen deed ik in opdracht van [verdachte] . Ik maakte inderdaad ook de aangiften omzetbelasting op aan de hand van de facturen die ik zelf opmaakte en de facturen die ik van [verdachte] kreeg. Ik heb de aangiften omzetbelasting 2011 van [bedrijf 2] opgemaakt en ingediend.”

Feitelijk leidinggeven

In hoger beroep is door verdachte niet bestreden dat de tenlastegelegde gedragingen handelingen behelzen die op zich aan de vennootschappen kunnen worden toegeschreven en dat verdachte ten aanzien van [bedrijf 1] en [bedrijf 2] als feitelijke leidinggever kan worden gezien. Verdachte heeft daarover zelf verklaard dat hij besliste en de lakens uit deelde bij al die vennootschappen.

Overwegingen met betrekking tot feit 1

In hoger beroep wordt verdachte verweten dat hij schuldeisers van [bedrijf 1] heeft benadeeld door onttrekking van goederen uit de boedel. Hij zou de geldbedragen die ten goede behoorden te komen aan [bedrijf 1] hebben overgeboekt naar andere aan verdachte gelieerde vennootschappen dan wel ten behoeve van hem privé. Voorts wordt verdachte verweten en dat hij niet heeft voldaan aan de administratieverplichting op grond van artikel 3:15i van het Burgerlijk Wetboek.
Standpunt van de verdediging
Door de verdediging is aangevoerd dat geen sprake is van opzet op het verkorten van de rechten van schuldeisers. Niet bewezen kan worden dat ten tijde van het handelen door verdachte de kans op een faillissement aanmerkelijk was, noch dat verdachte zich bewust is geweest van die kans en die kans ook heeft aanvaard.
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat feit 1 wettig en overtuigend te bewijzen is.
Beoordelingskader
Het hof stelt voorop dat de in artikel 341 Wetboek van Strafrecht (oud) gebezigde bewoordingen 'ter bedrieglijke verkorting van de rechten der schuldeisers' tot uitdrukking brengt dat de verdachte het opzet moet hebben gehad op benadeling van de schuldeisers en dat voorwaardelijk opzet in dat verband voldoende is. Voor het bewijs van het opzet is derhalve ten minste vereist dat de gedraging van de verdachte de aanmerkelijke kans op benadeling van de schuldeisers heeft doen ontstaan en dat de verdachte door die gedraging die aanmerkelijke kans bewust heeft aanvaard. Dit betekent dat er ten tijde van de ten laste gelegde handelingen reeds een aanmerkelijke kans op een faillissement bestond of dat als gevolg van die handelingen een aanmerkelijke kans op een faillissement is ontstaan. Een aanmerkelijke kans is in dit verband een redelijke mate van waarschijnlijkheid. Voor het bewijs van opzet zijn de aard van de gedraging, de omstandigheden van het geval, de bijzondere positie van de verdachte, algemene ervaringsregels en feiten van algemene bekendheid van belang. Deze aspecten kunnen tot de conclusie leiden dat het - behoudens contra-indicaties - niet anders kan zijn dan dat de verdachte zich bewust is geweest van de aanmerkelijke kans op een faillissement en daarmee op benadeling van de schuldeisers en die kans ook heeft aanvaard.
Onttrekking uit de boedel
Uit het dossier blijkt dat verdachte in 2010 in totaal € 2.050,00 heeft overgeboekt naar zijn eigen rekening. Echter ook blijkt uit het dossier dat verdachte eigen vermogen, al dan niet via [bedrijf 3] , in de onderneming heeft ingebracht. Gelet op de hoeveelheid aan geldstromen acht het hof deze bedragen dermate klein en – gelet op het gehele dossier – van geringe omvang dat het hof verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging zal vrijspreken.
Niet voldoen aan de administratieve verplichting
In de tenlastelegging wordt in dit verband verwezen naar artikel artikel 3:15i BW. In dat artikel is de eis opgenomen dat een ieder die een bedrijf of zelfstandig een beroep uitoefent, verplicht is om van zijn vermogenstoestand en van alles betreffende zijn bedrijf of beroep naar de eisen van dat bedrijf of beroep, op zodanige wijze een administratie te voeren en de daartoe behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers op zodanige wijze te bewaren, dat te allen tijde zijn rechten en verplichtingen kunnen worden gekend. Deze eis moet op grond van de jurisprudentie aldus worden begrepen dat daaraan is voldaan indien de boekhouding van een zodanig niveau is dat men snel inzicht kan krijgen in de debiteuren- en crediteurenpositie op enig moment en deze posities en de stand van de liquiditeiten, gezien de aard en omvang van de onderneming, een redelijk inzicht geven in de vermogenspositie.
Naast de debiteuren- en crediteurenpositie en de stand van de liquiditeiten kunnen echter ook andere elementen van belang zijn voor het antwoord op de vraag of de boekhouding aan de daaraan te stellen eisen voldoet.
Uit het voorgaande is gebleken dat de aanneemsom voor het project [appartementencomplex] in totaal
€ 4.500.000,-- inclusief omzetbelasting bedroeg. De totale aanneemsom was in september 2009 bijna volledige betaald. Het appartementencomplex was op dat moment nog niet gereed. Verdachte heeft verklaard dat op dat moment ook nog geen inkomsten uit de verkoop van de appartementen zijn verworven, zoals dat oorspronkelijk wel was bedacht. Naar het oordeel van het hof ontstond op dat moment een financieringsprobleem voor het project. De kosten voor de bouw gingen door terwijl er geen inkomstenbron was. Verdachte is toen met [naam 3] en [naam 4] mondeling overeengekomen dat het bouwkundig deel van het project [appartementencomplex] door [bedrijf 2] zou worden afgemaakt.
Van de overdracht van [bedrijf 1] naar [bedrijf 2] heeft geen schriftelijke vastlegging plaatsgevonden. Er is niet vastgelegd wat de afspraken tussen de drie partijen ( [bedrijf 1] , [bedrijf 2] en [bedrijf 6] ) waren. De rechten en plichten onderling zijn niet vastgelegd in de administratie. Dat blijkt onder meer uit de facturen DOC-117 en DOC-140 die achteraf zijn opgemaakt om de administratie van [bedrijf 2] sluitend te maken en uit de onduidelijkheid die bestaat over de winstdeling. Verdachte zegt dat dit pas in 2014 anders is geworden en dat de rechten van [bedrijf 1] en [bedrijf 2] toen pas zijn vervallen. Terwijl [naam 3] heeft verklaard dat de winstdelingsafspraken zijn vervallen toen de overeenkomst over is gegaan naar [bedrijf 2] .
