ECLI:NL:GHARL:2023:1107

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
7 februari 2023
Publicatiedatum
7 februari 2023
Zaaknummer
21-003122-21
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Noord-Nederland inzake ontploffing en explosieve stoffen

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 7 februari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, geboren in 1992 en verblijvende in de P.I. Veenhuizen, was eerder veroordeeld tot zes jaar gevangenisstraf voor het medeplegen van het voorbereiden van een plofkraak en het voorhanden hebben van explosieve stoffen, waaronder TATP en ammoniumnitraat. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van het primair tenlastegelegde voorwaardelijk opzet op de ontploffing, maar heeft hem wel veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar voor het subsidiair tenlastegelegde, dat wil zeggen het culpoos veroorzaken van een ontploffing. De ontploffing vond plaats op 1 mei 2020 in de woning van de verdachte, waarbij aanzienlijke schade aan het appartementencomplex is ontstaan en levensgevaar voor omwonenden te duchten was. Het hof oordeelde dat de verdachte en zijn medeverdachte onvoorzichtig hebben gehandeld door explosieve stoffen in een wooncomplex te bewaren zonder veiligheidsmaatregelen te treffen. De vorderingen van benadeelde partijen zijn deels toegewezen, waarbij de verdachte aansprakelijk is gesteld voor de geleden schade.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-003122-21
Uitspraak d.d.: 7 februari 2023
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 29 juni 2021 met parketnummer 18-121149-20 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1992,
thans verblijvende in de P.I. Veenhuizen, gevangenis Norgerhaven te Veenhuizen.

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 11 april 2022 en 24 januari 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot bevestiging van het vonnis van de rechtbank, met uitzondering van de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 2] . De advocaat-generaal vordert toewijzing van de vordering van [benadeelde 1] tot een bedrag van € 412,95, te vermeerderen met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel, en toewijzing van de vordering van [benadeelde 2] conform de beslissing van de rechtbank, waarbij de aanvulling inhoudende reis- en parkeerkosten kan worden meegenomen in de schadevergoedingsmaatregel. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. T. Deckwitz, naar voren is gebracht.

De geldigheid van de dagvaarding

De verdediging heeft betoogd dat de dagvaarding gedeeltelijk nietig is waar het gaat om het in de tenlastelegging onder 1 primair en subsidiair opgenomen 'handelingen verrichten'. De verdediging vindt dit te onbepaald. Het hof overweegt als volgt. Bezien in samenhang met de inhoud van het dossier, voldoet dit deel van de tenlastelegging naar het oordeel van het hof aan de eisen als gesteld in artikel 261 Wetboek van Strafvordering. Voorts is niet gebleken dat verdachte niet wist waar hij zich tegen had te verdedigen en is verdachte niet in zijn verdedigingsbelang geschaad. Aldus is er geen aanleiding om de tenlastelegging partieel nietig te verklaren. Het verweer wordt dan ook verworpen.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank Noord-Nederland heeft verdachte ten aanzien van het onder 1 primair, 2 en 3 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Voorts heeft de rechtbank de vorderingen van de benadeelde partijen deels toegewezen.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing en strafoplegging komt. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1. primair
hij op of omstreeks 1 mei 2020 te [pleegplaats] , tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht in een
(portiek)woning (gelegen aan [adres 1] ) door:
- een hoeveelheid ammoniumnitraat en/of zwavelzuur en/of zoutzuur en/of waterstofperoxide en/of aceton te bewerken en/of bereiden en/of verwerken tot onder andere TATP, althans tot (een) explosieve stof(fen) en/of
- een hoeveelheid explosieve stof(fen), te weten ammoniumnitraat en/of TATP en/of (een)
overige explosieve stof(fen) in voornoemde woning te bewaren en/of met voornoemde
stof(fen) handelingen te verrichten,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor aangrenzende woningen, in elk geval gemeen gevaar
voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor zich in die
aangrenzende woningen bevindende personen, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor
zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;
1. subsidiair
hij op of omstreeks 1 mei 2020 te [pleegplaats] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, grovelijk, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam in een (portiek)woning (gelegen aan [adres 1] )
- een hoeveelheid ammoniumnitraat en/of zwavelzuur en/of zoutzuur en/of waterstofperoxide en/of aceton heeft bewerkt en/of bereid en/of verwerkt tot onder andere TATP, althans tot (een) explosieve stof(fen) en/of
- een hoeveelheid explosieve stof(fen), te weten ammoniumnitraat en/of TATP en/of (een) overige explosieve stof(fen) in voornoemde woning heeft bewaard en/of met voornoemde stof(fen) handelingen heeft verricht,
ten gevolge waarvan het aan zijn en/of zijn mededaders schuld te wijten is geweest, dat er een ontploffing teweeg is gebracht in voornoemde (portiek)woning,
terwijl daardoor gemeen gevaar voor aangrenzende woningen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor zich in die aangrenzende woningen bevindende personen, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen ontstond;
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 maart 2020 tot en met 2 mei 2020 te [pleegplaats] , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten het opzettelijk teweeg brengen van een ontploffing in een geldautomaat, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen of levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten is, opzettelijk:
- een (grote) hoeveelheid explosieve stof(fen), te weten ammoniumnitraat en/of TATP en/of
- een hoeveelheid grondstoffen voor het maken van TATP, te weten
waterstofperoxide en/of aceton en/of zwavelzuur en/of zoutzuur en/of
- (daarbij) een (aantal) metalen platen (zogeheten pizzaschuiven) en/of een hoeveelheid vuurwerk, bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven, vervaardigd en/of voorhanden heeft gehad;
3.
hij in of omstreeks de periode van 1 maart 2020 tot en met 2 mei 2020 te [pleegplaats] , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (een) voorwerp(en) bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van ontploffing voorhanden heeft gehad (niet zijnde explosieven voor civiel gebruik waarvoor erkenning is verleend overeenkomstig de Wet explosieven voor civiel gebruik), te weten:
- een hoeveelheid (te weten ongeveer 400 gram) TATP en/of
- een hoeveelheid (te weten ongeveer 900 gram) ammoniumnitraat.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overwegingen met betrekking tot het bewijs

