ECLI:NL:GHARL:2023:10923

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
28 december 2023
Publicatiedatum
28 december 2023
Zaaknummer
200.322.257
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van huwelijksgemeenschap en waardering van aandelen in het kader van echtscheiding

In deze zaak betreft het een hoger beroep inzake de verdeling van de huwelijksgemeenschap tussen partijen, die in 1991 zijn gehuwd en in 2022 zijn gescheiden. De vrouw heeft op 17 november 2020 een verzoek tot echtscheiding ingediend, waarna de rechtbank Overijssel op 25 augustus 2021 de echtscheiding heeft uitgesproken. De rechtbank heeft in latere beschikkingen deskundigen benoemd om de waarde van de woning en de aandelen van een onderneming vast te stellen. De man heeft echter geweigerd zijn deel van het voorschot voor de taxatie van de aandelen te betalen, wat leidde tot een geschil over de waardering en verdeling van deze activa.

In hoger beroep heeft de man tien grieven ingediend, gericht op de waardering van de aandelen en de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap. Het hof heeft geoordeeld dat de rechtbank de juiste maatstaf heeft toegepast voor de vaststelling van de goodwill en de waarde van de aandelen. De man heeft zijn stellingen niet voldoende onderbouwd, en het hof heeft geen aanleiding gezien voor een nieuw deskundigenonderzoek. De vrouw heeft verweer gevoerd en verzocht om bekrachtiging van de bestreden beschikkingen.

Het hof heeft uiteindelijk de bestreden beschikking van 2 november 2022 vernietigd voor wat betreft de beslissingen over de verkoop van de woning en de toedeling van 0,1 Bitcoin aan de vrouw, met de verplichting om de man te vergoeden. De proceskosten in hoger beroep zijn gecompenseerd, en de overige beslissingen zijn bekrachtigd. De uitspraak is gedaan op 28 december 2023.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.322.257
(zaaknummers rechtbank Overijssel 257671 en 266840)
beschikking van 28 december 2023
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de man,
advocaat: mr. E.M. Rengelink te Amsterdam,
en
[verweerster],
wonende te [woonplaats2] ,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. E.M. Elfrink te Enschede.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikkingen van de rechtbank Overijssel, locatie Almelo, van 25 augustus 2021, 31 januari 2022, 22 maart 2022, 13 juni 2022 en 2 november 2022, uitgesproken onder voormelde zaaknummers.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift, ingekomen op 2 februari 2023 met producties;
- het verweerschrift met producties;
- een journaalbericht van mr. Rengelink van 24 oktober 2023 met producties;
- een journaalbericht van mr. Rengelink van 31 oktober 2023 met (vervangende) productie.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 3 november 2023 plaatsgevonden. Partijen zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaten.

3.De feiten

3.1
Partijen zijn [in] 1991 gehuwd in gemeenschap van goederen.
3.2
De vrouw heeft op 17 november 2020 een verzoek tot echtscheiding ingediend.
3.3
Het huwelijk van partijen is [in] 2022 ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van 25 augustus 2021 in de registers van de burgerlijke stand.