Voorts blijkt uit de verklaring van de curator ook dat de primaire en subsidiaire vastlegging onvolledig is geweest. Er ontbreken tussentijdse cijfers. Ook de rekening-courantverhouding met onder anderen [bedrijf 3] en [bedrijf 2]
ontbreken. De curator concludeert dat de winst- en verliesgegevens en de balanstotalen niet af te leiden zijn uit de administratie hetgeen tot bedrieglijke verkorting van de rechten van schuldeisers leidt.
Gelet op het vorenstaande in onderling verband en samenhang bezien is het hof van oordeel dat vanaf 3 september 2009 een faillissement voor [bedrijf 1] dreigt en dat het faillissement voor verdachte ook voorzienbaar was. Dat is het moment waarop de aanneemsom bijna volledig is betaald, de bouw nog niet klaar is en geen van de appartementen, anders dan was beoogd, is verkocht. Uit het dossier blijkt niet, en evenmin is door verdachte aangevoerd, dat zich op dat moment omstandigheden voordeden waaruit het vertrouwen ontleend kon worden dat binnen afzienbare termijn een en ander ter goede zou keren. Om het project af te kunnen maken wordt de overeenkomst overgenomen door [bedrijf 2] terwijl de kosten in [bedrijf 1] worden geboekt. Gelet op de reden van overname door [bedrijf 2] is het voor alle betrokken partijen essentieel om de rechten en plichten te kennen. Doordat verdachte heeft verzuimd een deugdelijke administratie te voeren heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat rechten van schuldeisers van [bedrijf 1] worden verkort. Immers zonder een duidelijk overzicht van de rechten en plichten is het voor een curator onmogelijk de schuldenpositie in kaart te brengen en als gevolg daarvan schuldeisers te doen toekomen waar zij al dan niet recht op hebben.
Verdachte heeft verklaard dat het geoorloofd is om mondelinge overeenkomsten aan te gaan en dat hij ook in het verleden mondeling aannemingsovereenkomsten is aangegaan.
Hoewel die stelling van verdachte juist is, ontslaat de mogelijkheid om mondeling een overeenkomst aan te gaan hem niet van de verplichting om de rechten en plichten die uit die overeenkomst voortvloeien zodanig vast te leggen dat die te allen tijde duidelijk worden uit de administratie. In de administratie is met betrekking tot het project een kladberekening aangetroffen. Niet wordt duidelijk uit het document of het een kostenraming of de aanneemsom is, met wie is overeengekomen en welke afspraken onder welke voorwaarden over winstdeling zijn gemaakt en aan welke eisen het te bouwen object diende te voldoen.
Het hof wil wel aannemen dat verdachte niet aan het project begonnen is om zichzelf ten koste van een ander te verrijken of schuldeisers te benadelen. Maar ook vanaf het moment dat een faillissement dreigde een voor verdachte voorzienbaar was, heeft verdachte nagelaten ervoor te zorgen dat de administratie op orde kwam en bleef.

Overwegingen met betrekking tot feit 2 en 6

Verdachte wordt verweten dat hij niet heeft voldaan aan de inlichtingenplicht door niet de volledige administratie aan de curatoren van [bedrijf 1] (feit 2) en [bedrijf 2] (feit 6) te overleggen.
Standpunt van de verdediging
Primair is aangevoerd dat verdachte dient te worden vrijgesproken omdat “wettelijk daartoe opgeroepen” niet bewezen kan worden. Niet blijkt wanneer en waarvoor verdachte door de curatoren zou zijn opgeroepen.
Subsidiair is aangevoerd dat verdachte niet opzettelijk heeft geweigerd de administratie of een deel daarvan aan de curator te overleggen aangezien verdachte alles heeft aangeleverd waar om werd gevraagd en waarvan hij dacht dat het van belang kon zijn.
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal acht het feit wettig en overtuigend te bewijzen en heeft gewezen op de verklaringen van curator mr. Van der Spek, de verklaring van mr. Mollema bij de rechter-commissaris, de verklaring van curator mr. Grondsma en het e-mailbericht van de heer [naam 5] d.d. 26 maart 2013.
Oordeel van het hof
Ten aanzien van het verweer dat niet is gebleken dat verdachte “wettelijk is opgeroepen” overweegt het hof dat daarmee werd beoogd het vereiste van een betekening of anderszins administratieve handeling voorop te stellen. Dat voorschrift strekte ertoe te waarborgen dat het bericht verdachte zou bereiken. Dat staat in deze zaak niet ter discussie aangezien verdachte – naar aanleiding van het verzoek van de curator – een deel van de administratie wel heeft overgelegd
Met betrekking tot feit 2 overweegt het hof dat ook uit de verklaringen van curator R.S. van der Spek en W. Mollema, blijkt dat de curator verdachte na het faillissement een lijst heeft overhandigd waarop stond vermeld welke administratie hij nodig had. De curator heeft verdachte meermalen mondeling en schriftelijk verzocht om administratie te verstrekken. De administratie die uiteindelijk (in delen) door verdachte werd verstrekt bleek echter niet volledig. Op een gegeven moment heeft Mollema een bezoek aan het kantoor van [bedrijf 1] gebracht. Daar heeft hij administratie van [bedrijf 1] aangetroffen. Dat bleek (delen van) de administratie te zijn die ondanks verzoeken van de curator niet door verdachte was uitgeleverd. Het hof heeft geen aanleiding om aan de betrouwbaarheid van deze verklaringen te twijfelen en acht deze bruikbaar voor het bewijs.
Voorts stelt het hof vast dat het dossier een factuur bevat van 31 december 2009 (DOC-117) die verdachte niet aan de curator van [bedrijf 1] heeft overgelegd maar die wel aan de curator verstrekt had moeten worden aangezien daaruit blijkt dat [bedrijf 2]
€ 740.000,- verschuldigd was aan [bedrijf 1] .
Gelet op bovenstaande acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte niet de volledige administratie van [bedrijf 1] heeft overgelegd aan de curator. Het verweer van de verdediging wordt aldus verworpen.
Met betrekking tot feit 6 overweegt het hof dat uit de aangifte van curator mr. Grondsma blijkt dat het contact met verdachte van meet af aan moeizaam verliep. Al in het eerste
kwartaalverslag heeft zij vermeld dat de benodigde stukken en informatie, al dan niet moedwillig, worden onthouden ofwel met vertraging worden aangeleverd. Veel van de gevraagde informatie waar expliciet om is gevraagd is nimmer verstrekt; daaronder de audit-files. Uit de bevindingen van de controlemedewerkers [naam 6] en [naam 7] van
de Belastingdienst/Kantoor [plaats] blijkt dat de Belastingdienst wel auditfiles van
verdachte heeft ontvangen. Daarnaast heeft de FIOD de tijdens de doorzoeking aangetroffen administratie van [bedrijf 2] aan de curator verstrekt, opdat deze kon controleren of zij reeds de beschikking had over deze administratie. Uit het e-mailbericht van de heer [naam 5] van 23 maart 2016 blijkt dat door de FIOD diverse bedrijfsmappen zijn verstrekt die ondanks eerdere verzoeken niet door verdachte aan de curator waren verstrekt.