Inleiding
Op 1 mei 2020 omstreeks 19:34 uur vond er een ontploffing plaats in een portiekwoning aan [adres 1] in de woonwijk [woonwijk] in [pleegplaats] (hierna: de woning). Verdachte was op dat moment de bewoner van deze woning. Hij was op het moment van de
ontploffing samen met zijn vriendin, medeverdachte [medeverdachte 1] , in de woning
aanwezig. Bij doorzoekingen in de woning door de politie zijn onder andere de explosieve
stoffen triacetontriperoxide (hierna: TATP) en ammoniumnitraat gevonden. Naar aanleiding van het politieonderzoek is verdachte - kort gezegd - verdacht van betrokkenheid bij het (samen met anderen) (opzettelijk dan wel aan zijn schuld te wijten) teweeg brengen van een ontploffing (feit 1), het voorbereiden van een plofkraak (feit 2) en het voorhanden hebben van TATP en ammoniumnitraat (feit 3).
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal acht de tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen en vordert bevestiging van het vonnis van de rechtbank.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken. Verdachte heeft verklaard dat hij niet wist dat er explosieve stoffen in zijn woning lagen en dat medeverdachte [medeverdachte 2] misbruik van zijn vertrouwen heeft gemaakt door, buiten de aanwezigheid van verdachte om, in zijn huis met explosieven en grondstoffen in de weer te zijn. Verdachte wist niet wat [medeverdachte 2] heimelijk in zijn woning uitvoerde. Niet is vast te stellen dat verdachte strafbare betrokkenheid heeft gehad bij de voorbereidingshandelingen die onder feit 2 ten laste zijn gelegd of bij de ontploffing die onder feit 1 ten laste is gelegd. Voorts is voor het voorhanden hebben van de TATP en het ammoniumnitraat beschikkingsmacht nodig, waarvoor wetenschap van de aanwezigheid nodig is. Verdachte ontkent die wetenschap uitdrukkelijk. Verdachte dient ten aanzien van alle drie de tenlastegelegde feiten te worden vrijgesproken.
Oordeel van het hof
Evenals de rechtbank zal het hof, naast de hieronder opgenomen algemene overwegingen met betrekking tot medeplegen van de tenlastegelegde feiten, gelet op het verloop van het (politie)onderzoek achtereenvolgens de feiten 2, 3 en 1 bespreken.
Medeplegen
Het hof stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
In de woning van verdachte aan [adres 1] zijn ammoniumnitraat, TATP, benodigde grondstoffen voor het maken van TATP, twee pizzaschuiven en een hoeveelheid vuurwerk aangetroffen. Daarnaast is een groot aantal goederen aangetroffen die nodig zijn voor de vervaardiging van TATP.
Als algemeen uitgangspunt heeft te gelden dat een bewoner op de hoogte is van hetgeen er in zijn woning gebeurt. Uit het dossier blijkt dat verdachte in de ten laste gelegde periode verbleef en sliep in zijn woning. Vanwege met name de uitbraak van COVID-19 zat hij tijdelijk in de WW, waardoor verdachte ook overdag regelmatig thuis was.
Uit het dossier komt naar voren dat in de woning van verdachte TATP is geproduceerd. Reeds gelet op het feit dat dit een proces is dat de nodige tijd, ruimte en aandacht kost – onder andere doordat de temperatuur constant in de gaten gehouden moet worden, het zuur langzaam toegevoegd moet worden en de explosieven moeten drogen – acht het hof de verklaring van verdachte dat hij van dit hele proces in zijn eigen woning niets heeft gemerkt ongeloofwaardig.
Het hof stelt verder vast dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] intensief contact met elkaar hadden in de ten laste gelegde periode. Zowel verdachte als medeverdachte [medeverdachte 2] heeft verklaard dat zij goed bevriend met elkaar waren en dat zij elkaar dagelijks zagen en/of spraken in de ten laste gelegde periode. Uit het dossier komt naar voren dat medeverdachte [medeverdachte 2] een sleutel had van de woning van verdachte aan [adres 1] . [medeverdachte 2] heeft zelf verklaard dat hij in ieder geval eens in de paar dagen in de woning aan [adres 1] kwam. Uit telefoongegevens van medeverdachte [medeverdachte 2] in de periode van 4 februari tot en met 2 mei 2020 blijkt dat [medeverdachte 2] 460 keer telefonisch contact heeft gehad met verdachte, hetgeen bevestigt dat zij in die periode veel contact met elkaar hadden.
In een chatgesprek tussen [chatter 1] en [chatter 2] (waarvan medeverdachte [medeverdachte 2] heeft aangegeven dat hij dit was), waarin over verschillende samenstellingen van de explosieve stoffen ANNM (het hof begrijpt: ammoniumnitraat) en TATP wordt gesproken, wordt medeverdachte [medeverdachte 2] aangesproken met ‘jullie’. Uit een chatgesprek op Facebook tussen medeverdachte [medeverdachte 2] en [betrokkene 1] , waarin [medeverdachte 2] aan hem vraagt of hij een plaat kan lassen, spreekt [medeverdachte 2] over ‘we’ en zegt hij: ‘ik ga even overleggen’.
Het hof acht ook van belang dat uit de verklaring van getuige [getuige 1] naar voren komt dat hij in maart of april 2020 door medeverdachte [medeverdachte 2] werd benaderd met de vraag of hij iemand kende die kon lassen. [getuige 1] heeft toen zijn oom, [betrokkene 2] , gevraagd. [getuige 1] heeft voorts verklaard dat hij verdachte met [betrokkene 2] in contact heeft gebracht, waarna verdachte de kosten voor het lassen met [betrokkene 2] heeft besproken. De eerste keer dat er werd gelast, was [getuige 1] bij zijn oom en waren verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] ook aanwezig. Verdachte was toen met [betrokkene 2] in de garage, terwijl [medeverdachte 2] en [getuige 1] buiten een sigaret rookten, aldus de verklaring van [getuige 1] .
Uit het dossier blijkt voorts dat zowel verdachte als medeverdachte [medeverdachte 2] uitvoeringshandelingen hebben verricht met betrekking tot het verwerven en voorhanden hebben van de onder 2 ten laste gelegde stoffen en voorwerpen. [ontvanger] heeft op naam van [naam bedrijf] op verzoek van verdachte een aantal keren waterstofperoxide besteld voor verdachte bij de website [naam leverancier] . De vier door [ontvanger] bestelde jerrycans, inhoudende elk 20 liter waterstofperoxide 35%, zijn aangetroffen in de auto van verdachte. Ook [medeverdachte 2] heeft bestellingen gedaan bij deze website. Op 30 maart 2020 heeft hij een fles waterstofperoxide 12% van 1 liter besteld en op 16 april 2020 een jerrycan van 5 liter aceton. Beide bestellingen zijn geleverd op het adres [adres 2] in [pleegplaats] , destijds het feitelijke woonadres van [medeverdachte 2] . [medeverdachte 2] heeft verklaard dat zowel de door hem bestelde waterstofperoxide als de aceton naar (de woning van) verdachte is gegaan. De door [medeverdachte 2] bestelde jerrycan van 5 liter aceton is ook aangetroffen in de woning van verdachte, waarbij de naam en het adres op het etiket corresponderen met de bestelgegevens. Uit deze jerrycan was 1 liter gebruikt.
Voorts blijkt uit het dossier dat de vriendin van verdachte, [medeverdachte 1] , op meerdere momenten in de periode van 1 maart tot 2 mei 2020 - op verzoek van verdachte - voorwerpen en/of stoffen heeft aangeschaft die benodigd waren voor het produceren van TATP.
Uit het voorgaande leidt het hof af dat er sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking en dat de rol van verdachte ten aanzien van alle drie ten laste gelegde feiten van voldoende gewicht is geweest om hem aan te merken als medepleger.
Gelet op het voorgaande acht het hof de verklaring van verdachte, kort gezegd inhoudende dat medeverdachte [medeverdachte 2] - alleen en buiten verdachte om - de tenlastegelegde gedragingen in verdachtes woning heeft gepleegd ongeloofwaardig.
Feit 2
Het hof verenigt zich met onderstaande overwegingen van de rechtbank en neemt deze over.
Aangetroffen voorwerpen en stoffen
In de woning aan [adres 1] zijn tijdens de doorzoekingen meerdere voorwerpen en stoffen aangetroffen die in verband kunnen worden gebracht met (voorbereidingen voor) een plofkraak.
Op 2 mei 2020, de dag na de ontploffing, werd in de koelkast in de woning een plastic tas
gevonden. In die tas zaten drie transparante plastic zakjes, met daarin wit en beige poeder.
Uit ieder zakje is een monster van 1 gram genomen voor nader onderzoek. De zakjes hadden respectievelijk een inhoud van 80,79 gram (SIN AAGU2083NL), 501 gram (SIN AAGU2081NL) en 356 gram (SIN AAGU2082NL). [1] Door de deskundige van het NFI is
geconcludeerd dat de monsters met deze SIN-nummers de explosieve stof ammoniumnitraat
betreffen. [2]
Daarnaast is in de slaapkamerkast van de woning een plastic opbergdoos aangetroffen met
hierin ongeveer 200 gram wit poeder. Ook op de vloer onder het bed werd ongeveer 200
gram wit poeder aangetroffen, dat over nagenoeg de gehele vloer verspreid lag. Van beide
poeders werd een monster genomen voor nader onderzoek, met respectievelijk de SIN-
nummers AAGU2079NL en AAGU2080NL. [3] Door een deskundige van het NF1 is
geconcludeerd dat de monsters met deze SIN-nummers de explosieve stof
triacetontriperoxide (TATP) bevatten. [4]
Ook werden op 2 mei 2020 op de eettafel in de woonkamer twee zogenaamde pizzaschuiven
aangetroffen. Daarbij werd vuurwerk aangetroffen. [5]
Op 3 mei 2020 werd in de keukenruimte van de woning een jerrycan van 5 liter gevonden
met daarin naar schatting nog 4 liter vloeistof, die zeer waarschijnlijk aceton betrof. Op het deels afgescheurde etiket van de jerrycan stond een naam eindigend op ‘ [naam 1] ’ en een adres eindigend op ‘ [naam 2] ’ in [pleegplaats] . In dezelfde ruimte werden drie flessen van 500 ml aceton aangetroffen, waarvan twee flessen vol waren. Daarnaast werd een jerrycan van 5 liter met waterstofperoxide (12%) afkomstig van [naam leverancier] en een jerrycan van 20 liter waterstofperoxide-oplossing van tenminste 20% en < 60% waterstofperoxide aangetroffen.
In de woonkamer werd een volle verpakking met vuurwerk (sterretjes) gevonden.
In [merk auto] die nabij de flat stond geparkeerd en waarvan de sleutel in de woning werd aangetroffen, lagen vier jerrycans van 20 liter met waterstofperoxide-oplossing van
tenminste 20% en < 60% waterstofperoxide. Op deze jerrycans zat een etiket van leverancier [naam leverancier] . Als ontvanger stond [ontvanger] vermeld. Verdachte heeft verklaard dat dit zijn auto betreft. [6]
In de fietsenschuur die bij de woning hoort, stond een fles zoutzuur. [7]
Bij de doorzoeking van de woning op 19 mei 2020 is een fles gootsteenontstopper gevonden
in een keukenkastje. [8]
Daarnaast zijn bij de doorzoeking in de woning op 3 mei 2020 goederen aangetroffen die kunnen worden gebruikt bij de productie van TATP en/of ammoniumnitraat. Deze goederen betreffen een veiligheidsbril, meerdere P3-maskers, meerdere handschoenen, een weegschaal, een braadthermometer, drie elektrische kookplaatjes (waarvan twee enkele en een dubbele), maatbekers en een trechter. [9] Ook zijn koffiefilters aangetroffen. [10]
Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft in het verhoor op 5 mei 2020 verklaard dat hij zes tot acht
weken daarvoor een elektrisch kookplaatje heeft gekocht, bedoeld voor de woning van
verdachte. [11] Dat betrof een dubbele kookplaat. [12]
In het dashboardkastje van de auto van verdachte werd een kassabon van 22 maart 2020 van een enkel elektrisch kookplaatje en een kassabon van 8 april 2020 van een braadthermometer aangetroffen. [13]
Uit het informatieblad TATP van het NFI volgt dat TATP een springstof is die, ook door
mensen zonder chemische achtergrond, relatief makkelijk te bereiden is. Recepten hiervoor
zijn eenvoudig te vinden op internet. Deze recepten komen er op neer dat aceton en
waterstofperoxide (bij voorkeur in een concentratie van ongeveer 30%) samen met een zuur
(bijvoorbeeld zoutzuur) dienen te worden gemengd. Van het genoemde zuur is bij de
productie van TATP relatief weinig nodig. Tijdens het mengen dient, uit veiligheidsoverwegingen, continu gekoeld te worden. Na enige tijd ontstaan kristallen in de
vloeistof. Deze kristallen betreffen de springstof TATP. Na maximaal ongeveer 24 uur is het
mengsel uitgereageerd. Het TATP dient nu van de vloeistof te worden gescheiden
(bijvoorbeeld met een koffiefilter) en vervolgens aan de lucht te worden gedroogd. Voor het
bereiden van TATP zijn geen bijzondere apparaten vereist. Met gewoon keukenglaswerk en
bijvoorbeeld een koelkast of ijs uit de vriezer voor het koelen, kan worden volstaan. [14]
Door het Nationaal Bom Data Centrum is aangegeven dat de volgende in de woning
aangetroffen precursoren zijn aangetroffen die passen in de bereiding van TATP: zwavelzuur (gootsteenontstopper), zoutzuur, aceton, waterstofperoxide 12% en waterstofperoxide 35%. [15]
Zoals hiervoor besproken onder het kopje betreffende medeplegen, zijn jerrycans met waterstofperoxide besteld door medeverdachte [ontvanger] op verzoek van verdachte. [16] Daarnaast heeft medeverdachte [medeverdachte 2] waterstofperoxide en aceton besteld. [17] De aceton die door [medeverdachte 2] is besteld, werd aangebroken aangetroffen in de woning van verdachte: uit de jerrycan met een inhoud van 5 liter was 1 liter gebruikt.
Het hof verenigt zich verder met onderstaande overwegingen van de rechtbank en neemt deze over.
Briefjes in de woning
In de woonkamer werd tijdens de doorzoeking op 2 mei 2020 tussen de puinresten een klein
briefje met hierop een handgeschreven recept aangetroffen. [18] De tekst van dit briefje luidt:
meng 30 ml aceton en