4.De omvang van het geschil

4.1
In de beschikking van 25 augustus 2021 heeft de rechtbank de echtscheiding uitgesproken tussen partijen en iedere verdere beslissing aangehouden.
In de beschikking van 22 maart 2022 heeft de rechtbank twee deskundigen benoemd; één om de onderhandse verkoopwaarde van de woning aan de [adres] in [plaats1] (verder: de woning) vast te stellen en één om de waarde van de aandelen van [naam1] BV (verder: de aandelen) per 1 januari 2022 vast te stellen gebruikmakend van de ‘discounted cashflow’-methode. Beide partijen hebben de helft van het voorschot voor de taxatie van de woning voldaan, maar de man heeft geweigerd om zijn deel van het voorschot van de taxatie van de aandelen te voldoen. De rechtbank heeft daarop in de beschikking van 13 juni 2022 bepaald dat, als de vrouw niet bereid is het gedeelte van de man voor te schieten, de vrouw een onderbouwd schriftelijk standpunt in dient te nemen over de waarde van de aandelen, waarna een mondelinge behandeling zal worden bepaald.
Bij de bestreden beschikking van 2 november 2022 heeft de rechtbank bepaald dat de deskundige niet meer wordt gevraagd een deskundigenonderzoek te verrichten en dat het reeds door de vrouw betaalde voorschot ter zake de kosten van de deskundige zal worden terugbetaald en vervolgens de (wijze van) verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap van partijen vastgesteld.
4.2
De man is met tien grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikkingen. De grieven zien op de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap en in het bijzonder op de waardering en verdeling van de waarde van de aandelen.
De man verzoekt het hof
- de bestreden beschikking van 13 juni 2022 te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat beide partijen nog bij akte een nader schriftelijk onderbouwd standpunt in het geding mogen brengen met betrekking tot de waarde van de aandelen en
- de bestreden beschikking van 2 november 2022 te vernietigen voor zover daarbij is bepaald
dat de aandelen worden toegescheiden aan de vrouw en in de verdeling worden betrokken voor een waarde van € 116.144,- en dat de woning aan de man wordt toegedeeld onder de opschortende voorwaarde dat de man de vrouw uiterlijk binnen zes maanden na 2 november 2022 zal doen ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid van de hypothecaire geldlening en dat de woning bij gebreke daarvan aan derden zal moeten worden verkocht en opnieuw rechtdoende, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
- de vrouw in haar verzoeken ter zake alsnog niet-ontvankelijk te verklaren, althans deze
verzoeken af te wijzen,
- als nagekomen bestanddeel de 0,1 Bitcoin aan de vrouw toe te scheiden, met veroordeling
van de vrouw wegens overbedeling aan de man te betalen € 689,-,
- de wijze van verdeling van de resterende te verdelen vermogensbestanddelen, te weten de
woning en de aandelen vast te stellen:
primair:
- zoals genoemd onder nummers 83 en 84 van het beroepschrift: te bepalen dat de woning in de verdeling wordt betrokken voor de getaxeerde waarde en dat de aandelen in de verdeling worden betrokken voor een waarde van € 366.676,- met als peildatum
1 januari 2021, te bepalen dat de onderneming aan de vrouw wordt toegescheiden (waardoor de vrouw wordt overbedeeld met € 366.676,-) en dat de woning aan de man wordt toegescheiden (waardoor de man wordt overbedeeld met € 290.000,-) en de vrouw na verdeling van deze twee vermogensbestanddelen te veroordelen aan de man wegens totale overbedeling € 76.676,- te betalen;
en subsidiair:
- zoals genoemd onder nummers 85 en 86 van het beroepschrift: te bepalen dat de woning in de verdeling wordt betrokken voor de getaxeerde waarde en dat de aandelen in de verdeling worden betrokken voor een waarde gelijk aan de getaxeerde waarde van de woning en te bepalen dat de aandelen aan de vrouw en de woning aan de man worden toegescheiden met gesloten beurzen.
4.3
De vrouw voert verweer en verzoekt het hof de man niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoeken in hoger beroep dan wel die verzoeken af te wijzen, met bekrachtiging van de bestreden beschikking(en).