Gelet op bovenstaande acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte niet de volledige administratie van [bedrijf 2] heeft overgelegd aan de curator en heeft geweigerd de vereiste inlichtingen te verschaffen ten aanzien van de auditfiles.

Overwegingen met betrekking tot feit 5

In hoger beroep wordt verdachte verweten dat hij schuldeisers van [bedrijf 2] heeft benadeeld door onttrekking van goederen uit de boedel. Hij zou de geldbedragen die ten goede behoorden te komen aan [bedrijf 2] hebben overgeboekt naar andere aan verdachte gelieerde vennootschappen dan wel ten behoeve van hem privé en geldbedragen contant hebben opgenomen. Voorts wordt verdachte verweten en dat hij niet heeft voldaan aan de administratieverplichting op grond van artikel 3:15i van het Burgerlijk Wetboek.
Standpunt van de verdediging
Door de verdediging is aangevoerd dat geen sprake is van opzet op het verkorten van de rechten van schuldeisers. Niet bewezen kan worden dat ten tijde van het handelen door verdachte de kans op een faillissement aanmerkelijk was, noch dat verdachte zich bewust is geweest van die kans en die kans ook heeft aanvaard. Ten aanzien van de onttrekkingen is aangevoerd dat een saldering over de jaren 2012 en 2013 een positief resultaat oplevert.
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het feit wettig en overtuigend te bewijzen is
Oordeel van het hof
Ook hier geldt het beoordelingskader dat het hof hiervoor onder feit 1 heeft opgenomen.
Onttrekkingen uit de boedel
Uit het dossier blijkt
  • dat in 2012 per saldo een bedrag van € 31.577,64 is overgeboekt van de bankrekening van [bedrijf 2] naar de bankrekening van [bedrijf 3] ;
  • dat in 2011 per saldo een bedrag van € 9.511,81 is overgeboekt van de bankrekening van [bedrijf 2] naar de bankrekening van [bedrijf 7] ;
  • dat in 2011 per saldo een bedrag van € 24.749,69 door [bedrijf 2] is overgeboekt naar of vergoed aan, dan wel namens [verdachte] voldaan. Van dit bedrag heeft verdachte per saldo € 21.020,-- contant opgenomen;
  • dat in 2012 per saldo een bedrag van € 1.550,-- is overgeboekt van de bankrekening van [bedrijf 2] naar de bankrekening van [bedrijf 7] ;
  • dat in 2012 per saldo een bedrag van € 7.492,37 door [bedrijf 2] is overgeboekt naar of vergoed aan, dan wel namens [verdachte] voldaan. Van dit bedrag is € 4.105,04 contant opgenomen door [verdachte] .
Door vanaf het moment dat door [bedrijf 2] niet meer aan [bedrijf 6] factureerde maar de crediteuren wel op [bedrijf 2] bleven drukken bovenvermelde bedragen ten laste van [bedrijf 2] onverschuldigd over te boeken, heeft verdachte – als feitelijk leidinggever – in het vooruitzicht van een faillissement ter bedrieglijke verkorting van de rechten van de schuldeisers goederen aan de boedel onttrokken.
Niet voldoen aan de administratieve verplichtingen
Ook hier geldt hetgeen het hof eerder ten aanzien van feit 1 heeft opgemerkt over artikel 3:15i BW.
Uit het dossier blijkt dat de belastingdienst heeft geconcludeerd dat de administratie voor een onderneming die zich toelegde op bouw voor derden niet voldeed. Voor de aard, de omvang en complexiteit van de bedrijfsvoering - met name in verband met het project [appartementencomplex] — bestempelt de Belastingdienst de administratie, zowel voor wat betreft de inrichting, opzet en inhoud volstrekt onvoldoende.
De belastingdienst rapporteert het volgende (zie; DOC- 0036):
“De aan ons verstrekte primaire vastleggingen waren niet volledig. Niet of nagenoeg niet doorons aangetroffen in de primaire vastleggingen van [bedrijf 2] :
  • Extern berichtenverkeer met leveranciers;
  • Extern berichtenverkeer met afnemers;
  • Contracten en (bouw- en aanneem)overeenkomsten;
  • Een (klad)kasboek.
Met betrekking tot de subsidiaire vastleggingen is door ons het volgende vastgesteld. Wij
hebben in de administratie van [bedrijf 2] niet of nagenoeg niet aangetroffen:
  • Separate inkoop- en/of verkoopadministratie;
  • Projectadministraties;
De aan ons ter beschikking gestelde (delen van de) administratie waren niet goed toegankelijk en niet goed controleerbaar. Niet alle gegevens die voor de belastingheffing van belang kunnen zijn, bleken steeds duidelijk uit de administratie.
De aard en de hoeveelheid informatie die minimaal nodig is om de bedrijfsprocessen in deze
onderneming te kunnen beheersen zijn vele malen groter dan de doos ons in de ter beschikking gestelde administratie is aangetroffen. Wij komen verder tot de conclusie dat de administratie niet betrouwbaar is. Onze conclusie is dat niet alle gegevens die voor de belastingheffing van belang kunnen zijn steeds duidelijk uit de administratie blijken.”
Het hof neemt deze conclusie over en maakt die tot de zijne.
Curator mr. Grondsma heeft in de aangifte aangegeven dat het van belang is dat de administratie zodanig wordt gevoerd dat te allen tijde de eigen rechten en plichten van de onderneming helder zijn. In het faillissement van [bedrijf 2] ontbrak het de curator aan een helder overzicht.
Verder blijkt uit de administratie van [bedrijf 2] dat in het memoriaal op 29 juni 2011 diverse boekingen staan onder vermelding van "overn. install. [plaats] ". Eén van die memoriaalboekingen betreft -€ 38.909,34 "BTW af te dragen hoog".
Op 28 september 2011 staan eveneens diverse memoriaalboekingen, nu met omschrijving
"overname install., slottermij". Eén van die memoriaalboekingen betreft -€ 60.800,00 "BTW af te d".