50 ml waterstof en mix dit

goed
Plaats thermometer erin
als het beneden 5° is

1 drup zwavel per keer

iedere keer goed roeren
mag niet warmer dan
10° worden, anders wachten
tot is afgekoeld, dan weer
drup voor drup 2.5 ml
mag niet spatten!!! [19]
Een verbalisant van het Nationaal Bom Data Centrum heeft in deze tekst de receptuur voor
de bereiding van TATP herkend, die hem ambtshalve bekend is. In de beschreven
chemicaliën, de wijze van toedienen en het in de gaten houden van de temperatuur is de verbalisant geen andere toepassing bekend dan het bereiden van de explosieve stof TATP. [20] Tijdens de doorzoeking op 19 mei 2020 in de woning zijn nog twee briefjes in beslag
genomen. Deze briefjes lagen in een lade. [21] Door verbalisanten van het Nationaal Bom Data Centrum is onderzoek gedaan naar deze briefjes.
Afbeelding 3
Het briefje bevat de volgende tekst:
als alle zuur erin zit
paar minuten goed roeren
container uit ijs halen en
in koelkast zetten tot de
volgende ochtend
er zal een witte substantie
op de bodem zitten
doe alles in een koffiefilter
Paar eetlepels ijskoud water
er over om zuur te verwijderen
goed laten drogen en dan
Biem!
Afbeelding 4
Het briefje bevat de volgende tekst:
30% regelen
Roerstaafjes
Thermometer
Het valt verbalisanten op dat het gebruikte papiertje en het handschrift op afbeelding 3 en
afbeelding 4 gelijkenissen vertoont met het hiervoor genoemde briefje dat op 2 mei 2020 is
aangetroffen.
De tekst op afbeelding 3 wordt door verbalisanten herkend als een deel van de receptuur om
de explosieve stof TATP of HMTD te maken. Ook stellen zij dat de beschreven procedure op
het papiertje het logische vervolg is op de beschreven procedure op het hiervoor genoemde
briefje. Gezamenlijk vormen beide briefjes het complete recept om de explosieve stof TATP
te maken.
Verbalisanten vermoeden dat afbeelding 4 een zogeheten 'boodschappenlijstje' is voor de
goederen of stoffen die nog niet in bezit zijn om de TATP te bereiden. De term '30% regelen'
duidt volgens verbalisanten vermoedelijk op het regelen van waterstofperoxide met een
percentage van 30%. Hoewel de explosieve stof TATP ook met een lager percentage
waterstofperoxide gemaakt kan worden, is het verbalisanten ambtshalve bekend dat de
meeste recepten voor TATP uitgaan van 30% waterstofperoxide (een oplossing van 30%
waterstofperoxide in water). Er is waterstofperoxide met een percentage van 35% aangetroffen in de woning. [22]
Op 3 mei 2020 is voorts een schrijfblok in de woning in beslag genomen. [23] In dit schrijfblok
was de volgende tekst geschreven.
Blad 1: 500 ml - 50 ml (30%)
Blad 2: Accu, alcohol, pipet, body builder tape roze, glazen ijzeren bak, garde, omhulsel 100 gr
*noot verbalisant: De genoemde producten hebben overeenkomsten met de benodigdheden
met betrekking tot de bereiding van TATP.
Blad 3: 2 x 800 ml smal/hoog, 2x glazen pipets, 135-145 [24]
Chatgesprek tussen [chatter 1] en [chatter 2]
Op [merk telefoon 1] , de telefoon van [betrokkene 3] , de vriendin van
medeverdachte [medeverdachte 2] , is een foto aangetroffen van een telefoon, waarop een chatgesprek
tussen [chatter 2] en [chatter 1] is te zien. De foto is op 5 april 2020 met het toestel van [betrokkene 3]
(het hof begrijpt: de levenspartner van medeverdachte [medeverdachte 2] ) gemaakt. De tekst van het gesprek is hieronder weergegeven.
[chatter 1] :
Dus ipv cola fles 90 vullen met annm en dan 10 procent tatp en dan ontsteken
Is het beter 100 procent cola vullen met annm
En de ontsteker helft in de fles in steken
[chatter 2] :
Dus beter los van elkaar? In aparte zakjes?
[chatter 1] :
Onstker dus een lege potlood uitgehold en 3 a 4 gram erin
Dan kan je beste dat model eerst testen maat dat wat jullie willen doen
Bij 30 gr annm en 2 gr tatp
Als dat gwn afgaat
Dan kan je jou methode aanhouden
De foto is onderzocht door verbalisanten van het Nationaal Bom Data Centrum. De inhoud
van het chatgesprek is in het rapport als volgt geduid.
De verbalisanten duiden de bovenstaande tekst als een gesprek waarin de samenstelling van
zelfgemaakte explosieve constructies wordt besproken. Onderstaande delen van deze
conversatie zijn verbalisanten ambtshalve als volgt bekend:
• 'ANNM': Deze term is verbalisanten ambtshalve bekend als de afkorting van de explosieve
stof ammonium nitraat nitromethaan. Dit betreft een mengsel van ammoniumnitraat en
nitromethaan en vormt een explosieve stof. Het is verbalisanten ambtshalve bekend dat deze
explosieve stof, meestal nog met aluminiumpoeder toegevoegd, momenteel regelmatig in
Nederland wordt aangetroffen in zelfgemaakte explosieve constructies bij plofkraken.
• 'TATP': Het is verbalisanten ambtshalve bekend dat deze term de afkorting is voor
triacetontriperoxide, een zelfgemaakte explosieve stof die onder meer gebruikt is bij
aanslagen. Ook wordt deze explosieve stof momenteel vaak aangetroffen in zelfgemaakte
detonators in explosieve constructies gebruikt bij plofkraken in Nederland.
• 'Onstker': Verbalisanten vermoeden dat dit woord 'ontsteker' betekent, wat in de context
van de conversatie een logische term zou zijn. In de conversatie lijken verschillende
samenstellingen van de 'explosive train' te worden besproken. De term 'explosive train' wordt gebruikt om de gebeurtenissen die leiden tot een detonatie te beschrijven.
Onder een explosieketen of 'explosive train' wordt een opeenvolging van een aantal
explosieve stoffen verstaan, waarvan elke volgende door de voorgaande wordt ontstoken,
beginnende met een kleine hoeveelheid gevoelige explosieve stof en eindigend met een grote
hoeveelheid explosieve stof van geringe explosiegevoeligheid.
Zelfgemaakte explosieve stof ANNM:
Voor wat betreft de explosieve stoffen genoemd in de conversatie is het verbalisanten
ambtshalve bekend dat ANNM, in de juiste mixverhoudingen, een zelfgemaakte explosieve
stof betreft wat 'cap sensitive' (detonatorgevoelig) is. Een boosterlading is dan niet nodig.
Zelfgemaakte explosieve stof TATP:
Voor wat betreft de explosieve stoffen genoemd in de conversatie is het verbalisanten
ambtshalve bekend dat TATP, een zeer gevoelige primaire explosieve stof betreft. TATP kan
dus functioneren als ontstekingsmiddel voor ANNM en daarmee de zogeheten 'explosieve
trein' vormen. Het is verbalisanten ambtshalve bekend dat deze combinatie van explosieve
stoffen momenteel regelmatig wordt gebruikt in explosieve constructies bij plofkraken.
Verbalisanten maken uit de conversatie op dat er drie samenstellingen van de beide
explosieve stoffen worden besproken, waarbij mogelijk een colafles wordt gebruikt om de
explosieve stoffen in te stoppen:
• Samenstelling 1: 90% ANNM en 10% TATP in een colafles
• Samenstelling 2: 100% ANNM in de colafles en de ontsteker voor de helft in die fles
steken
• Samenstelling 3: 30 gram ANNM en 2 gram TATP
De samenstelling van 30 gram ANNM en 2 gram TATP (samenstelling 3) wordt door
verbalisanten als een testopstelling geduid om te bezien of de genoemde hoeveelheid
ANNM, tot detonatie kan worden gebracht met de aangegeven hoeveelheid TATP. De
resultaten een dergelijke test zou kunnen worden gebruikt om de ANNM zonder een extra
lading TATP tot detonatie te kunnen brengen, of niet. Verbalisanten vermoeden dat er met de eventuele resultaten uit deze test vervolgens een keuze zal/kan worden gemaakt uit
samenstelling 1 of 2. Alle drie samenstellingen uit de conversatie zouden in potentie kunnen
functioneren.
Verder zien verbalisanten in de conversatie genoemd staan dat een ontsteker gemaakt kan
worden door een leeg potlood uit te hollen en 3 tot 4 gram er in te stoppen. Verbalisanten
vermoeden dat met deze "3 a 4 gr" TATP bedoeld wordt, aangezien dit een explosieve stof is
om een dergelijke ontsteker mee te maken. Het is verbalisanten ambtshalve bekend dat
momenteel in zelfgemaakte explosieve constructies ontstekers worden gebruikt die gemaakt
zijn van drinkrietjes gevuld met o.a. TATP. Het uithollen van een potlood, waardoor het
binnenste gedeelte gevuld kan worden met een explosieve stof zoals TATP, zal eenzelfde
soort ontsteker vormen. Het is verbalisanten bekend dat dergelijke ontstekers vervolgens met bijvoorbeeld een vuurwerklont, elektrische gloeipil (squib) of geprepareerd kerstboomlampje geactiveerd kunnen worden.
Chatgesprek tussen [chatter 1] en [chatter 3]
Op [merk telefoon 2] van medeverdachte [medeverdachte 2] is een foto van een telefoon
opgenomen, waarop een chatgesprek tussen [chatter 3] en [chatter 1] is te zien. De foto is
op 8 april 2020 aangemaakt. De verbalisant die de telefoon heeft onderzocht, heeft
geconstateerd dat de beschadigingen van de telefoon die op de foto staat gelijkend zijn met
de beschadigingen op de telefoon van verdachte. De tekst van het gesprek is hieronder
weergegeven.
[chatter 1] :