5.De motivering van de beslissing

5.1
De man richt zich met drie grieven tegen de tussenbeschikking van 13 juni 2022. In die beschikking heeft de rechtbank de vrouw verzocht te berichten of zij bereid is het gehele voorschot voor het deskundigenbericht te storten en, indien de vrouw daartoe niet bereid is, bepaald dat (de behandeling van) de zaak een vervolg zal krijgen op een mondelinge behandeling. Daarbij is vrouw opgedragen om een onderbouwd schriftelijk standpunt in te nemen over waarde van de aandelen..
De man stelt – kort gezegd – dat de rechtbank beide partijen in de gelegenheid had moeten stellen een nader standpunt in te nemen (of een nadere onderbouwing te geven van eerder ingenomen stellingen) en niet slechts één van partijen. Dat is in strijd een goede procesorde en het beginsel van hoor en wederhoor, aldus de man. Daarnaast – zo stelt de man – had hij door de rechtbank moeten worden geïnformeerd dat hij ter zitting inhoudelijk verweer zou kunnen voeren en dat hij zich daarop zou kunnen voorbereiden met hulp van een nieuwe advocaat.
5.2
Het hof is van oordeel dat het de rechtbank vrijstond te beslissen over de wijze van (voort)procederen zoals zij heeft gedaan en dat zij daarbij partijen voldoende in de gelegenheid heeft gesteld hun standpunten kenbaar te maken. Het is immers de man zelf geweest die een waardering door een onafhankelijke deskundige heeft geblokkeerd en het stond de rechtbank vrij daar de gevolgen aan te verbinden die zij juist achtte. Verder hebben partijen de gelegenheid gehad te reageren op elkaars stellingen en verzoeken en op verzoeken en voorstellen van de rechtbank, waarbij de rechtbank rekening heeft gehouden met de omstandigheid dat de man niet (langer) werd bijgestaan door een advocaat. Van strijd met een goede procesorde of schending van het beginsel van hoor en wederhoor is niet gebleken. Voor zover de man niet in de gelegenheid mocht zijn gesteld op alle punten te reageren, is dat verzuim in hoger beroep hersteld en kan dit niet leiden tot vernietiging van de bestreden beschikking. De grieven falen dan ook.
5.3
De overige grieven van de man zijn gericht tegen de bestreden beschikking van 2 november 2022. Ook deze grieven zijn tevergeefs voorgedragen. Het hof legt hierna uit waarom.
5.4
De man heeft aangevoerd dat partijen een overeenkomst hebben gesloten, waarbij zij de waarde van de onderneming hebben vastgesteld op een bedrag gelijk aan de waarde van de woning. De vrouw heeft dat betwist en de man heeft daartegenover zijn stelling niet (nader) onderbouwd. Het moge zo zijn dat partijen hebben gesproken over (de mogelijkheden voor) het treffen van een regeling met die strekking, maar dat de vrouw een aanbod van de man zou hebben aanvaard, is niet gebleken. Het hof gaat daarom – evenals de rechtbank – aan die stelling van de man voorbij.
5.5
Verder heeft de man aangevoerd dat de rechtbank het door de vrouw in het geding gebrachte rapport van [naam2] (hierna: [naam2] ) niet ten grondslag aan haar beslissingen had mogen leggen en ten onrechte zijn verweer tegen dat rapport terzijde heeft geschoven. Daarin kan het hof de man niet volgen. Het hof stelt allereerst vast dat de man voldoende gelegenheid heeft gehad om te reageren op het rapport van [naam2] en dat hij dat ook heeft gedaan. Van strijd met de goede procesorde is dan ook geen sprake. Het hof is – met de rechtbank – van oordeel dat het rapport deugdelijk is en dat de gekozen methode (Verbeterde Rentabiliteitswaarde Goodwill-methode) gedegen is uitgevoerd, zodat de waarde van de aandelen zoals vastgesteld in het rapport (€ 116.144,- op 1 januari 2022) tot uitgangspunt kan dienen. De door de man gemaakte bezwaren leiden niet tot een ander oordeel.
5.6
De man heeft verder betoogd dat het rapport ondeugdelijk is, in het bijzonder omdat de opsteller daarvan ten onrechte correcties op het resultaat heeft toegepast. Het betreft een correctie over de jaren 2019 tot en met 2025 van € 17.376,- per jaar in verband met de arbeidsongeschiktheidsuitkering die de vrouw in plaats van een gedeelte van haar arbeidsbeloning ontvangt en bedragen van € 45.000,- in 2019 en € 7.000,- in 2020 in verband met ontvangen ziektegelduitkeringen in die desbetreffende jaren. De vrouw heeft toegelicht dat de correctie van € 17.376,- per jaar terecht wordt toegepast omdat een koper van de onderneming eerst een normale arbeidsbeloning zal willen ontvangen en dat die normale beloning is gesteld op het daadwerkelijk door de vrouw ontvangen salaris vermeerderd met het door de externe verzekeraar ontvangen bedrag. Het hof volgt de vrouw in haar redenering dat de goodwill moet worden berekend over de zogenaamde overwinst, dat is de winst die overblijft na aftrek van een arbeidsbeloning voor de ondernemer. Die beloning is deels in de personeelskosten verdisconteerd maar voor een lager bedrag. De man heeft nog aangevoerd dat de vrouw ook minder werkt en dat haar werk door andere werknemers wordt gedaan, zodat de totale loonkosten niet anders zijn dan voor het ongeval, maar de man toont zijn stelling niet aan met concrete cijfers, zodat het hof uitgaat van de juistheid van de aanname van de opsteller van het rapport dat zowel de vrouw als haar compagnon fulltime werken. Daaruit volgt dat de toegepaste correctie van € 17.376,- meegenomen moet worden bij het bepalen van de genormaliseerde overwinst en dus van de goodwill.
5.7
Voor wat betreft de bedragen van € 45.000,- in 2019 en € 7.000,- in 2020 in verband met ontvangen ziektegelduitkeringen in die desbetreffende jaren kan het hof zien dat in 2019 inderdaad een bedrag van € 44.723,- aan ziektegeld is geboekt, zodat de personeelslasten voor dat jaar minder zijn dan in het jaar daaraan voorafgaand. In 2018 was de omzet € 573.334,- en bedroegen de personeelslasten € 422.113,-. In 2019 was de omzet vergelijkbaar met het jaar daarvoor: € 565.576,-, maar waren de personeelslasten meer dan € 35.000,- lager: € 386.931,-. Ook hier geldt dat voor het bereiken van een genormaliseerd resultaat deze incidentele bijdragen in de kosten uit de berekening moeten worden gehaald, zeker nu de omzet wel op niveau gebleven is. Ook deze correctie laat het hof in stand, waarmee het hof na eigen beoordeling tot het oordeel komt dat de rechtbank de juiste maatstaf heeft toegepast voor de vaststelling van de goodwill en daarmee voor de aandelen. Voor een nader of nieuw onderzoek, zoals de man nog heeft bepleit, ziet het hof dan ook geen aanleiding.
5.8
Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat partijen het erover eens zijn dat de woning moet worden verkocht en dat daarvoor [naam3] Makelaars te [plaats1] wordt benaderd. Dat brengt met zich dat voor de door de rechtbank gegeven machtiging te gelde maken van de woning geen grond meer bestaat. Het hof zal bepalen dat partijen binnen twee weken na de datum van deze beschikking gezamenlijk [naam3] Makelaars de opdracht geven tot verkoop van de woning tegen een door partijen overeen te komen vraagprijs.
Indien partijen niet binnen twee weken na de opdrachtverlening erin slagen om gezamenlijk de vraagprijs te bepalen, stelt de makelaar bindend voor partijen vast: de vraagprijs en de verdere bepalingen waaronder de koop en de levering plaatsvinden, waarbij de makelaar aan de passerende notaris vraagt reeds een akte van levering voor te bereiden, die bij het sluiten van de koopovereenkomst kan worden doorgenomen. Uitgangspunt bij de verkoop is dat de woning wordt verkocht onder de bij de verkoop van woningen gebruikelijke voorwaarden en termijnen aan degene die de hoogste prijs biedt. Partijen dienen een eventuele overwaarde, te weten het bedrag waarvoor de woning wordt verkocht minus de hypothecaire lening(en) minus alle kosten die verbonden zijn aan de verkoop en eigendomsoverdracht (inclusief de eventuele notaris- en kadasterkosten voor zijn werkzaamheden, voor zover deze ten laste van de verkoper komen), bij helfte te delen. Partijen dienen ieder de helft van een eventuele restschuld voor hun rekening te nemen.
5.9
Wat betreft de bezwaren van de man tegen de vermeerdering van de verzoeken van de vrouw bij de rechtbank overweegt het hof dat, voor zover de rechtbank zou hebben verzuimd de man in de gelegenheid te stellen daarop te reageren, de man daartegen in hoger beroep verweer heeft gevoerd, zodat deze bezwaren (grieven 8 en 10) geen verdere bespreking behoeven.
5.1
De man heeft nog aanvullend verzocht 0,1 Bitcoin, dat in het bezit van de vrouw is, aan haar toe te delen onder vergoeding aan hem van de helft de waarde (op de peildatum) van € 1.378,- aan de man, te weten € 689,-. De vrouw is daarmee akkoord, zodat het hof dat verzoek zal toewijzen.