Ook zijn op beide data memoriaalboekingen in de rekening-courant van [bedrijf 1] opgenomen, waaruit volgens [naam 7] (verklaring d.d. 21 maart 2016, document G-011-01) blijkt dat de aan de boekingen ten grondslag, liggende facturen aan [bedrijf 1] gericht moeten zijn. Evenwel zijn er geen facturen aangetroffen in de administraties van [bedrijf 1] of [bedrijf 2] . Er werden dus boekingen in de administratie gedaan zonder dat daaraan facturen ten grondslag lagen.
De administratief medewerkster van verdachte heeft verklaard dat verdachte in privé wel eens crediteuren betaalde en dat zij die facturen in [bedrijf 2] geboekt heeft: “Het gebeurde ook wel dat [verdachte] zei dat hij een factuur had betaald en dan zocht ik die onderaannemer er bij en zocht die factuur op. Een betaalbewijs zat er niet bij. Als er geen factuur was, dan werd die nog opgevraagd. Ook gebeurde het wel eens dat [verdachte] zei dat hij, zeg maar, € 10.000 aan een crediteur had betaald en dan zocht ik die crediteur op en zocht ik de oudste facturen op en boekte € 10.000 af op deze facturen van die crediteur. De betaling van deze crediteur boekte ik dan ook in rekening-courant van [verdachte] als zijnde betaald door [verdachte] in privé.”
Gelet op het voorgaande in onderling verband en samenhang bezien is het hof van oordeel dat verdachte heeft verzuimd een deugdelijke administratie te voeren en daarmee heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat rechten van schuldeisers van [bedrijf 2] werden verkort.

Overwegingen met betrekking tot feit 7

Verdachte wordt verweten dat hij feitelijke leiding heeft gegeven aan [bedrijf 2] bij het samen met een ander opzettelijk onjuist doen van de aangiften omzetbelasting over de maanden juni 2011 en september 2011.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken omdat niet bewezen kan worden dat de aangiften omzetbelasting over de maand juni 2011 en over de maand september 2011 onjuist zijn. Daartoe is aangevoerd dat voor de memoriaal boekingen wel een juridische grondslag bestond en dat de BTW door [bedrijf 2] terecht in vooraftrek is gebracht. Subsidiair is aangevoerd dat geen sprake is geweest van opzet.
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het feit wettig en overtuigend bewezen kan worden. Van belang is dat voor de boeking geen factuur op naam van [bedrijf 2] was en dat er geen betaling van [bedrijf 2] was. Van verrekening van BTW kan dan geen sprake zijn.
Oordeel van het hof
In het memoriaal van [bedrijf 2] staan op 29 juni 2011 diverse boekingen onder
vermelding van “overn. install. [plaats] ”. Eén van die memoriaalboekingen betreft
-€ 38.909,34 “BTW af te dragen hoog”.
Op 28 september 2011 staan eveneens diverse memoriaalboekingen, nu met omschrijving
“overname install., slottermij”. Eén van die memoriaalboekingen betreft -€ 60.800,00 "BTW af te d".
Ook zijn op beide data memoriaalboekingen in de rekening-courant van [bedrijf 1] opgenomen, waaruit volgens [naam 7] (verklaring d.d. 21 maart 2016, document G-011-01) blijkt dat de aan de boekingen ten grondslag, liggende facturen aan [bedrijf 1] gericht moeten zijn. Evenwel zijn er geen facturen aangetroffen in de administraties van [bedrijf 1] of [bedrijf 2] .
Gelet op het voorgaande stelt het hof vast dat de memoriaal boekingen zijn gedaan zonder dat er een factuur aan ten grondslag lag. Dat heeft er toe geleid dat de door [bedrijf 2] verschuldigde omzetbelasting over een te laag bedrag is berekend. Het is een feit van algemene bekendheid dat een uitgereikte factuur ten grondslag moet liggen aan een boeking van voorbelasting in de administratie en de aangifte BTW. Nu daarvan niet is gebleken is staat vast dat de aangifte omzetbelasting onjuist is gedaan. Dat [bedrijf 2] de goederen waarvoor de memoriaal boekingen zijn gedaan vervolgens heeft overgedragen aan [bedrijf 4] , met bijpassende facturen, doet aan het voorgaande niet af.
Naar het oordeel van het hof zijn de betreffende aangiften ook opzettelijk onjuist gedaan. Verdachte heeft verklaard dat dat de boekingen zijn verwerkt om ervoor te zorgen dat er één partij, [bedrijf 2] , was die rechten kon inroepen in de richting van [bedrijf 5] en [bedrijf 4] en dat hij daarom verschillende bedragen die zagen op de installatie uit de administratie van het inmiddels failliete [bedrijf 1] heeft gehaald zonder dat daar voor [bedrijf 1] iets tegenover stond. Hij heeft er niet met de curator van [bedrijf 1] over gesproken, want dan zou hij wellicht moeten betalen. Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft bevestigd dat verdachte dit zo aan haar heeft uitgelegd en dat zij het heeft uitgevoerd zoals gevraagd.
Naar het oordeel van het hof blijkt hieruit dat verdachte willens en wetens aan medeverdachte [medeverdachte 2] heeft gevraagd om boekingen te doen waar geen facturen tegenover stonden en waar ook anderszins geen juridische grondslag voor bestond. Verdachte heeft er bewust voor gekozen om hierover tegen de curator van [bedrijf 1] te zwijgen. Een deel van de boekingen resulteerde in een aanzienlijke verlaging van de door [bedrijf 2] af te dragen BTW over de maanden juni en september 2011.
Verdachte heeft als feitelijk leidinggever, in nauwe en bewuste samenwerking met [medeverdachte 2] die de boekingen heeft gedaan en feitelijk de aangiften heeft ingevuld, de boekingen dan ook opzettelijk onjuist gedaan en daarop volgend ook de aangiften omzetbelasting over die periodes opzettelijk onjuist gedaan.

Overwegingen met betrekking tot feit 8

Verdachte wordt verweten dat hij in de periode van 27 mei 2014 tot en met 5 februari 2016 samen met een ander faillissementsfraude in verdachtes persoonlijk faillissement heeft gepleegd door niet aan de curator te melden dat hij geldbedragen o.a. uit [bedrijf 3] heeft ontvangen.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte dient te worden vrijgesproken omdat verdachte geen strafbaar feit heeft begaan. De overboekingen kwamen uit [bedrijf 3] en [bedrijf 3] verkeerde niet in staat van faillissement.
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte € 108.534,37 heeft onttrokken uit de boedel.