75 an en 25 nitro dus 100 pro

Als je beetjr alupoeder hebt dan 72proc an.
Ontsteker moet 30 cm erinn
Kabel liefst 1 geheel 30 meter
[chatter 3] :
100procent 475 gr? Je zei 475 gr ANNM in 1 pakket. 25% van 475 is 119 ml moet die 119
ml bij die 475 op? Is echt veel man vor zon pakketje. Halve kilo
AIu poeder moet besteld worden, heb ik dan dinsdag of woensdag pas
[chatter 1] :
Nee maat totaal 475 gr incl de nm
ML is toch ook GR uiteindelyk
[chatter 3] :
475 gr incl nm, dat wou ik weten, (emoticon smiley en een duimpje omhoog) komt goed
Man. [25]
Ook deze foto is onderzocht door verbalisanten van het Nationaal Bom Data Centrum. De
verbalisanten duiden deze conversatie als een bespreking over de samenstelling van een
explosieve stof. De in de conversatie gebruikte afkortingen in het hierboven weergegeven
gesprek worden als volgt geduid:
• 'nitro' = nitromethaan
• 'alupoeder' = aluminiumpoeder
• 'gr' = gram
• 'ANNM' = ammoniumnitraat nitromethaan
• 'ml' = milliliter
• 'nm' = nitromethaan
Verbalisanten zien in de conversatie dat de precieze samenstelling van de explosieve stof
ANNM wordt besproken, met daarin de juiste verhoudingen en grammen en/of milliliters
en/of percentage van de ammoniumnitraat en nitromethaan. In de conversatie zien
verbalisanten dat ook de toevoeging van aluminiumpoeder aan de ANNM wordt besproken.
Het is verbalisanten ambtshalve bekend dat aluminiumpoeder toegevoegd kan worden aan
(zelfgemaakte) explosieve stoffen om de explosieve kracht te vergroten. [26]
Overige relevante bevindingen naar aanleiding van het onderzoek naar de telefoon van
medeverdachte [medeverdachte 2]
Op [merk telefoon 2] van medeverdachte [medeverdachte 2] is een afbeelding van een enveloppe aangetroffen waarop een indeling is getekend. [27] Verbalisanten van het Nationaal Bom Data Centrum hebben in de tekening een schematische weergave van een combinatie van de zelfgemaakte stoffen ANNM (ammoniumnitraat nitromethaan) en TATP herkend. Aan de linkerzijde is "82mm" geschreven met daarnaast een pijl omhoog en omlaag. Dit duidt vermoedelijk op de hoogte van de beoogde explosieve constructie. In dezelfde afbeelding zien verbalisanten naast de letters ANNM tussen haakjes "450" staan en naast de letters TATP tussen haakjes vermoedelijk "65" staan. Dit betreffen vermoedelijk het aantal grammen of milliliters dat van de betreffende explosieve stof in de explosieve constructie gestopt zou moeten worden. De schematische tekening vertoont overeenkomsten met een van de besproken beoogde samenstellingen van de explosieve stoffen ANNM en TATP in het chatgesprek tussen [chatter 1] en [chatter 2] . [28]
Op de telefoon zijn in de map WhatsApp-foto’s verschillende foto’s aangetroffen die duiden
op de productie van (explosieve) stoffen. Op een foto die op 23 maart 2020 is aangemaakt, is een persoon met een capuchon en mondkapje aan tafel te zien. Deze persoon zit met een
thermometer in zijn hand en is iets wat op een elektrisch kookplaatje staat aan het
temperaturen. Op de foto die op 21 april 2020 met het toestel van medeverdachte [medeverdachte 2] is gemaakt zijn meerdere koffiefilters te zien waarop een witte substantie ligt. De koffiefilters zijn nat. Verdachte heeft verklaard dat deze foto’s in zijn woning zijn genomen. [29] Daarnaast zijn er op 19 april 2020 twee foto’s aangemaakt van glazen bekers met een vloeistof erin. De bekers zijn afgedekt met doorzichtig folie en staan in een koelkast dan wel vriezer.
Pizzaschuiven
Op de eettafel in de woonkamer zijn twee zogenaamde pizzaschuiven aangetroffen. Deze
voorwerpen hebben deze benaming gekregen, omdat ze qua vorm de uiterlijke kenmerken
van een pizzaschuif hebben. Het is een platte, afgesloten container met hieraan een stalen
steel. [30]
Uit de vakbijlage van het Landelijk Forensisch Coördinatieteam Ram- en Plofkraken volgt
dat een plofkraak wordt gepleegd door het inbrengen van een Improvised Explosive Device
(IED) in de geldautomaat. De IED wordt in de kluis tot ontploffing gebracht. Daarbij kunnen springstoffen worden gebruikt als explosieve stoffen. De IED die ‘pizzaschuif’ wordt
genoemd, is voorzien van een staaf/stang waarmee de container, voorzien van de explosieve
stof, in de kluis kan worden gebracht. [31]
Het hof overweegt, zoals hiervoor met betrekking tot het ten laste gelegde medeplegen besproken, dat getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] in contact heeft gebracht met zijn oom [betrokkene 2] met betrekking tot laswerk. [getuige 1] herkent de in de woning van verdachte aangetroffen pizzaschuiven als de platen die zijn oom heeft gelast. [32]
Het hof verenigt zich voorts met onderstaande overwegingen van de rechtbank en neemt deze over.
[betrokkene 2] heeft aan de politie het briefje met maten gegeven, dat hij voor deze lasopdracht had
gekregen. De inhoud van dit briefje luidt:
afmeting:
L= 33
B = 14.5
D = 1.3
Totaal 1 steel ^ 1 m
Kr. Naar beneden, onderkant
1 mm plaat [33]
Op 19 mei is een schrijfblok in de woning in beslag genomen. [34] In dit schrijfblok was het
volgende genoteerd.
Blad 1

