ECLI:NL:GHARL:2023:10920

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
28 december 2023
Publicatiedatum
28 december 2023
Zaaknummer
200.333.513
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bekrachtiging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van jeugdzorg

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 28 december 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna aangeduid als [de minderjarige]. De moeder, verzoekster in hoger beroep, had eerder een beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Overijssel aangevochten, waarin de gecertificeerde instelling (GI) was gemachtigd om [de minderjarige] uit huis te plaatsen. De kinderrechter had deze machtiging verleend op 9 augustus 2023, met als doel de zorg en opvoeding van [de minderjarige] te waarborgen, gezien haar problematiek en de noodzaak van behandeling.

Het hof heeft de procedure in hoger beroep behandeld, waarbij de moeder bijgestaan werd door haar advocaat, mr. T. Şeker. De GI, vertegenwoordigd door twee medewerkers, heeft verweer gevoerd tegen het verzoek van de moeder. De moeder heeft aangegeven dat zij de uithuisplaatsing niet steunt, maar wel openstaat voor de hulpverlening die [de minderjarige] ontvangt. Het hof heeft de argumenten van beide partijen afgewogen en geconcludeerd dat de uithuisplaatsing noodzakelijk is voor de continuïteit en veiligheid van [de minderjarige].

Het hof heeft vastgesteld dat de moeder niet in staat is om [de minderjarige] een veilig opvoedingsklimaat te bieden, gezien haar verleden met hulpverlening en de huidige situatie. De moeder heeft in het verleden hulp geaccepteerd, maar heeft deze vaak niet volgehouden. De GI heeft benadrukt dat [de minderjarige] trauma's heeft opgelopen en dat een gedwongen uithuisplaatsing noodzakelijk is om haar behandeling te waarborgen. Het hof heeft daarom de beschikking van de kinderrechter bekrachtigd, waarmee de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] is bevestigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.333.513
(zaaknummer rechtbank Overijssel 300217)
beschikking van 28 december 2023
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. T. Şeker te Enschede,
en
de gecertificeerde instelling
Stichting
Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering,
gevestigd te Enschede,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de GI.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo (hierna: de kinderrechter) van 9 augustus 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer, hierna ook: de bestreden beschikking.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 17 oktober 2023;
- het verweerschrift van de GI met producties;
- het e-mailbericht van de moeder van 21 november 2023 betreffende het horen van de minderjarige.
2.2
De hierna te noemen minderjarige [de minderjarige] heeft bij brief van 20 november 2023 aan het hof haar mening kenbaar gemaakt met betrekking tot het verzoek.
2.3
De mondelinge behandeling heeft, gelijktijdig met die in de procedure met zaaknummer 200.333.515, op 30 november 2023 plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig:
-de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
-twee vertegenwoordigers van de GI.
Namens de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad) is, met bericht vooraf, niemand verschenen.

3.De feiten

3.1
De moeder is de ouder van:
[de minderjarige] , geboren [in] 2010 te [plaats1] .
De moeder is alleen belast met het gezag over [de minderjarige] .
[de minderjarige] heeft een halfbroer, [de halfbroer] , geboren [in] 2012 te [plaats2] . Het hoger beroep van de moeder ten aanzien van zijn uithuisplaatsing wordt behandeld in de procedure met zaaknummer 200.333.515.
3.2
Bij beschikking van 23 mei 2023 heeft de kinderrechter [de minderjarige] met ingang van 23 mei 2023 onder toezicht gesteld van de GI voor de duur van een jaar.
3.3
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking heeft de kinderrechter de GI gemachtigd om [de minderjarige] uit huis te plaatsen in een accommodatie jeugdhulpaanbieder met ingang van 9 augustus 2023 tot uiterlijk 23 mei 2024.
3.4
[de minderjarige] verblijft sinds 9 oktober 2023 op een groep bij [naam1] en is elk weekend gedurende 24 uur bij de moeder thuis.