Oordeel van het hof
Vooropgesteld dient te worden dat van onttrekking van een goed aan de boedel sprake is indien een vermogensbestanddeel dat rechtens onder bereik en beheer van de curator in het faillissement behoort te komen, voorafgaand aan of tijdens het faillissement buiten diens bereik en beheer wordt gesteld. De boedel omvat in beginsel het gehele vermogen van de gefailleerde ten tijde van de faillietverklaring, en al hetgeen hij gedurende het voortduren van het faillissement verwerft (zie artikel 20 Fw). Wanneer de gefailleerde in gemeenschap van goederen gehuwd is, zoals verdachte dat is met medeverdachte [medeverdachte 1] , omvat de boedel tevens de hele huwelijksgoederengemeenschap (zie artikel 63 Fw).
Verdachte is op 27 mei 2014 failliet verklaard.
Uit het dossier blijkt dat verdachte in de periode van 27 mei 2014 tot en met 27 mei 2015 een bedrag van € 115.459,81 heeft ontvangen of laten overmaken naar de bankrekeningen van [medeverdachte 1] , de partner van verdachte, en [naam 8] , de zoon van verdachte. De totale inkomsten bedragen:
  • [bedrijf 3] € 74.572,80
  • contante geldstortingen € 4.245,00
  • ontvangen van div. rek. t.n.v. [naam 8] € 9.039,67
  • ontvangsten div. personen/bedrijven € 2.598,15
  • [bedrijf 7] € 150,00
  • [bedrijf 8] € 21.215,19
  • Belastingdienst € 1.644,00
  • [bedrijf 2] / [bedrijf 9] spaarrekening € 370,00
  • ontvangen van div. rek. t.n.v. [medeverdachte 1]
Totaal = € 115.459,81
In zijn verhoor ten overstaan van de rechter-commissaris heeft verdachte hierover verklaard dat hij geld van (onder meer) [bedrijf 3] gebruikte als hij geld nodig had, en dat hij inkomsten uit [bedrijf 3] daarnaast heeft aangewend om te voorzien in het levensonderhoud van zijn echtgenote [medeverdachte 1] . Voorts heeft verdachte ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat na zijn persoonlijke faillissement o.a. de keuken in het huurhuis van zijn echtgenote en hemzelf is vernieuwd waarbij de kosten ten laste van verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] zijn gekomen.
Uit het dossier blijkt dat in de periode van 27 mei 2014 tot en met 27 mei 2015 een bedrag van € 108.534,57 is uitgegeven ten behoeve van verdachte en/of [medeverdachte 1] .
De totale uitgaven bedragen:
  • geldautomaat € 27.965,00
  • casino € 649,70
  • boodschappen € 5.010,03
  • eten / kleding € 10.624,23
  • brandstof-, parkeerkst. en CJIB € 7.054,70
  • [medeverdachte 1] div. bankrekeningen € 4.776,36
  • [bedrijf 8] rek. ….730 (tbv [medeverdachte 1] ) € 4.500,00
  • uitgaven privé diversen € 40.640,55
  • huur en electra € 7.314,00
Verdachte heeft verklaard dat hij een vordering had op [bedrijf 3] en dat het hem op grond van die vordering vrij stond te beschikken over de geleden die hij op de hiervoor omschreven wijze aan [bedrijf 3] heeft onttrokken en vervolgens ten behoeve van zichzelf en/of zijn echtgenote heeft aangewend. Als gevolg van die onttrekkingen zou de vordering die verdachte had op [bedrijf 3] met dezelfde bedragen verminderd worden.
Met betrekking tot de vordering van verdachte op [bedrijf 3] overweegt het hof dat die vordering in de faillissementsboedel valt. De geldbedragen die verdachte vanuit [bedrijf 3] liet overmaken, moeten daarom worden aangemerkt als baten van verdachte, en daarmee van goederen die toebehoorden aan de faillissementsboedel van verdachte.
Op verdachte rustte dan ook de verplichting deze gelden, die hem ter beschikking stonden en waarmee hij heeft voorzien in zijn levensonderhoud en in dat van zijn echtgenote, [medeverdachte 1] , te verantwoorden aan de curator. Dat heeft verdachte, samen met medeverdachte [medeverdachte 1] niet gedaan en heeft het geld naar eigen goeddunken besteed.
Door het te onttrekken aan de boedel van een bedrag van € 108.534,57 is naar het oordeel van het hof evident de aanmerkelijke kans op benadeling van de schuldeisers van verdachte ontstaan. Uit de gedragingen van verdachte blijkt verder dat hij die kans ook heeft aanvaard. Door de geldbedragen aan [bedrijf 3] te onttrekken, is verdachte immers komen te beschikken over aanzienlijke baten, die – zoals hiervoor overwogen – tot de bedoel behoorden. Niet alleen heeft verdachte die baten niet gemeld aan de curator, hij heeft deze ook, samen met zijn echtgenote [medeverdachte 1] , grotendeels ten behoeve van haar en zichzelf uitgegeven. Beide handelingen hebben er – reeds op zichzelf maar ook ieder voor zich – toe geleid dat de schuldeisers in het faillissement van verdachte de mogelijkheid is ontnomen om zich op deze (aanzienlijke) baten te verhalen. Daarmee heeft verdachte die schuldeisers benadeeld in hun verhaalsmogelijkheden.
Het hof acht dit feit dan ook wettig en overtuigend bewezen.

Overwegingen met betrekking tot feit 9

Verdachte wordt verweten dat hij in de periode van 27 mei 2014 tot en met 5 februari 2016 na zijn persoonlijk faillissement niet heeft voldaan aan de inlichtingenplicht.
Standpunt van de verdediging
Door de verdediging is aangevoerd dat verdachte van het tenlastegelegde moet worden vrijgesproken omdat geen sprake is van het opzettelijk geven van verkeerde inlichtingen over zijn inkomsten en uit het dossier niet blijkt welke administratieve bescheiden hij heeft achtergehouden.
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat ook dit feit wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Oordeel van het hof
Zoals hiervoor met betrekking tot feit 8 is overwogen heeft het hof vastgesteld dat verdachte baten niet heeft verantwoord aan de curator. Voorts blijkt uit het vijfde faillissementsverslag van de curator, hoofdstuk 5, dat verdachte heeft aangegeven dat hij geen inkomen geniet, dat hij leeft van financiële steun van vrienden en familie en dat hij uit deelnemingen in B.V.’s geen inkomen geniet. Verdachte heeft dus niet de vereiste inlichtingen aan de curator verstrekt en daarover ook onjuist verklaard. Gelet daarop acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte opzettelijk geweigerd heeft de vereiste inlichtingen te geven.
