ECLI:NL:GHARL:2023:10990

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
19 december 2023
Publicatiedatum
4 januari 2024
Zaaknummer
200.334.387
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter wegens gebrek aan objectieve grondslagen en onterecht gebruik van wrakingsprocedures

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 19 december 2023 uitspraak gedaan over een wrakingsverzoek van een verzoeker tegen mr. J.A.M. Kwakman, raadsheer in het hof. De verzoeker had mr. Kwakman gewraakt omdat deze zich tijdens een zitting op 1 november 2023 niet had gelegitimeerd. De wrakingskamer oordeelde dat de weigering van de rechter om zich te legitimeren geen grond voor wraking oplevert. De verzoeker had daarnaast andere gronden aangevoerd, waaronder beschuldigingen aan het adres van de advocaat-generaal en een gebrek aan vertrouwen in mr. Kwakman, maar deze gronden werden als niet relevant voor de wraking beschouwd. De wrakingskamer concludeerde dat de aangevoerde feiten noch afzonderlijk, noch in onderling verband en samenhang bezien, grond vormen voor wraking. Bovendien werd vastgesteld dat de verzoeker ten onrechte de wrakingskamer had gewraakt, wat leidde tot een stapeling van wrakingsverzoeken. Om ongerechtvaardigd oponthoud te voorkomen, werd bepaald dat een volgend verzoek tot wraking op dezelfde gronden niet meer in behandeling zal worden genomen. De beslissing werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
wrakingskamer
zaaknummer gerechtshof 200.334.387/01
beslissing van 19 december 2023
op het verzoek van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoeker in het wrakingsincident,
hierna: verzoeker,
zonder advocaat,
dat strekt tot wraking ingevolge artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
mr. J.A.M. Kwakman,
raadsheer in dit hof, locatie Leeuwarden.

1.Het verloop van de procedure

1.1
Bij de afdeling strafrecht van het hof is onder parketnummer: 21-001108-23 een strafrechtelijke procedure aanhangig tegen [verzoeker] .
1.2
Op 1 november 2023 heeft een mondelinge behandeling van die strafzaak plaatsgevonden voor de meervoudige strafkamer van dit hof, locatie Leeuwarden, bestaande uit mr. Kwakman (de voorzitter), mr. M.B. de Wit en mr. A. Meester, bijgestaan door mr. M.F. Bijlsma, griffier. Aanwezig waren verder verzoeker en het openbaar ministerie, vertegenwoordigd door mr. A.C.L. van Holland, advocaat-generaal.
1.3
Verzoeker heeft tijdens deze mondelinge behandeling de voorzitter mr. Kwakman gewraakt. De voorzitter heeft hierop de behandeling van de zaak geschorst. Het van deze mondelinge behandeling opgemaakte proces-verbaal bevindt zich bij de stukken.
1.4
Mr. Kwakman heeft niet in de wraking berust. Mr. Kwakman heeft op 16 november 2023 bij brief op het wrakingsverzoek gereageerd.
1.5
Ter griffie zijn verder binnengekomen op 23 en 24 november 2023 een schriftelijke reactie van verzoeker en enkele stukken uit het strafdossier (een verzoek van verzoeker tot het horen van getuigen van 17 september 2023, een brief van de advocaat-generaal van 18 oktober 2023, dagvaardingen van 8 februari 2022 en 29 juni 2022, een akte hoger beroep van verzoeker, een informatiestaat (BRP-gegevens) en de aantekening mondeling vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, van 13 juli 2022).
1.6
Het wrakingsverzoek is ter zitting van 8 december 2023 behandeld door de wrakingskamer. Verzoeker is bij deze behandeling verschenen. Mr. Kwakman is bij deze behandeling niet verschenen.
1.7
[verzoeker] heeft op die zitting de wrakingskamer gewraakt, uitsluitend omdat de wrakingskamer weigerde zich te legitimeren. Daarop is door de wrakingskamer beslist dat het geen verzoek tot wraking betreft als bedoeld is in de wet (artikel 512 Sv). Ter toelichting is meegedeeld dat er sprake is van een zuiver processueel punt (al dan niet legitimeren). Uit het enkele niet legitimeren kan op geen enkele wijze worden afgeleid dat de wrakingskamer vooringenomenheid naar [verzoeker] koestert of dat een daarvoor bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Het wrakingsverzoek wordt daarom niet in behandeling genomen en dus niet doorgezonden naar een opvolgende wrakingskamer. [1]