13 mm totaal

1 mm plaat x 2

binnenkant: 11 mm
Blad 2: tekening met daarbij de maten.
*Noot verbalisant: De tekening heeft kenmerken van een ‘pizzaschuif zoals deze in dit
onderzoek wordt genoemd. [35]
Uit de telefoongegevens van medeverdachte [medeverdachte 2] volgt dat hij op 13 april 2020 heeft
gezocht op ‘metalen platen op maat’ en ‘metalen plaat met stang’. Tussen 15 en 20 april
2020 heeft medeverdachte [medeverdachte 2] verschillende keren gezocht op
metaalbewerkingsbedrijven. Op de telefoon is daarnaast een chatgesprek op Facebook
Messenger met [betrokkene 1] van 16 april 2020 aangetroffen. Hieronder wordt de inhoud
van het gesprek weergegeven.
[medeverdachte 2] : Joo kerel kan je lassen?
[betrokkene 1] : Gaat om wat
[medeverdachte 2] : Vierkant plaatje moet 1,3 cm dik zijn en dicht
[medeverdachte 2] : Dus 2 plaatjes op elkaar ruimte van 1,3 cm hol en dan dicht op op bepaalde plekken mag
ook wel kutwerk
[...]
[medeverdachte 2] : Aah das fijn dan de ham vraag kest morgen ook betalen je 100 euro als het lukt?
[betrokkene 1] : ??
[medeverdachte 2] : Kan je morgen het doen? Dat we bij je komen en jij het fixed?
[medeverdachte 2] : En dan kriegst 100 euros
[betrokkene 1] : Oh zu
[betrokkene 1] : Mut werken morgen
[medeverdachte 2] : Ah Fuck ik ga even overleggen zaterdag ook? [36]
De map ‘ [naam map] ’ op de HP-laptop
Op 3 mei 2020 is in de woning een laptop van het merk [merk laptop] in beslag genomen. [37] Bij
onderzoek naar de laptop leverde het trefwoord ‘pizzaschuif een hit op, te weten een
afbeelding van een zogenaamde pizzaschuif. De aanmaakdatum van de afbeelding is 13 april 2020. Bij verder onderzoek werd een map aangetroffen met de naam ‘ [naam map] ’. In deze map waren meerdere afbeeldingen en een videobestand opgenomen. In het videobestand wordt uitgelegd hoe de kluisdeur van de pinautomaat eruit kan worden gegooid. Deze map is aangetroffen op het bureaublad van de laptop en het betrof een verborgen map. De afbeeldingen in de map zijn op 11 april 2020 gemaakt. [38] De rechtbank heeft geconstateerd dat op de afbeeldingen onder andere pizzaschuiven en een geldautomaat zichtbaar is.
Nader onderzoek aan de laptop heeft uitgewezen dat de laptop was beveiligd met een
wachtwoord. Het besturingssysteem is geïnstalleerd op 29 maart 2020 en er is voor het laatst gebruik gemaakt van de laptop op 14 april 2020. Er is meerdere keren ingelogd met het e-mailadres van verdachte en in de Google Chrome cache records is het e-mailadres van medeverdachte [medeverdachte 2] vermeld. [39]
Nadere overwegingen
Zoals hiervoor overwogen zijn in de woning, de schuur en de auto van verdachte ammoniumnitraat, TATP, grondstoffen voor het maken van TATP, twee pizzaschuiven en een hoeveelheid vuurwerk aangetroffen. Daarnaast is ook een groot aantal goederen aangetroffen die nodig zijn voor de vervaardiging van TATP. Uit de bewijsmiddelen volgt dat zowel verdachte als medeverdachte [medeverdachte 2] grondstoffen voor TATP hebben verworven. Het hof stelt voorts vast dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] TATP hebben vervaardigd. Het hof neemt de hieronder weergegeven motivering van de rechtbank hiertoe over.
Naast de benodigde stoffen en materialen voor het vervaardigen van TATP, zijn
in de woning briefjes gevonden met daarop het recept en de benodigdheden voor TATP. Uit
de bewijsmiddelen blijkt voorts dat de (op verzoek van verdachte) door [ontvanger] bestelde
waterstofperoxide op 16 april 2020 is geleverd, maar dat deze niet in de woning aan [adres 1]
is gevonden. Uit de door medeverdachte [medeverdachte 2] bestelde jerrycan aceton
was ongeveer een liter gebruikt. Ook is er een lege verpakking van 500 ml aceton gevonden.
Dit duidt erop dat de betreffende grondstoffen reeds waren gebruikt. De foto’s die op de
telefoon van medeverdachte [medeverdachte 2] zijn aangetroffen passen in het scenario dat verdachte
en zijn medeverdachte in de ten laste gelegde periode bezig waren met het vervaardigen van
explosieve stoffen in de woning van verdachte. Zo is er op 23 maart 2020 een foto
aangemaakt van een onbekende persoon die iets op een kookplaatje aan het temperaturen is
in de woning van verdachte. Verder zijn er op 19 april 2020 foto’s aangemaakt van
maatbekers in een koelkast en vriezer en is op 21 april 2021[het hof leest: 2020]
met de telefoon van medeverdachte [medeverdachte 2] een foto gemaakt van koffiefilters met daarop een witte substantie.
Hoewel niet kan worden vastgesteld welke stoffen op de foto’s worden geproduceerd, past
de inhoud van deze foto’s bij het productieproces van TATP. Dat er in de periode tussen 23
maart en 1 mei 2020 is geëxperimenteerd met het vervaardigen van TATP met verschillende
percentages waterstofperoxide, vindt ook steun in het proces-verbaal van het Nationaal Bom Data Centrum van 18 mei 2021. Hierin worden op de foto van 23 maart 2020 twee flesjes waterstofperoxide van 3% herkend door verbalisanten. Op 30 maart 2020 is door
medeverdachte [medeverdachte 2] een fles waterstofperoxide van 12% aangeschaft. Op 16 april 2020 is voor het eerst waterstofperoxide van 35% aangeschaft. Het is verbalisanten ambtshave
bekend dat het productieproces van TATP lastiger wordt bij een lager percentage
waterstofperoxide. In de woning is bovendien daadwerkelijk geproduceerde TATP en
ammoniumnitraat aangetroffen.
Zoals hiervoor met betrekking tot het ten laste gelegde medeplegen is overwogen, staat voor het hof vast dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] betrokken waren bij het verwerven van de pizzaschuiven. Uit de verklaring van getuige [betrokkene 2] kan worden opgemaakt dat hij een (door hem aan de politie overhandigd) briefje met afmetingen kreeg, waaruit blijkt dat de dikte van de door hem te lassen platen 1,3 (centimeter) moest zijn, en dat er een plaat van 1 millimeter moest worden gebruikt. In de woning van verdachte is een notitieblok gevonden waar ook deze afmetingen zijn genoemd, alsook een tekening met de kenmerken van een pizzaschuif. De betrokkenheid van medeverdachte [medeverdachte 2] bij het verwerven van de pizzaschuiven blijkt onder meer uit de hiervoor door hem uitgevoerde zoekopdrachten op zijn telefoon, evenals het chatgesprek met [betrokkene 1] en de verklaring van [getuige 1] dat [medeverdachte 2] hem heeft gevraagd of hij iemand wist die kon lassen.
Criminele bestemming
Uit de rapporten van deskundigen en de hierna genoemde elementen volgt naar het oordeel van het hof dat de aangetroffen stoffen en voorwerpen bestemd waren voor het teweeg brengen van een ontploffing in een geldautomaat.
Het hof verenigt zich met onderstaande overwegingen van de rechtbank en neemt deze over.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de explosieve stoffen ammoniumnitraat en TATP, de
pizzaschuiven en vuurwerk gebruikt kunnen worden bij het maken van een Improvised
Explosive Device, waarmee een ontploffing teweeg kan worden gebracht in een
geldautomaat.
In de chatgesprekken met [chatter 1] wordt gesproken over explosieve stoffen en de
samenstelling van een zelfgemaakte explosieve constructie, met onder andere de explosieve
stoffen TATP en ANNM. ANNM wordt onder andere gemaakt van ammoniumnitraat.
Volgens de deskundigen worden TATP en ANNM regelmatig gebruikt bij het plegen van
plofkraken. De rechtbank gaat ervan uit dat de telefoon waarop het chatgesprek tussen
[chatter 3] en [chatter 1] is te zien, de telefoon van verdachte betreft, nu de
beschadigingen van de telefoon sterk overeen komen met de beschadigingen van de telefoon
van verdachte. De rechtbank stelt vast dat de foto van de telefoon met daarop het gesprek
tussen [chatter 2] en [chatter 1] is gemaakt door de telefoon van medeverdachte [medeverdachte 2] . De foto is gemaakt met de telefoon van de vriendin van medeverdachte [medeverdachte 2] . Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft als tweede naam [bijnaam medeverdachte 2] en woont in [woonplaats] dat als netnummer [netnummer] heeft. Op de foto is een kinderkeukentje te zien dat door verbalisant herkend is op een foto op de Facebookpagina van [betrokkene 3] die gemaakt lijkt te zijn aan de [adres 2] , de woning van [betrokkene 3] en tevens verblijfplaats van medeverdachte [medeverdachte 2] . [40] De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat respectievelijk verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] de chatgesprekken met [chatter 1] hebben gevoerd en dat zij kennelijk bezig waren met de vervaardiging van explosieve stoffen. Daarnaast is in de woning een laptop gevonden met daarop de verborgen map ‘ [naam map] ’, met onder andere een videobestand waarin wordt uitgelegd hoe een kluisdeur van een geldautomaat eruit kan worden gegooid. Alle verdachten hebben verklaard dat zij niet de eigenaar van de laptop waren. De rechtbank neemt echter aan dat verdachte wel toegang had tot de laptop. De laptop lag in de woning van verdachte. Er was geen toegangswachtwoord nodig en in elk geval heeft verdachte van de laptop gebruik gemaakt, blijkens de inloggegevens van zijn e-mailadres.
Op grond van het voorgaande is het hof van oordeel dat de ten laste gelegde explosieve stoffen, grondstoffen voor TATP, pizzaschuiven en vuurwerk die de verdachte tezamen en in vereniging met medeverdachte [medeverdachte 2] heeft verworven, vervaardigd en/of voorhanden heeft gehad naar hun uiterlijke verschijningsvorm dienstig konden zijn voor het teweegbrengen van een ontploffing in een geldautomaat, terwijl daarvan (in elk geval) gemeen gevaar voor goederen te duchten is, en dat het niet anders kan dan dat verdachte ten tijde van het verweren, vervaardigen en voorhanden hebben daarvan dat misdadige doel ook voor ogen had. Aldus acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de middelen bestemd waren tot het begaan van dat misdrijf.
Feit 3
Het hof verenigt zich met onderstaande overwegingen van de rechtbank en neemt deze over.
De NFI-deskundige heeft gesteld dat TATP een extreem gevoelige en krachtige springstof is. Van TATP zijn de deskundige geen andere (niet aan explosieven gerelateerde toepassingen) bekend. [41]
Gelet hierop, in combinatie met hetgeen het hof hiervoor heeft overwogen ten aanzien
van feit 2, acht het hof bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging met (in elk
geval) medeverdachte [medeverdachte 2] TATP voorhanden heeft gehad en dat dit bestemd was voor criminele doeleinden, waarbij te denken valt aan het plegen van plofkraken.
Het hof overweegt dat ammoniumnitraat, in tegenstelling tot TATP, vele toepassingen kent, waaronder als minerale meststof, zo verklaart deskundige J. Dalmolen. Mede gelet hierop acht het hof niet bewezen dat ammoniumnitraat op zichzelf bestemd is voor het treffen van personen of zaken door middel van ontploffing. Het hof zal verdachte vrijspreken ten aanzien van dit deel van de tenlastelegging.
Feit 1
Het hof verenigt zich met onderstaande overwegingen van de rechtbank en neemt deze over.
De rechtbank stelt vast dat op 1 mei 2020 een ontploffing heeft plaatsgevonden in de
portiekwoning aan [adres 1] . Om 19:34 uur is de eerste 112-melding gedaan van
een woningexplosie aan [adres 1] , waarin wordt vermeld dat de gehele pui eruit ligt. [42] Meerdere omwonenden hebben een luide knal gehoord.
Zowel de NFI-deskundige J. Dalmolen als de verbalisanten, verbonden aan het Nationaal
Bom Data Centrum, hebben geen conclusies getrokken met betrekking tot de exacte oorzaak
van de ontploffing. Wel hebben zij gerapporteerd over de vraag of sprake is van een
gasexplosie dan wel een explosie van een explosieve stof.
De NFI-deskundige heeft op basis van foto’s en een schouw het volgende schadebeeld
weergegeven. Aan de portiekzijde van het appartement zijn de ruiten gesneuveld en is een
deel van de gevel door de ontploffing weggeblazen. De niet-dragende muur van de
achterwand van de woonkamer/keuken is ontzet richting de achterliggende doucheruimte.
Aan de andere tegenoverliggende zijde van het appartement is de gevel in de gehele breedte
van de woonkamer/keuken weggeblazen door de ontploffing. Een niet-dragende muur tussen
het woonkamergedeelte en de slaapkamer is ontzet in de richting van de slaapkamer. Aan de
zijde van het keukenblad waar aansluitend oorspronkelijk het gasfornuis met ingebouwde
oven heeft gestaan, is in het RVS van het keukenblad een gat geslagen waarvan de
onregelmatig gevormde randen van boven naar beneden steken. De zijkant van het
onderliggende keukenkast ontbrak. Ook aan het gasfornuis is schade te zien van bovenaf
naar onderen; het metaal van het gasfornuis lijkt als het ware van bovenaf naar elkaar
gedrukt.
De NFI-deskundige heeft de volgende twee hypothesen getoetst:
Hypothese 1: De ontploffing is uitsluitend veroorzaakt door een explosieve stof.
Hypothese 2: De ontploffing is uitsluitend veroorzaakt door een gasexplosie van het gas uit
de gaspitten van het fornuis (en niet door een explosieve stof).
Op basis van het schadebeeld aan het appartement, het RVS keukenblad en het fornuis,
verwerpt de deskundige hypothese 2. Daarnaast heeft hij gesteld dat een explosieve
verbranding van een pyrotechnische stof/mengsel niet hetzelfde schadebeeld geeft. [43]
Door verbalisanten van het Nationaal Bom Data Centrum wordt een gasexplosie ook
uitgesloten. Zij merken hier het volgende over op.
De foto's tonen een PD die niet duidt op een gasexplosie. Een gasexplosie heeft namelijk