Met betrekking tot de administratieve bescheiden overweegt het hof dat uit het dossier niet duidelijk blijkt wel stukken uit de privé administratie van verdachte ontbreken zodat verdachte van dit deel van tenlastelegging zal worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 5, 6, 7, 8 en 9 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
[bedrijf 1] , welke rechtspersoon bij vonnis (van de rechtbank Leeuwarden van 6 april 2010) in staat van faillissement is verklaard, in de periode van 11 september 2009 tot en met 6 april 2010,
in [plaats] ( [gemeente] ) en/of in [plaats] ( [gemeente] ) en/of [plaats] ( [gemeente] ) en/of eldersin Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer natuurlijke en/of rechtspersonen, althansalleen, meermalen,
althans eenmaal,(telkens) ter bedrieglijke verkorting van de rechten van zijn schuldeisers,
enig goed aan de boedel onttrokken heeft of onttrekt, hierin bestaande, dat hij en/of zijn mededader(s),
- het onderhanden werk van de failliet, [bedrijf 1] , bestaande in de werkzaamheden die zijn verricht voor het project ' [appartementencomplex] ' en waarvan de failliet de kosten heeft gedragen, onverschuldigd heeft/hebben overgedragen aan [bedrijf 2] en die in staat heeft/hebben gesteld (een gedeelte van) de aanneemsom te factureren en te incasseren, zonder dat voor het aldus overgedragen onderhanden werk door de failliet enige vergoeding is ontvangen; en/of
- (onverschuldigd) een of meer geldbedrag(en) van een of meer bankrekening(en) die te naam was/waren gesteld van [bedrijf 1] heeft/hebben overgeboekt en/of laten overboeken naar een of meer bankrekening(en) die te naam was/waren gesteld van [bedrijf 3] en/of een of meer ander(e) aan hem, verdachte, gelieerde rechtsperso(o)n(en) en/of aan hem, verdachte, privé; en/of
- (onverschuldigd) een of meer betaling(en) heeft/hebben verricht ten behoeve van een of meer aan hem, verdachte, gelieerde rechtsperso(o)n(en) en/of hem, verdachte; en/of
- een of meer geldbedrag(en) contant heeft/hebben opgenomen; en/of
- ter gelegenheid van het faillissement of op een tijdstip waarop hij, [bedrijf 1] , wist dat het faillissement niet kon worden voorkomen, een of meer schuldeiser(s) op enige wijze bevoordeeld heeft of bevoordeelt; en/of
- niet voldaan heeft aan de op haar, [bedrijf 1] , rustende verplichtingen ten opzichte van het voeren van een administratie ingevolge artikel 15i van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, en het bewaren en te voorschijn brengen van boeken, bescheiden en gegevensdragers in dat artikel bedoeld,
tot welk
(e)feit
(en)hij, verdachte,
tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, opdracht heeft gegeven en/of aan welke verboden gedraging(en) hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen,feitelijke leiding heeft gegeven;
2.
hij, verdachte, als bestuurder van [bedrijf 1] , welke rechtspersoon bij vonnis (van de rechtbank Leeuwarden van 6 april 2010) in staat van faillissement is verklaard, in de periode van 6 april 2010 tot en met 12 februari 2016,
in [plaats] ( [gemeente] ) en/of in [plaats] ( [gemeente] ) en/of [plaats] en/of [plaats] ( [gemeente] ) en/of eldersin Nederland,
meermalen, althans eenmaal,terwijl hij
(telkens)wettelijk opgeroepen was tot het geven van inlichtingen, heeft geweigerd de vereiste inlichtingen te geven door,
- ( de volledige) administratie van [bedrijf 1] niet aan de curator te overleggen;
en/of heeft geweigerd de vereiste inlichtingen te geven over, en/of opzettelijk verkeerde inlichtingen heeft gegeven over,
- het (laten) overboeken van een of meer geldbedrag(en) van een of meer bankrekening(en) die te naam was/waren gesteld van [bedrijf 1] naar een of meer bankrekening(en) die te naam was/waren gesteld van [bedrijf 3] en/of een of meer ander(e) aan hem, verdachte, gelieerde rechtsperso(o)n(en) en/of aan hem, verdachte, privé; en/of
- het (laten) verrichten van een of meer betaling(en) ten behoeve van een of meer aan hem, verdachte, gelieerde rechtsperso(o)n(en) en/of hem, verdachte;
3.[bedrijf 4] , welke rechtspersoon bij vonnis (van de rechtbank [plaats] van 6 december 2011) in staat van faillissement is verklaard, in de periode van 30 november 2010 tot en met 6 december 2011, in [plaats] ( [gemeente] ) en/of in [plaats] ( [gemeente] ) en/of in [plaats] ( [gemeente] ) en/of in [plaats] ( [gemeente] ) en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer natuurlijke en/of rechtspersonen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) ter bedrieglijke verkorting van de rechten van zijn schuldeisers, enig goed aan de boedel onttrokken heeft of onttrekt, hierin bestaande, dat hij en/of zijn mededader(s), - het onderhanden werk van de failliet, [bedrijf 4] , bestaande in de werkzaamheden die zijn verricht voor het project ' [appartementencomplex] ' en waarvan de failliet de kosten heeft gedragen, onverschuldigd heeft/hebben overgedragen aan [bedrijf 5] en die in staat heeft/hebben gesteld (een gedeelte van) de aanneemsom te factureren en te incasseren, zonder dat voor het aldus overgedragen onderhanden werk door de failliet enige vergoeding is ontvangen; en/of - (onverschuldigd) een of meer geldbedrag(en) van een of meer bankrekening(en) die te naam was/waren gesteld van [bedrijf 4] heeft/hebben overgeboekt en/of laten overboeken naar een of meer bankrekening(en) die te naam was/waren gesteld van [bedrijf 3] en/of een of meer ander(e) aan hem, verdachte, gelieerde rechtsperso(o)n(en) en/of aan hem, verdachte, privé; en/of - (onverschuldigd) een of meer betaling(en) heeft/hebben verricht ten behoeve van een of meer aan hem, verdachte, gelieerde rechtsperso(o)n(en) en/of hem, verdachte; en/of - een of meer geldbedrag(en) contant heeft/hebben opgenomen; en/of - ter gelegenheid van het faillissement of op een tijdstip waarop hij, [bedrijf 4] , wist dat het faillissement niet kon worden voorkomen, een of meer schuldeiser(s) op enige wijze bevoordeeld heeft of bevoordeelt; en/of - niet voldaan heeft aan de op hem, [bedrijf 4] , rustende verplichtingen ten opzichte van het voeren van een administratie ingevolge artikel 15i van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, en het bewaren en te voorschijn brengen van boeken, bescheiden en gegevensdragers in dat artikel bedoeld, tot welk(e) feit(en) hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, opdracht heeft gegeven en/of aan welke verboden gedraging(en) hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, feitelijke leiding heeft gegeven;
4.hij, verdachte, als bestuurder van [bedrijf 4] , welke rechtspersoon bij vonnis (van de rechtbank Leeuwarden van 6 december 2011) in staat van faillissement is verklaard, in de periode van 6 december 2011 tot en met 12 februari 2016, in [plaats] ( [gemeente] ) en/of in [plaats] ( [gemeente] ) en/of in [plaats] ( [gemeente] ) en/of in [plaats] en/of [plaats] ( [gemeente] ) en/of elders in Nederland, meermalen, althans eenmaal, terwijl hij (telkens) wettelijk opgeroepen was tot het geven van inlichtingen, heeft geweigerd de vereiste inlichtingen te geven door, - (de volledige) administratie van [bedrijf 4] niet aan de curator te overleggen;
5.