6.De slotsom

6.1
De grieven falen. Nu partijen het erover eens zijn dat de woning moet worden verkocht, zal het hof de bestreden beschikking van 2 november 2022 vernietigen ten aanzien van de beslissingen in het dictum onder 3.2.2. en 3.2.3. en beslissen en aanvullen als volgt.
6.2
Het hof zal de proceskosten in hoger beroep compenseren, nu partijen gewezen echtgenoten zijn en de procedure (de gevolgen van) hun echtscheiding betreft.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
7.1
vernietigt de beschikking van de rechtbank Overijssel, locatie Almelo, van 2 november 2022 ten aanzien van de beslissingen onder 3.2.2. en 3.2.3. en in zoverre opnieuw beschikkende:
7.2
gelast partijen over te gaan tot verkoop en levering van de woning aan [adres] in [plaats1] , zoals hiervoor in de rechtsoverweging 5.8 is bepaald;
vult de bestreden beschikking aan als volgt:
7.3
deelt toe aan de vrouw 0,1 Bitcoin onder de verplichting aan de man te vergoeden de helft van de waarde ervan op de peildatum, te weten € 689,-;
7.4
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
7.5
bekrachtigt de bestreden beschikkingen, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, voor het overige;
7.6
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep in die zin, dat elke partij de eigen kosten draagt;
7.7
wijst het meer of anders verzochte af;
Deze beschikking is gegeven door mrs. R. Prakke-Nieuwenhuizen, J.U.M. van der Werff en M.E.L. Klein, bijgestaan door mr. Th.H.M. Lueb als griffier, en is op 28 december 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.