geen brisante uitwerking en veroorzaakt geen kraters. De schade richt zich op één specifiek
punt en oogt symmetrisch. Bij een gasexplosie ziet het schadebeeld er anders uit. De krater in het aanrecht duidt op typische schade die veroorzaakt wordt door een neerwaartse kracht of druk.
De schade aan het metaal van het fornuis lijkt naast de 'krater' in het aanrecht te zitten. Ook
deze schade komt niet overeen met een gasexplosie. Daarnaast lijkt er rook te zien op de
linker bovenzijde van het kooktoestel. In combinatie met de geconcentreerde schade kan een
gasexplosie worden uitgesloten. De druk lijkt gekanaliseerd te zijn via het kooktoestel naar
de achterzijde van de muur richting de onderkant van de rechterhoek van de muur, waardoor een kleine zijmuur aan de rechterzijde compleet is afgebroken.
Een belangrijk detail is dat er alleen lichte druk lijkt te zijn uitgeoefend op de keramische
tegels op de wand bij de krater in het aanrecht. Er is op deze foto geen secundaire
fragmentatie of gefocuste druk of inslag op de tegels te zien. Dit kan erop duiden dat de druk alleen naar beneden is uitgeoefend. Dit wijst op een explosie door explosieve stoffen en niet op een gasexplosie. [44]
De rechtbank neemt de conclusies van de NFI-deskundige en het Nationaal Bom Data
Centrum over en gaat ervan uit dat sprake is geweest van een ontploffing van een explosieve
stof. Uit de hiervoor aangehaalde rapporten volgt niet welke explosieve stof is ontploft. In de woning is ammoniumnitraat en TATP aangetroffen. Gelet op de kenmerken van
ammoniumnitraat, dat volgens de NFI-deskundige een relatief ongevoelige springstof betreft
dat niet zomaar tot ontploffing komt, is het niet aannemelijk dat deze stof tot ontploffing is
gebracht. De rechtbank acht wel aannemelijk dat de stof TATP is ontploft. De rechtbank
heeft hiervoor reeds vastgesteld dat het niet anders kan dan dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] in de weken voor de ontploffing TATP hebben vervaardigd in de woning. In de woning was een hoeveelheid TATP aanwezig in een opbergdoos in de slaapkamer en er lag een hoeveelheid TATP te drogen onder het bed in de slaapkamer. Daarnaast waren er grote hoeveelheden grondstoffen voor het produceren van TATP in de woning aanwezig, die zich onder andere in de keukenruimte bevonden. Het is dus zeker niet ondenkbaar dat er een hoeveelheid TATP op of nabij het aanrecht lag. In het informatieblad TATP van het NFI is TATP omschreven als een primaire springstof die zeer gemakkelijk tot ontsteking kan worden gebracht, bijvoorbeeld door middel van warmte, een vonk, wrijving of slag. Er hoeft dan geen speciale ontsteker te worden toegepast. Bij het ontploffen van springstof ontstaan een schokgolf, hitte en brisantie. [45] Gelet op deze eigenschappen van TATP en op de schade in de woning, is het dus mogelijk dat de TATP tot ontsteking is gekomen, terwijl verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] zich op enige afstand van de TATP in de woning bevonden en zij geen actieve handeling met betrekking tot deze stof hebben verricht. De rechtbank acht op grond van het voorgaande bewezen dat de explosieve stof TATP tot ontploffing is gekomen. Uit het dossier en hetgeen door de verdediging is aangevoerd is de rechtbank van geen andere mogelijke oorzaak van de explosie gebleken.
Vrijspraak ten aanzien van het onder 1 primair tenlastegelegde
Het hof sluit ten eerste uit dat verdachte de bedoeling heeft gehad om de zelf vervaardigde TATP te laten ontploffen in zijn eigen woning aan [adres 1] , mede gelet op het kennelijke doel van verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] om de TATP te gebruiken voor (een) plofkra(a)k(en). Het hof dient daarom de vraag te beantwoorden of sprake is geweest van voorwaardelijk opzet op het teweegbrengen van de ontploffing.
Het hof stelt voorop dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – zoals in dit geval het teweeg brengen van een ontploffing – aanwezig is indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden. Voor de vaststelling dat de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan zo’n kans is niet alleen vereist dat de verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard.
Anders dan de rechtbank komt het hof niet tot het oordeel dat sprake is van voorwaardelijk opzet met betrekking tot het teweeg brengen van de ontploffing. Het hof overweegt hiertoe als volgt.
Ten aanzien van het eerste aspect, zijnde de aanmerkelijke kans op de ontploffing, blijkt uit deskundigenrapporten die zich in het dossier bevinden dat de in de woning van verdachte aanwezige TATP een zeer instabiele stof betreft. Het hof zou op basis van het dossier daarom kunnen aannemen dat de kans op een ontploffing aanmerkelijk is geweest. Op basis van de hiervoor uitgewerkte bewijsmiddelen stelt het hof vast dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] op verschillende manieren informatie hebben gekregen over het (illegale) productieproces van TATP. Naar het oordeel van het hof volgt daaruit echter niet dat zij ook hebben geweten of zich ervan bewust waren hoe instabiel het eindproduct was. Daarnaast zijn er in dit geval contra-indicaties voor het aannemen van een dergelijke wetenschap of bewustheid: de TATP werd in de eigen woning van verdachte – nota bene in de slaapkamer en onder het bed – bewaard, zonder dat verdachte en medeverdachte ook maar enige veiligheidsmaatregel met het oog op die opslag hadden genomen.
Gelet op het voorgaande heeft het hof uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Feit 1 subsidiair
Aan verdachte is subsidiair overtreding van artikel 158 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) tenlastegelegd: het culpoos (door schuld) veroorzaken van (in deze zaak) een ontploffing. Artikel 158 Sr stelt het gevaarzettend gedrag strafbaar. Voorts moet sprake zijn van (een van ) de volgende gevolgen: gemeen gevaar voor goederen, levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel. Dit gevolg hoeft zich niet daadwerkelijk te hebben verwezenlijkt, maar moet wel te vrezen zijn geweest.
Voor het aannemen van schuld als delictsbestanddeel van artikel 158 Sr moet het gaan om een verwijtbare aanmerkelijke onvoorzichtigheid. De dader moest anders handelen (verwijtbaarheid) en kon ook anders handelen (vermijdbaarheid). De beoordeling hiervan wordt bepaald door de manier waarop de schuld in de tenlastelegging nader is geconcretiseerd en is afhankelijk van het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. De aard en ernst van de gevolgen moeten buiten beschouwing worden gelaten bij de beoordeling van de schuld. Tot slot moet vaststaan dat er een oorzakelijk verband (causaliteit) bestaat tussen de gemaakte fout(en) en het gevaar, waarbij de redelijke toerekening een rol speelt.
Het hof overweegt als volgt.
Verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] waren ervan op de hoogte dat de door hen in het huis van verdachte bewaarde producten explosieve stoffen waren. Ze waren allebei echter niet kundig of onderlegd op het terrein van explosieve stoffen. Reeds daarom hadden zij de uiterste voorzichtigheid moeten betrachten. Desondanks hebben zij geen veiligheidsmaatregelen getroffen en hebben zij niets gedaan om de in de aard van explosieve stoffen besloten liggende risico’s bij de (productie en) opslag te verlagen. Verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] hebben, zo blijkt uit de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen, het recept voor de TATP via chats op internet en/of op handgeschreven briefjes, in elk geval via een ongecontroleerd – en bij de huidige stand van het dossier naar het zich laat aanzien illegaal – circuit verkregen. Voorts hebben zij de spullen open en bloot bewaard in de woning van verdachte die onderdeel uit maakte van een wooncomplex dat ten tijde van de ontploffing in gebruik was bij medebewoners. Meerdere bewoners waren ook daadwerkelijk thuis toen de ontploffing plaatsvond. Onder deze omstandigheden is het bewaren van TATP in deze woning als verwijtbaar aanmerkelijk onvoorzichtig aan te merken.
Om in rechte te kunnen vaststellen dat als gevolg van de ontploffing levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel en/of gemeen gevaar voor goederen is ontstaan, is vereist dat uit de inhoud van wettige bewijsmiddelen volgt dat dat gevaar inderdaad te duchten was. Dit betekent dat het gevaar ten tijde van de ontploffing naar algemene ervaringsregels voorzienbaar moet zijn geweest.
Het hof verenigt zich met onderstaande overwegingen van de rechtbank en neemt deze over.
Zoals ook al is gebleken uit het schadebeeld dat is waargenomen door de NFI-deskundige, is de woning aan [adres 1] ernstig beschadigd door de ontploffing. Zo was een deel van de voorgevel (aan de zijde van de galerij) en de volledige achtergevel naar buiten
geslagen en waren de binnenwanden ontzet. De bouwinspecteur van de gemeente [pleegplaats] heeft op 1 mei 2020 voorts geconstateerd dat de vier woningen boven en onder de woning op nummer [XX 1] niet meer bewoonbaar waren. Dit heeft hij geconcludeerd op basis van de binnenwanden van deze woningen. De binnenwanden waren allemaal dusdanig gescheurd, dat niet gegarandeerd kon worden dat ze overeind zouden blijven staan. [46]
De rechtbank is van oordeel dat er door de ontploffing gemeen gevaar voor de aangrenzende woningen te duchten was. Door TATP, een stof die gemakkelijk tot ontploffing komt, te bewaren in een woning in een flatgebouw, was de schade aan de omliggende woningen voorzienbaar. Dit gevaar heeft zich ook verwezenlijkt, nu aan de wanden van andere woningen aanzienlijke schade is toegebracht waardoor de woningen onbewoonbaar zijn verklaard.
De rechtbank is verder van oordeel dat door de ontploffing levensgevaar voor anderen te
duchten is geweest.
Wat betreft de gevaarzetting voor personen overweegt de rechtbank dat verdachte de zeer
explosieve stof TATP in grote(re) hoeveelheden heeft bewaard in een woning. Deze woning
maakt deel uit van een appartementencomplex, midden in een woonwijk. De TATP is
geëxplodeerd in de woning, waardoor onder andere (delen van) de gevel naar buiten is/zijn
geblazen en muren zijn ontzet. Personen die zich dicht bij deze explosies bevinden kunnen
daardoor ernstig letsel oplopen met mogelijk fatale gevolgen. Door het naar beneden vallen
van de gevel liepen ook personen buiten het appartementencomplex gevaar.
Daarnaast is uit het dossier gebleken dat op het moment van de ontploffing veel omwonenden thuis waren. Zo waren bijvoorbeeld de buren van de naastgelegen woning op nummer [XX 2] beiden thuis. [47] De mogelijkheid bestond dat zich personen op de galerij van de woning bevonden op het moment dat de TATP tot ontploffing zou komen. De rechtbank is van oordeel dat het onder deze omstandigheden voor verdachte, zoals voor ieder redelijk denkend mens, redelijkerwijs voorzienbaar was dat door de door hem opzettelijk veroorzaakte ontploffing levensgevaar voor [medeverdachte 1] en/of een ander of anderen te duchten was.
Het hof is op grond van het voorgaande, ondersteund door de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen, van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat het aan de schuld van verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] te wijten is dat een ontploffing heeft plaatsgehad in de woning van verdachte, terwijl er daardoor gemeen gevaar voor goederen, levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen is ontstaan.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1. subsidiair
hij op 1 mei 2020 te [pleegplaats] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam in een portiekwoning (gelegen aan [adres 1] ) een hoeveelheid explosieve stoffen, te weten ammoniumnitraat en TATP en (een) overige explosieve stof(fen) in voornoemde woning heeft bewaard ten gevolge waarvan het aan zijn en/of zijn mededader(s) schuld te wijten is geweest, dat er een ontploffing teweeg is gebracht in voornoemde portiekwoning, terwijl daardoor gemeen gevaar voor aangrenzende woningen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor zich in die aangrenzende woningen bevindende personen, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen ontstond;
2.
hij omstreeks de periode van 1 maart 2020 tot 2 mei 2020 te [pleegplaats] , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten het opzettelijk teweeg brengen van een ontploffing in een geldautomaat, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is, opzettelijk:
- een hoeveelheid explosieve stoffen, te weten ammoniumnitraat en TATP en
- een hoeveelheid grondstoffen voor het maken van TATP, te weten waterstofperoxide en aceton en zwavelzuur en zoutzuur en
- daarbij een aantal metalen platen (zogeheten pizzaschuiven) en een hoeveelheid vuurwerk, bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven, vervaardigd en/of voorhanden heeft gehad;
3.
hij in de periode van 1 maart 2020 tot 2 mei 2020 te [pleegplaats] , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, voorwerpen bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van ontploffing voorhanden heeft gehad (niet zijnde explosieven voor civiel gebruik waarvoor erkenning is verleend overeenkomstig de Wet explosieven voor civiel gebruik), te weten ongeveer 400 gram TATP.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van aan zijn schuld ontploffing te wijten zijn, terwijl daardoor gemeen gevaar voor goederen ontstaat

