ECLI:NL:GHARL:2023:10917

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
27 december 2023
Publicatiedatum
27 december 2023
Zaaknummer
21-002589-20
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing ontnemingsvordering in hoger beroep betreffende wederrechtelijk verkregen voordeel

Op 27 december 2023 heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden uitspraak gedaan in een ontnemingszaak waarbij de betrokkene in hoger beroep ging tegen een eerdere beslissing van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De politierechter had vastgesteld dat de betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel had genoten ter hoogte van € 9.730,00, en hem verplicht dit bedrag aan de Staat te betalen. Het gerechtshof heeft het hoger beroep behandeld op basis van het dossier en de zitting van 13 december 2023. De advocaat-generaal had de vordering tot ontneming afgewezen, en de betrokkene en zijn raadsman, mr. M.C. Jonge Vos, hebben eveneens gepleit voor afwijzing van de ontnemingsvordering.

Het gerechtshof overweegt dat niet automatisch kan worden aangenomen dat de betrokkene voordeel heeft genoten van de bewezenverklaarde witwashandelingen. Het hof stelt dat vermogensbestanddelen die het voorwerp zijn van witwassen niet per definitie leiden tot een vermeerdering van vermogen voor de dader. Het hof heeft geen voldoende bewijs gevonden dat de betrokkene daadwerkelijk voordeel heeft genoten van de witwashandelingen. Daarom heeft het hof de eerdere beslissing van de politierechter vernietigd en de vordering tot ontneming afgewezen. De uitspraak benadrukt de noodzaak van bewijs voor het vaststellen van wederrechtelijk verkregen voordeel en de complexiteit van witwassen, waarbij voordeel ook ten gunste van anderen kan zijn.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002589-20
Uitspraak d.d.: 27 december 2023
TEGENSPRAAK
ONTNEMINGSZAAK
Beslissingvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen de beslissing van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 24 juli 2020 met parketnummer 18-252879-19 in de ontnemingszaak tegen de betrokkene

[betrokkene] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1994,
wonende te [adres] .

Het hoger beroep

De betrokkene heeft tegen de hiervoor genoemde beslissing hoger beroep ingesteld.

Het onderzoek van de zaak

Deze beslissing is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het gerechtshof van 13 december 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het gerechtshof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot afwijzing van de vordering tot ontneming.
Het gerechtshof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door de betrokkene en zijn raadsman, mr. M.C. Jonge Vos, naar voren is gebracht, inhoudende dat het gerechtshof de ontnemingsvordering moet afwijzen.

De beslissing waartegen het hoger beroep is gericht.

Bij de beslissing waartegen het hoger beroep is gericht, heeft de politierechter het door de betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 9.730,00 en de betrokkene de verplichting opgelegd dit bedrag te betalen aan de Staat.
Het gerechtshof zal de beslissing waarvan beroep vernietigen en opnieuw recht doen, omdat het gerechtshof tot een andere beslissing omtrent de vordering komt.

Afwijzing van de vordering

De betrokkene is bij arrest van dit gerechtshof van 27 december 2023 (parketnummer 21-002594-20) veroordeeld wegens (kort gezegd) tweemaal medeplegen van witwassen.
Het gerechtshof zal de vordering afwijzen en overweegt hiertoe het volgende.
Het gerechtshof stelt voorop dat vermogensbestanddelen zoals geldbedragen dan wel goederen, die het voorwerp zijn van witwassen in de vorm van voorhanden hebben, verwerven of omzetten niet automatisch een vermeerdering van vermogen en dus wederrechtelijk verkregen voordeel opleveren. Ook kan niet zonder meer worden aangenomen dat degene die het misdrijf van witwassen begaat dit doet ten behoeve van zichzelf en ten gunste van zijn eigen vermogenspositie. Witwassen kan worden verricht ten gunste van een ander, zodat in elk geval niet zonder meer kan worden aangenomen dat het een voordeel oplevert waarvan de grootte gelijk staat aan de waarde van het voorwerp met betrekking tot welke het misdrijf van witwassen werd begaan.
Het gerechtshof heeft, op grond van het voorliggende dossier, waaronder de rapportage ontneming wederrechtelijk verkregen voordeel, geen houvast voor het vaststellen van de gronden waarop zou kunnen worden aangenomen dat en zo ja, in welke omvang, de betrokkene daadwerkelijk voordeel heeft genoten door middel van de bewezenverklaarde witwashandelingen. De vordering zal daarom worden afgewezen.

BESLISSING

Het gerechtshof:
Vernietigt de beslissing waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Wijst af de vordering strekkende tot oplegging van de verplichting tot betaling aan de staat van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel tot het in die vordering genoemde bedrag.
Aldus gewezen door
mr. J. Hielkema, voorzitter,
mr. T.H. Bosma en mr. A.H. toe Laer, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. G.A.G. van Essen, griffier,
en op 27 december 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.