[bedrijf 2] , welke rechtspersoon bij vonnis (van de rechtbank Noord Nederland van 27 augustus 2013) in staat van faillissement is verklaard, in de periode van 7 april 2010 tot en met 27 augustus 2013,
in [plaats] ( [gemeente] ) en/of in (de gemeente) [plaats] en/of in [plaats] ( [gemeente] ) en/of in [plaats] ( [gemeente] ) en/of eldersin Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer natuurlijke en/of rechtspersonen, althansalleen, meermalen,
althans eenmaal,(telkens) ter bedrieglijke verkorting van de rechten van zijn schuldeisers, enig goed aan de boedel onttrokken heeft
of onttrekt, hierin bestaande, dat zij
en/of zijn mededader(s),
- het onderhanden werk van de failliet, [bedrijf 2] , bestaande in de werkzaamheden die zijn verricht voor het project ' [appartementencomplex] ' en waarvan de failliet de kosten heeft gedragen, onverschuldigd heeft/hebben overgedragen aan [bedrijf 5] en die in staat heeft/hebben gesteld (een gedeelte van) de aanneemsom te factureren en te incasseren, zonder dat voor het aldus overgedragen onderhanden werk door de failliet enige vergoeding is ontvangen; en/of
-
(onverschuldigd
) een of meergeldbedrag
(en
)van een
of meerbankrekening
(en)die te naam was
/warengesteld van [bedrijf 2] heeft
/hebbenovergeboekt
en/of laten overboekennaar een
of meerbankrekening
(en)die te naam was
/warengesteld van [bedrijf 3] en
/ofeen
of meerander
(e
)aan hem, verdachte, gelieerde rechtsperso
(o
)n
(en)en
/ofaan hem, verdachte, privé; en
/of
- (onverschuldigd) een of meer betaling(en) heeft/hebben verricht ten behoeve van een of meer aan hem, verdachte, gelieerde rechtsperso(o)n(en) en/of hem, verdachte; en/of
-
een of meergeldbedrag
(en
)contant heeft
/hebbenopgenomen; en
/of
- ter gelegenheid van het faillissement of op een tijdstip waarop hij, [bedrijf 2] , wist dat het faillissement niet kon worden voorkomen, een of meer schuldeiser(s) op enige wijze bevoordeeld heeft of bevoordeelt; en/of
- niet voldaan heeft aan de op haar, [bedrijf 2] , rustende verplichtingen ten opzichte van het voeren van een administratie ingevolge artikel 15i van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek,
en het bewaren en te voorschijn brengen van boeken, bescheiden en gegevensdragers in dat artikel bedoeld; tot welk(e) feit(en) hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, opdracht heeft gegeven en/ofaan welke verboden gedraging
(en
)hij, verdachte,
tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen,feitelijke leiding heeft gegeven;
6.
hij, verdachte, als bestuurder van [bedrijf 2] , welke rechtspersoon bij vonnis (van de rechtbank Noord Nederland van 27 augustus 2013) in staat van faillissement is verklaard, in de periode van 27 augustus 2013 tot en met 5 februari 2016,
in [plaats] ( [gemeente] ) en/of in (de gemeente) [plaats] en/of in [plaats] ( [gemeente] ) en/of in [plaats] en/of [plaats] ( [gemeente] ) en/of eldersin Nederland, meermalen,
althans eenmaal,terwijl hij
(telkens
)wettelijk opgeroepen was tot het geven van inlichtingen, heeft geweigerd de vereiste inlichtingen te geven door,
-
(de volledige
)administratie van [bedrijf 2] niet aan de curator te overleggen; en
/ofheeft geweigerd de vereiste inlichtingen te geven over
, en/of opzettelijk verkeerde inlichtingen heeft gegeven over,
- de auditfiles;
en/of
- de huurovereenkomst van de onroerende zaak in [plaats] ; en/of
- het juridische dossier ter zake van het verwijderen van de krakers; en/of
- het (laten) overboeken van een of meer geldbedrag(en) van een of meer bankrekening(en) die te naam was/waren gesteld van [bedrijf 2] naar een of meer bankrekening(en) die te naam was/waren gesteld van [bedrijf 3] en/of een of meer ander(e) aan hem, verdachte, gelieerde rechtsperso(o)n(en) en/of aan hem, verdachte, privé; en/of
- het (laten) verrichten van een of meer betaling(en) ten behoeve van een of meer aan hem, verdachte, gelieerde rechtsperso(o)n(en) en/of hem,verdachte;7.
[bedrijf 2] , in of omstreeks de periode van 29 april 2011 tot en met 31 oktober 2011,
in [plaats] ( [gemeente] ) en/of in (de gemeente) [plaats] en/of in [plaats] ( [gemeente] ) en/of in [plaats] ( [gemeente] ) en/of eldersin Nederland, tezamen en in vereniging met een
of meerander
en,
althans alleen,meermalen,
althans eenmaal, (telkens
)opzettelijk een
of meerbij de belastingwet voorziene aangifte
(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten:
- de aangifte omzetbelasting over de maand maart 2011; en/of
- de aangifte omzetbelasting over de maand juni 2011; en
/of
- de aangifte omzetbelasting over de maand september 2011, onjuist
of onvolledig hebben/heeft gedaan
en/of door een ander heeft doen doen bij de belastingdienst in [plaats], terwijl dat
/diefeit
(en)er
(telkens
)toe strekte
(n), dat te weinig belasting zou worden geheven,
hebben die onjuistheid
of onvolledigheidhierin bestaan dat in die aangifte
(n
)
- een te hoog bedrag aan voorbelasting; en/of
- een te laag bedrag aan te betalen omzetbelasting was vermeld,
tot welk(e) feit(en) hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, opdracht heeft gegeven en/ofaan welke verboden gedraging
(en
)hij, verdachte,
tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen,feitelijke leiding heeft gegeven;
8.