en

medeplegen van aan zijn schuld ontploffing te wijten zijn, terwijl daardoor levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander ontstaat.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van voorbereiding van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie terwijl het feit wordt begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, onderdeel 7°.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In de woning van verdachte is onder meer TATP aangetroffen. Het aanwezig hebben van in het bijzonder deze explosieve stof, levert door de grote instabiliteit ervan een zeer gevaarlijke situatie op. De strafwaardigheid van verdachtes handelen wordt bovendien negatief gekleurd door het gegeven dat de TATP open en bloot door de woning verspreid lag en dat er daarbij hoegenaamd geen veiligheidsvoorziening was getroffen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan culpoze veroorzaking van een ontploffing in zijn eigen woning als onderdeel van een wooncomplex. De ontploffing heeft grote schade veroorzaakt aan het wooncomplex. Meerdere woningen waren beschadigd dan wel moesten – vanwege de opgelopen schade door de explosie – onbewoonbaar worden verklaard. Gezien de uit het dossier blijkende ravage mag het een wonder heten dat bewoners van het wooncomplex geen (ernstig) lichamelijk letsel hebben opgelopen. Dat laat onverlet dat meerdere bewoners van het complex vanwege de heftigheid van de explosie wel aangeven te kampen te hebben met psychisch letsel.
Uiteindelijk is gebleken dat verdachte zich tevens schuldig heeft gemaakt aan het voorbereiden van (een) plofkra(a)k(en) op (een) geldautoma(a)t(en), waartoe hij grote hoeveelheden grondstoffen voor het maken van explosieve stoffen, TATP en ammoniumnitraat in zijn woning heeft bewaard en verschillende voorwerpen heeft verzameld. Zo heeft hij zogenoemde ‘pizzaschuiven’ laten lassen: voorwerpen waarin explosieven kunnen worden geplaatst, die vervolgens tot ontploffing kunnen worden gebracht in een geldautomaat.
Verdachte mag van geluk spreken dat niet alle in de woning aanwezige hoeveelheden explosieve stoffen zijn ontploft. De gevolgen hadden dan nog vele malen ernstiger kunnen zijn. Verdachte heeft de vele buurtbewoners die op het moment van de ontploffing in het wooncomplex aanwezig waren, blootgesteld aan serieuze risico’s door op een dergelijke aanmerkelijk onvoorzichtige wijze in de woning van verdachte te experimenteren met chemicaliën en de (zelfgemaakte) explosieve stoffen in de woning te bewaren. Door aldus te handelen heeft hij veel onrust en gevoelens van angst en onveiligheid, evenals aanzienlijke (financiële en psychische) schade veroorzaakt, hetgeen onder meer is gebleken uit de bij de vorderingen van de benadeelde partijen gevoegde verklaringen. Het voorbereiden van een plofkraak is tevens een ernstig gevaarzettend feit. Plofkraken leiden tot schade aan goederen en gevoelens van onveiligheid in de maatschappij.
Het hof rekent verdachte aan dat hij na de explosie – terwijl hij hier expliciet op bevraagd is – geen openheid van zaken heeft gegeven voor wat betreft de in de woning aanwezige explosieve stoffen, terwijl hij hiervan wel op de hoogte was. Zeker gelet op het verwezenlijkte gevaar van ontploffing moet het voor verdachte duidelijk zijn geweest dat de explosieve stoffen een groot gevaar opleverden. Desondanks heeft hij willens en wetens de hulpdiensten, omwonenden, medewerkers van de gemeente en de woningcorporatie de woning onder gevaarlijke omstandigheden laten betreden.
Voorts weegt het hof mee dat verdachte op geen enkele manier zijn verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn daden, terwijl hij constant medeverdachte [medeverdachte 2] heeft aangewezen als de enige schuldige aan de bewezenverklaarde feiten.
Uit een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 20 december 2022 blijkt dat hij weliswaar eerder onherroepelijk is veroordeeld, maar niet ten aanzien van soortgelijke feiten. Zijn documentatie zal aldus niet in strafverzwarende zin worden meegenomen.
Het hof overweegt voorts dat als uitgangspunt in een zaak tegen een gedetineerde verdachte heeft te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een einduitspraak binnen zestien maanden na het instellen van het hoger beroep. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld op 7 juli 2021. Het hof wijst arrest op 7 februari 2023. De redelijke termijn in hoger beroep is daarmee met drie maanden overschreden. Gezien de complexiteit en omvang van het onderzoek en de nadere onderzoekshandelingen die in de hoger beroepsfase hebben plaats gevonden, overweegt het hof dat er weliswaar sprake is van een overschrijding, maar dat deze onder de gegeven omstandigheden niet wordt aangemerkt als een onredelijke overschrijding. Het hof zal dan ook volstaan met de constatering hiervan.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, acht het hof oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment waarop de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

Beslag

Het hof is van oordeel dat het inbeslaggenomen voorwerp, te weten een geldbedrag van
€ 200,- moet worden teruggeven aan de verdachte, nu het belang van strafvordering zich daartegen niet verzet.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.800,-. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen. De hoogte van het gevorderde bedrag komt het hof niet onbillijk voor en is door de verdediging onvoldoende betwist.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedroeg € 6.305,-. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering, maar heeft haar vordering uiteindelijk verminderd tot een bedrag van € 412,95.
In hoger beroep zijn door de benadeelde partij stukken overgelegd waaruit blijkt dat zij op [adres 3] woonde ten tijde van de ontploffing, op geringe afstand van de woning van verdachte. Zij heeft verklaard dat zij thuis was op het moment van de ontploffing en dat haar door de politie is gevraagd haar woning te verlaten.
Het hof acht het causale verband tussen de gevorderde materiële schade, die ziet op een consult bij de dierenarts voor haar kat en een kortdurende psychische behandeling, onvoldoende onderbouwd. Schorsing van het onderzoek om de benadeelde partij alsnog in de gelegenheid te stellen de gevorderde schade te onderbouwen, zal leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding en daartoe zal het hof niet overgaan. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 200,-, gelet op de voldoende onderbouwde psychische schade. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 6.305,-. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 2.983,41. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van zijn oorspronkelijke vordering.
Het hof acht voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij door PTSS-gerelateerde klachten naar aanleiding van de ontploffing heeft moeten verhuizen, alsook dat de schade met betrekking tot de dubbele woonlasten, verhuiskosten, inrichtingskosten, gordijnen en laminaat een rechtstreeks gevolg is van de ontploffing.
Het hof wijst de post inrichtingskosten toe tot een geschat bedrag van € 700,-, nu onvoldoende duidelijk is geworden of alle kosten noodzakelijke kosten betreffen. Verdachte is voor het overige gevorderde bedrag ten aanzien van de inrichtingskosten niet tot vergoeding gehouden zodat de vordering voor een bedrag van € 329,94 zal worden afgewezen.
Het hof acht de vordering onvoldoende onderbouwd met betrekking tot de verlofdagen in verband met verhuizing en het bijwonen van de zitting. Schorsing van het onderzoek om de benadeelde partij alsnog in de gelegenheid te stellen de gevorderde schade te onderbouwen, zal leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding en daartoe zal het hof niet overgaan. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in zijn vordering niet worden ontvangen en kan hij zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Het hof acht voorts het door benadeelde partij wegens immateriële schade gevorderde bedrag van € 1.800,- billijk. Nu dit door de verdediging onvoldoende is betwist, zal het hof dat deel van de vordering toewijzen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot het hierna te noemen bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Tot slot heeft de benadeelde partij verzocht hem de reiskosten voor het bijwonen van de zitting in hoger beroep te vergoeden. Hoewel het hof het verzoek alleszins begrijpelijk vindt, zal het hof deze post niet toewijzen. De benadeelde partij heeft zich ter zitting door een gemachtigde laten vertegenwoordigen en in die situatie verzet de wettelijke regeling als neergelegd in de artikelen 237 tot en met 240 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering zich daartegen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 4]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 2.729,65. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De vordering is door de verdediging onvoldoende inhoudelijk betwist. Het hof acht zowel het immateriële als het materiële deel van de vordering voldoende onderbouwd. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering geheel zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 5]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 3.483,13. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 1.406,13. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Het hof acht de materiële schade, mede gelet op de in hoger beroep overgelegde foto’s van de woning van de benadeelde partij, voldoende onderbouwd en zal deze voor wat betreft de posten ‘eigen risico’ en ‘inrichtingskosten’ toewijzen. Van de geclaimde schade in verband met gederfde huurtoeslag vindt het hof dat deze niet in rechtstreeks verband met de ontploffing staat zodat de benadeelde partij in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaard zal worden.
Voorts acht het hof de vordering ten aanzien van de immateriële schade voldoende onderbouwd, mede gelet op de ter zitting overgelegde foto’s waarop de impact van de ontploffing op/bij de woning van de benadeelde partij is te zien. Een bedrag van € 1.800,- acht het hof billijk. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 6]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 200.000,-. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 150.000,-. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. Het hof heeft in hoger beroep te oordelen over de gevorderde schadevergoeding voor zover deze in eerste aanleg is toegewezen.
Het hof is van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Gelet op artikel 361, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering is de strafrechter tot niet-ontvankelijkverklaring verplicht indien hij niet verzekerd acht dat beide partijen in voldoende mate in de gelegenheid zijn geweest om naar voren te brengen hetgeen zij ter staving van de vordering, onderscheidenlijk tot verweer tegen de vordering kunnen aanvoeren en, voor zover nodig en mogelijk, daarvan bewijs te leveren. Het hof acht hiervan sprake in de onderhavige zaak, mede gelet op het onderbouwde standpunt van de verdediging met betrekking tot deze vordering. De benadeelde partij kan daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 46, 47, 57, 63 en 158 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 subsidiair, 2 en 3 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
5 (vijf) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten een geldbedrag van € 200,-.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 3] ter zake van het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 1.800,- (duizend achthonderd euro) bestaande uit immateriële schade,
waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 3] , ter zake van het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 1.800,- (duizend achthonderd euro) bestaande uit immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 28 (achtentwintig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 1 mei 2020.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 1] ter zake van het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 200,- (tweehonderd euro) ter zake van immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 1] , ter zake van het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 200,- (tweehonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 4 (vier) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 1 mei 2020.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 2] ter zake van het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 2.983,41 (tweeduizend negenhonderddrieëntachtig euro en eenenveertig cent) bestaande uit € 1.183,41 (duizend honderddrieëntachtig euro en eenenveertig cent) materiële schade en € 1.800,-- (duizend achthonderd euro) immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor een bedrag van
€ 329,94 af.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 2] , ter zake van het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 2.983,41 (tweeduizend negenhonderddrieëntachtig euro en eenenveertig cent) bestaande uit € 1.183,41 (duizend honderddrieëntachtig euro en eenenveertig cent) materiële schade en € 1.800,- (duizend achthonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 39 (negenendertig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 1 mei 2020.
Wijst af de gevorderde reiskosten ad € 52,50 (tweeënvijftig euro en vijftig cent).