2.De beoordeling van het verzoekDe ontvankelijkheid van het verzoek

2.1
Het verzoek is tijdig ingediend en verzoeker is ook overigens ontvankelijk.
De gronden van het wrakingsverzoek
2.2
Verzoeker heeft aan zijn wrakingsverzoek het volgende ten grondslag gelegd:
Mr. Kwakman heeft zich niet gelegitimeerd zoals vereist door artikel 11 van de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren 2020.
De advocaat-generaal vertelt leugens in zijn voordracht.
Mij wordt ten onrechte geweigerd getuigen te laten horen.
Ik heb geen vertrouwen in mr. Kwakman. Ik weet wat zij mijn vriendin heeft aangedaan: mr. Kwakman heeft haar thuis laten ophalen, omdat zij haar kinderen, terecht, van school weghield. Ook de hele manier van doen door mr. Kwakman maakt dat ik geen vertrouwen heb.
De reactie van mr. Kwakman
2.3
Mr. Kwakman heeft inhoudelijk gereageerd op deze wrakingsgronden en geconcludeerd tot afwijzing van het wrakingsverzoek.
De inhoudelijke beoordeling van het verzoek
2.4
Op grond van artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en artikel 14 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten heeft een ieder - voor zover hier van belang - recht op een eerlijke en openbare behandeling van zijn zaak door een onafhankelijk en onpartijdig gerecht. Als een partij op basis van feiten of omstandigheden van mening is dat de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden, geeft artikel 512 Sv hem de mogelijkheid een verzoek tot wraking te doen van elk van de rechters die de zaak behandelen.
2.5
Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter of vrees voor bevooroordeeld zijn van de rechter is uitgangspunt dat een rechter uit hoofde van zijn of haar aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een van de procesdeelnemers een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die procesdeelnemer dienaangaande bestaande vrees gerechtvaardigd is. Het subjectieve standpunt van de betrokken procesdeelnemer dat dat het geval is, is daarbij niet beslissend; de vrees voor partijdigheid van de rechter moet tevens objectief gerechtvaardigd zijn.
2.6
Verder is van belang dat het middel van wraking niet een verkapt rechtsmiddel kan zijn tegen de verzoeker onwelgevallige (processuele) beslissingen. Het is niet de taak van de wrakingskamer om te beoordelen of deze beslissingen en de daaraan ten grondslag liggende motiveringen inhoudelijk juist zijn, maar te onderzoeken of deze beslissingen en motiveringen feiten en omstandigheden opleveren waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Alleen als de genomen beslissingen zo onbegrijpelijk zijn dat redelijkerwijs daarvoor geen andere verklaring dan vooringenomenheid is te geven, bestaat aanleiding om op inhoudelijke gronden bij het hof vooringenomenheid te vermoeden.
2.7
Wrakingsgrond 1 van [verzoeker] slaagt niet. De enkele omstandigheid dat mr. Kwakman niet bereid was zich tijdens de zitting te legitimeren tegenover verzoeker betekent nog niet dat zij vooringenomen de zaak behandelt of dat de vrees van verzoeker daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Rechters worden bij koninklijk besluit voor het leven benoemd. De rechter is op grond daarvan bevoegd om de zaak te behandelen. Rechters hoeven zich niet ter zitting te legitimeren en hoeven ook geen afschrift van hun benoemingsbesluit te tonen.
[verzoeker] beroept zich op artikel 11 van de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren, maar die wet is niet van toepassing op rechters. Die wet bevat dus ook geen bepalingen over de legitimatieplicht van rechters. Zelfs als de rechter zich wel zou moeten legitimeren, dan nog betekent een weigering om dat te doen niet dat zijn onpartijdigheid schade heeft geleden of zou kunnen lijden en levert deze weigering daarom geen grond op voor wraking.
2.8
Wrakingsgronden 2 en 3 betreffen niet mr. Kwakman of haar handelen en vormen daarom geen aanwijzingen die duiden op enige vooringenomenheid. Het verzoek tot het horen van getuigen heeft verzoeker aan de advocaat-generaal gericht en is door deze afgewezen en niet door mr. Kwakman. Deze gronden slagen evenmin.
2.9
Voor wat betreft wrakingsgrond 4 geldt dat deze niet concreet is onderbouwd met feiten en omstandigheden die mr. Kwakman in de onderhavige strafzaak betreffen. Voor zover [verzoeker] doelt op gedrag en houding van mr. Kwakman ter zitting, geldt dat niet onderbouwd is uit welke gedragingen en welke getoonde houding vooringenomenheid of terechte vrees daarvoor kan worden afgeleid. Evenmin heeft de wrakingskamer in wat uit het proces-verbaal van de zitting van 1 november 2023 blijkt enige aanwijzing gevonden voor het oordeel dat moet worden gevreesd dat mr. Kwakman enige vooringenomenheid koestert jegens verzoeker. Deze wrakingsgrond faalt eveneens.
2.1
De conclusie uit het voorgaande is dat de aangevoerde feiten noch afzonderlijk, noch in onderling verband en samenhang bezien, grond vormen voor wraking, zodat de wrakingskamer het verzoek daartoe zal afwijzen.
2.11
Gelet op het feit dat [verzoeker] mr. Kwakman ten onrechte heeft gewraakt, vervolgens de wrakingskamer heeft gewraakt met daarbij oneigenlijk gebruik van de mogelijkheid tot wraking en er daardoor sprake is van een stapeling van wrakingsverzoeken, zal de wrakingskamer ter voorkoming van ongerechtvaardigd oponthoud op de voet van artikel 515 lid 4 Sv bepalen dat een volgend verzoek tot wraking op dezelfde gronden, in deze zaak niet meer in behandeling zal worden genomen.

3.De beslissing

Het gerechtshof (wrakingskamer):
bepaalt dat het wrakingsverzoek dat is gericht tegen de leden van de wrakingskamer niet in behandeling wordt genomen;
wijst het verzoek tot wraking van mr. Kwakman af;
bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek op dezelfde gronden in deze zaak niet in behandeling zal worden genomen.
Deze beslissing is gegeven door mrs. J.H. Kuiper, C. Coster en W.P.M. ter Berg, leden van de wrakingskamer, en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 19 december 2023.

Voetnoten

1.HR 16 maart 2021, ECLI:NL:HR:2021:370