hij, die bij vonnis (van de rechtbank Noord Nederland van 27 mei 2014) in staat van faillissement is verklaard, in de periode van 27 mei 2014 tot en met 5 februari 2016,
in [plaats] ( [gemeente] ) en/of in [plaats] ( [gemeente] ) en/of eldersin Nederland,
tezamen en in vereniging met [medeverdachte 1] , althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens
)ter bedrieglijke verkorting van de rechten van zijn schuldeisers, baten niet verantwoord heeft
of niet verantwoordt, hierin bestaande, dat hij
en/of zijn mededader(s),
- niet aan de curator heeft
/hebbengemeld dat hij, verdachte,
(uit door hem verrichte werkzaamheden) een of meergeldbedrag
(en
)heeft
/hebbenontvangen;
en/of enig goed aan de boedel onttrokken heeft of onttrekt, hierin bestaande, dat hij en/of zijn mededader(s),
- (onverschuldigd) een of meer betaling(en) heeft/hebben verricht;
9.
hij, die bij vonnis (van de rechtbank Noord Nederland van 27 mei 2014) in staat van faillissement is verklaard, in de periode van 27 mei 2014 tot en met 5 februari 2016,
in [plaats] ( [gemeente] ) en/of in [plaats] ( [gemeente] ) en/of eldersin Nederland,
meermalen, althans eenmaal,terwijl hij
(telkens)wettelijk opgeroepen was tot het geven van inlichtingen,
heeft geweigerd de vereiste inlichtingen te geven door,
- de (volledige) (prive)administratie niet aan de curator te overleggen; en/of heeft geweigerd de vereiste inlichtingen te geven over, en/ofopzettelijk verkeerde inlichtingen heeft gegeven over,
- de inkomsten
(uit arbeid)die hij, verdachte, genoot.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
feitelijke leiding geven aan het door een rechtspersoon begaan van bedrieglijke bankbreuk
Het onder 2 en 6 bewezenverklaarde levert op, telkens:
als bestuurder van een rechtspersoon, wettelijk opgeroepen tot het geven van inlichtingen, weigeren de vereiste inlichtingen te geven
Het onder 5 bewezenverklaarde levert op:
feitelijke leiding geven aan het door een rechtspersoon begaan van bedrieglijke bankbreuk, meermalen gepleegd.
Het onder 7 bewezenverklaarde levert op:
feitelijke leiding geven aan het door een rechtspersoon begaan van medeplegen van opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist of onvolledig doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, meermalen gepleegd.
Het onder 8 bewezenverklaarde levert op:
bedrieglijke bankbreuk, meermalen gepleegd.
Het onder 9 bewezenverklaarde levert op:
in staat van faillissement verklaard, wettelijke opgeroepen tot het geven van inlichtingen, opzettelijk verkeerde inlichtingen geven.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diverse strafbare feiten. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan faillissementsfraude bij twee B.V.’s en in zijn persoonlijke faillissement. Daarnaast heeft verdachte de afwikkeling van deze faillissementen bemoeilijkt door niet de (volledige) administratie te overleggen aan de curator en/of door niet de juiste inlichtingen te verschaffen. Het hof rekent verdachte aan dat hij niet heeft voldaan aan zijn administratieve verplichtingen waardoor de administratie onvolledig en onjuist was en de geldstromen binnen de verschillende vennootschappen onduidelijk was. Ook dit is de afwikkeling van de faillissementen niet ten goede gekomen. Schuldeisers zijn door het handelen van verdachte benadeeld.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het doen van onjuiste aangiften voor de omzetbelasting.
Het hof houdt bij het bepalen van de straf rekening met de omstandigheid dat op grond van het dossier niet is te bewijzen dat verdachte zich door het plegen van deze strafbare feiten heeft verrijkt.
Het hof heeft bij het bepalen van de straf tevens acht geslagen op een verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 17 februari 2023 waaruit blijkt dat verdachte niet eerder wegens soortgelijke delicten is veroordeeld.
Het hof houdt voorts rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals die blijken uit het dossier en zoals die ter terechtzitting van het hof zijn besproken. Er zijn door de verdediging geen bijzondere omstandigheden naar voren gebracht die in positieve dan wel negatieve zin van invloed zijn op de op te leggen straf. Ook anderszins zijn die niet gebleken.
Het hof heeft voorts acht geslagen de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM en overweegt in dat verband het volgende. Verdachte is op 5 juni 2015 in verzekering gesteld. Het vonnis is gewezen op 27 mei 2019. Op 6 juni 2019 heeft verdachte hoger beroep ingesteld en op 31 maart 2023 wijst het hof arrest. Derhalve is sprake van overschrijding van de redelijke termijn in eerste aanleg en in hoger beroep. De overschrijding van de redelijk termijn in hoger beroep lag geheel buiten de invloedssfeer van de verdediging.
Alles afwegende is het hof van oordeel dat in beginsel oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, zoals door de rechtbank in eerste aanleg is opgelegd, te weten een gevangenisstraf voor de duur van zestien maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren, passend is. Het hof zal echter rekening houden met de overschrijding van de redelijke termijn en aan verdachte opleggen – conform de vordering van de advocaat-generaal – een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren. De tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, zal op deze straf in minder worden gebracht. Deze gevangenisstraf is passend en noodzakelijk.
Beroepsverbod
Gezien de aard en ernst van de bewezenverklaarde feiten en ter bescherming van de
maatschappij acht het hof – net als de rechtbank en de vordering van de advocaat-generaal - het voorts passend en geboden om aan verdachte een bijkomende straf op te leggen van ontzetting van het recht tot uitoefening van het beroep van statutair bestuurder, feitelijk bestuurder of vennoot van enig rechtspersoon. Dit voor de duur van drie jaren. Daarbij heeft het hof in acht genomen dat verdachte de bewezenverklaarde feiten onder 1, 2, 5, 6 en 7 heeft begaan in de hoedanigheid van dat beroep.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op artikel 69 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en de artikelen 14a, 14b, 14c, 28, 31, 47, 51, 57, 62, 194 en 341 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de in eerste aanleg gegeven (deel)vrijspraken.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 5, 6, 7, 8 en 9 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2, 5, 6, 7, 8 en 9 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
3 (drie) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Ontzet de verdachte van het recht tot uitoefening van het beroep van statutair bestuurder, feitelijk bestuurder of vennoot van enig rechtspersoon voor de duur van 3 (drie) jaren.
Aldus gewezen door
mr. G. Dam, voorzitter,
mr. S. Bek en mr. P.L.M van Gorkom, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A. Dörholt, griffier,
en op 31 maart 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.