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 4]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 4] ter zake van het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 2.729,65 (tweeduizend zevenhonderdnegenentwintig euro en vijfenzestig cent) bestaande uit € 929,65 (negenhonderdnegenentwintig euro en vijfenzestig cent) materiële schade en € 1.800,- (duizend achthonderd euro) immateriële schade,
waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 4] , ter zake van het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 2.729,65 (tweeduizend zevenhonderdnegenentwintig euro en vijfenzestig cent) bestaande uit € 929,65 (negenhonderdnegenentwintig euro en vijfenzestig cent) materiële schade en € 1.800,- (duizend achthonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 37 (zevenendertig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 1 mei 2020.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 5]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 5] ter zake van het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 2.706,13 (tweeduizendzevenhonderdzes euro en dertien cent) bestaande uit € 906,13 (negenhonderdzes euro en dertien cent) materiële schade en € 1.800,- (duizend achthonderd euro) immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 5] , ter zake van het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 2.706,13 (tweeduizendzevenhonderdzes euro en dertien cent) bestaande uit €906,13 (negenhonderdzes euro en dertien cent) materiële schade en € 1.800,- (duizend achthonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 37 (zevenendertig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 1 mei 2020.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 6]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 6] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Aldus gewezen door
mr. H.J. Deuring, voorzitter,
mr. L.G. Wijma en mr. G.A. Versteeg, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J.R. Sotthewes-de Jonge, griffier,
en op 7 februari 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van forensisch onderzoek woning van 2 juni 2020, nummer PL0100-2020112981-25, opgenomen op pagina 13 t/m 19 van het Forensisch dossier, los gevoegd bij het dossier met nummer 2020112981.
2.Een schriftelijk bescheid, inhoudende een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, zaaknummer 2020.05.04.023, aanvraagnummer 002, d.d. 24 juli 2020, opgemaakt door deskundige J. Dalmolen, opgenomen op pagina 122 t/m 145 van het onder 1 genoemde Forensisch dossier.
3.Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van forensisch onderzoek woning van 2 juni 2020, nummer PL0100-2020112981-25, opgenomen op pagina 13 t/m 19 van het Forensisch dossier, los gevoegd bij het dossier met nummer 2020112981 en een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van forensisch onderzoek woning van 30 juni 2020, nummer PL0100-2020112981-25, opgenomen op pagina 31 t/m 35 van het Forensisch dossier, los gevoegd bij het dossier met nummer 2020112981.
4.Een schriftelijk bescheid, inhoudende een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, zaaknummer 2020.05.04.023, aanvraagnummer 002, d.d. 24 juli 2020, opgemaakt door deskundige J. Dalmolen, opgenomen op pagina 122 t/m 145 van het onder 1 genoemde Forensisch dossier
5.Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van forensisch onderzoek woning van 2 juni 2020, nummer PL0100-2020112981-25, opgenomen op pagina 13 t/m 19 van het Forensisch dossier, los gevoegd bij het dossier met nummer 2020112981
6.Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 17 mei 2021 (V-002-13), opgenomen op pagina 2 t/m 66 van de vierde aanvulling van het dossier met nummer 2020112981.
7.Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van forensisch onderzoek woning van 2 juni 2020, nummer PL0100-2020112981-25, opgenomen op pagina 13 t/m 19 van het Forensisch dossier, los gevoegd bij het dossier met nummer 2020112981
8.Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van forensisch onderzoek woning van 24 november 2020, nummer PL0100-2020112981-106, opgenomen op pagina 48 t/m 51 van het Forensisch dossier, los gevoegd bij het dossier met nummer 2020112981.
9.Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van forensisch onderzoek woning van 30 juni 2020, nummer PL0100-2020112981-25, opgenomen op pagina 31 t/m 35 van het Forensisch dossier, los gevoegd bij het dossier met nummer 2020112981
10.Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van het Nationaal Bom Data Centrum d.d. 13 mei 2020 (AH-022-01), opgenomen op pagina 98 t/m 118 van map 1 van het dossier met nummer 2020112981.
11.Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 2] d.d. 5 mei 2020 (V-003-11), opgenomen op pagina 220 t/m 229 van map 7 van het dossier met nummer 2020112981.
12.Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 2] d.d. 5 juni 2020 (V-003-14), opgenomen op pagina 273 t/m 303 van map 7 van het dossier met nummer 2020112981.
13.Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 mei 2021 (AH-087-01), opgenomen op pagina 183 t/m 185 van de 4e aanvulling van het dossier met nummer 2020112981
14.Een schriftelijk bescheid, inhoudende bijlage 2 bij het deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, zaaknummer 2020.05.04.023, aanvraagnummer 002, d.d. 24 juli 2020, opgemaakt door deskundige J. Dalmolen, opgenomen op pagina 122 t/m 145 van het onder 1 genoemde Forensisch dossier
15.Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van het Nationaal Bom Data Centrum d.d. 13 mei 2020 (AH-022-01), opgenomen op pagina 98 t/m 118 van map 1 van het dossier met nummer 2020112981.
16.Een door verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg d.d. 3 juni 2021 afgelegde verklaring.
17.Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 juli 2020 (AH-055-01), opgenomen op pagina 251 en 252 van map 2 van het dossier met nummer 2020112981.
18.Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van forensisch onderzoek woning van 2 juni 2020, nummer PL0100-2020112981-25, opgenomen op pagina 13 t/m 19 van het Forensisch dossier, los gevoegd bij het dossier met nummer 2020112981.
19.Foto 17 van de fotobijlage bij het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van forensisch onderzoek woning van 2 juni 2020, nummer PL0100-2020112981-25, opgenomen op pagina 13 t/m 19 van het Forensisch dossier, los gevoegd bij het dossier met nummer 2020112981.
20.Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van het Nationaal Bom Data Centrum d.d. 13 mei 2020 (AH-022-01), opgenomen op pagina 98 t/m 118 van map 1 van het dossier met nummer 2020112981.
21.Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 januari 2021 (AH-074-01), opgenomen op pagina 30 en 31 van de 3e aanvulling van het dossier met nummer 2020112981.
22.Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van het Nationaal Bom Data Centrum d.d. 24 december 2020 (AH-072-02), opgenomen op pagina 268 t/m 275 van de 2e aanvulling van het dossier met nummer 2020112981.
23.Een schriftelijk bescheid, inhoudende een kennisgeving van inbeslagneming, d.d. 3 mei 2020, nummer PL0100-2020112981-43, opgenomen op pagina 612 van map 2 van het Beslagdossier.
24.Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 januari 2021 (AH-077-01), opgenomen op pagina 36 en 37 van de 3e aanvulling van het dossier met nummer 2020112981.
25.Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 december 2020 (AH-068-01), opgenomen op pagina 38 t/m 48 van de 2e aanvulling van het dossier met nummer 2020112981.
26.Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van het Nationaal Bom Data Centrum d.d. 24 december 2020 (AH-072-02), opgenomen op pagina 268 t/m 275 van de 2e aanvulling van het dossier met nummer 2020112981.
27.Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 december 2020 (AH-068-01), opgenomen op pagina 38 t/m 48 van de 2e aanvulling van het dossier met nummer 2020112981.
28.Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van het Nationaal Bom Data Centrum d.d. 24 december 2020 (AH-072-02), opgenomen op pagina 268 t/m 275 van de 2e aanvulling van het dossier met nummer 2020112981.
29.Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van 17 mei 2021 (V-002-13), opgenomen op pagina 7 t/m 72 van de 4e aanvulling van het dossier met nummer 2020112981.
30.Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van forensisch onderzoek woning van 2 juni 2020, nummer PL0100-2020112981-25, opgenomen op pagina 13 t/m 19 van het Forensisch dossier, los gevoegd bij het dossier met nummer 2020112981.
31.Een schriftelijk bescheid, inhoudende de Vakbijlage ‘Opbouw en werking pizzaschuif 1.0 en 2.0’ van het Landelijk Forensisch Coördinatieteam Ram- en Plofkraken, opgenomen op pagina 599A en verder van map 4 van het dossier met nummer 2020112981.
32.Een proces-verbaal van getuigenverhoor van [getuige 1] d.d. 28 januari 2021, opgemaakt en ondertekend door de rechter-commissaris en de griffier.
33.Een schriftelijk bescheid, inhoudende een bijlage bij een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 28 januari 2021, nummer PL0100-2020112981-131 (AH-076-01), opgenomen op pagina 35 van de 3e aanvulling van het dossier met nummer 2020112981.
34.Een schriftelijk bescheid, inhoudende een kennisgeving van inbeslagneming (IBN-029-01) nummer PL0100-2020112981-43, opgenomen op pagina 625 van map 2 van het Beslagdossier.
35.Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 januari 2021 (AH-077-01), opgenomen op pagina 36 en 37 van de 3e aanvulling van het dossier met nummer 2020112981.
36.Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 december 2020 (AH-068-01), opgenomen op pagina 38 t/m 48 van de 2e aanvulling van het dossier met nummer 2020112981.
37.Een schriftelijk bescheid, inhoudende een kennisgeving van inbeslagneming, d.d. 3 mei 2020, nummer PL0100-2020112981-44, opgenomen op pagina 613 van map 2 van het Beslagdossier.
38.Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 mei 2020 (AH-035-01), opgenomen op pagina 137 t/m 146 van map 1 van het dossier met nummer 2020112981.
39.Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal digitaal onderzoek d.d. 9 februari 2021, opgenomen op pagina 53 t/m 55 van de 3e aanvulling van het dossier met nummer 2020112981.
40.Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 november 2020 (AH-069-01), opgenomen op pagina 241 t/m 245 van de 2e aanvulling van het dossier met nummer 2020112981.
41.Een schriftelijk bescheid, inhoudende een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, zaaknummer 2020.05.04.023, aanvraagnummer 002, d.d. 24 juli 2020, opgemaakt door deskundige J. Dalmolen, opgenomen op pagina 122 t/m 145 van het onder 1 genoemde Forensisch dossier.
42.Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 mei 2020 (AH-027-01), opgenomen op pagina 42 t/m 45 van map 1 van het dossier met nummer 2020112981.
43.Een schriftelijk bescheid, inhoudende een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, zaaknummer 2020.05.04.023, aanvraagnummer 002, d.d. 24 juli 2020, opgemaakt door deskundige J. Dalmolen, opgenomen op pagina 122 t/m 145 van het onder 1 genoemde Forensisch dossier.
44.Een schriftelijk bescheid, inhoudende een informatierapport van het Nationaal Bom Data Centrum d.d. 15 mei 2020 (AH-022-02), opgenomen op pagina 119 t/m 131 van map 1 van het dossier met nummer 2020112981.
45.Een schriftelijk bescheid, inhoudende bijlage 2 bij het deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, zaaknummer 2020.05.04.023, aanvraagnummer 002, d.d. 24 juli 2020, opgemaakt door deskundige J. Dalmolen, opgenomen op pagina 122 t/m 145 van het onder 1 genoemde Forensisch dossier.
46.Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] d.d. 27 mei 2020 (G-014-01), opgenomen op pagina 65 t/m 67 van het dossier met nummer 2020112981.
47.Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor aangever [benadeelde 4] d.d. 18 augustus 2020 (A-006-01), opgenomen op pagina 8 t/m 11 van de 1e aanvulling van het dossier met nummer 2020112981.