4.De omvang van het geschil

4.1
De moeder is in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Zij verzoekt het hof om die beschikking te vernietigen en de GI te gelasten om [de minderjarige] bij haar thuis terug te plaatsen, althans een beslissing te nemen die het hof juist acht.
4.2
De GI heeft verweer gevoerd en gevraagd om de moeder in haar verzoek in hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren dan wel dat verzoek af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Ingevolge artikel 1:265b, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek kan de kinderrechter de gecertificeerde instelling, bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet, die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling, op haar verzoek machtigen de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen indien dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid.
5.2
De moeder kan zich met de uithuisplaatsing van [de minderjarige] niet verenigen. Zij ziet wel in dat [de minderjarige] hulp nodig heeft. Zij staat dan ook open voor de hulpverlening die [de minderjarige] nu vanuit [naam1] geboden krijgt. Een machtiging tot uithuisplaatsing is daarvoor volgens haar echter niet nodig, omdat zij in een vrijwillig kader zal meewerken. De moeder voelt zich bovendien gestraft omdat zij niet de waarheid heeft gesproken over haar thuissituatie en de rol die haar partner daarin heeft.
5.3
De GI is van mening dat de kinderrechter terecht de machtiging tot uithuisplaatsing heeft gegeven. [de minderjarige] heeft veel meegemaakt, waardoor zij is getraumatiseerd en waarvoor behandeling noodzakelijk is. De moeder heeft in het verleden wel hulp geaccepteerd, maar zij lijkt geneigd te zijn die hulp uiteindelijk weer af te houden. Het is nu in het belang van [de minderjarige] dat gedurende de uithuisplaatsing door [naam1] in kaart kan worden gebracht welke behandeling voor haar problematiek het meest passend is.
5.4
Op grond van de stukken en wat tijdens de zitting is gezegd, is het hof van oordeel dat de moeder op dit moment niet in staat is om [de minderjarige] een opvoedingsklimaat te bieden waarin de continuïteit en de veiligheid van de dagelijkse verzorging en opvoeding voldoende zijn gewaarborgd, zodat een uithuisplaatsing in het belang van [de minderjarige] noodzakelijk is. [de minderjarige] heeft veel meegemaakt en heeft al in diverse pleeggezinnen verbleven. Uit onderzoek is gebleken dat bij haar sprake is van hechtings- en informatieverwerkings-problematiek. In het verleden ingezette hulp heeft steeds niet tot het voor [de minderjarige] gewenste resultaat geleid. Gedurende een hulpverleningstraject hield de moeder zich regelmatig niet aan de afspraken. Bovendien is gebleken dat de moeder niet altijd de waarheid heeft gesproken over bepaalde zaken, zoals onlangs over de relatie met haar partner, en dat zij de kinderen daarin heeft betrokken. Nadat de moeder zich had aangemeld bij [naam2] (die zich bezig houdt met de aanpak van huiselijk geweld) werd voor haar Ambulante Spoedhulp (ASH) en Intensieve Systeem Begeleiding (ISB) (geboden door [naam3] ) ingezet en kreeg zij een appartement voor haar en de kinderen toegewezen (met ingang van 22 juni 2023) voor de duur van zes maanden. De moeder is de daarmee verband houdende afspraken echter niet nagekomen. Uiteindelijk heeft zij genoemde hulpverleningstrajecten voortijdig afgebroken en is zij weer met de kinderen bij haar partner gaan wonen ondanks ook de waarschuwing van de GI dat er dan een verzoek tot uithuisplaatsing van beide kinderen zal worden ingediend.
De bij [de minderjarige] geconstateerde hechtings- en informatieverwerkingsproblematiek komen tot uiting in het aantrekken en afstoten van de voor haar belangrijke personen. Dat doet zij met pittig gedrag, zoals uitdagen, liegen, pesten en mensen claimen en tegen elkaar uitspelen, zowel in de thuissituatie als op school. Dit vraagt van haar opvoeder veel inzet en specifieke vaardigheden, zoals het bieden van duidelijkheid, nabijheid, maar ook afstand en een consequente aansturing. Het hof is met de GI van oordeel dat dit te veel vraagt van de moeder, die al veel andere zorgen heeft, zoals over haar relatie met haar partner, de relatie tussen de kinderen onderling, haar gezondheid, financiën en woonruimte. Bovendien is gebleken dat de moeder soms weigert te communiceren met de GI. De moeder heeft ter zitting verklaard dat zij achter de huidige plaatsing van [de minderjarige] bij [naam1] staat en dat een en ander dus in het vrijwillig kader geregeld kan worden. Het hof is echter van oordeel dat, gelet op de in het verleden ingezette maar steeds door doen of nalaten van de moeder niet volbrachte hulpverleningstrajecten, het gedwongen kader van de machtiging tot uithuisplaatsing nodig is om – in het belang van [de minderjarige] en het gegeven dat zij onder toezicht staat van de GI – de voortzetting van onderzoek en behandeling van [de minderjarige] bij [naam1] nu zoveel mogelijk te kunnen garanderen. Het hof zal de bestreden beschikking bekrachtigen.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, van 9 augustus 2023.
Deze beschikking is gegeven door mrs. R. Feunekes, M.P. den Hollander en S. Kuijpers, bijgestaan door G.E.M. Bours als griffier, en is op 28 december 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.