ECLI:NL:GHARL:2023:10916

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
27 december 2023
Publicatiedatum
27 december 2023
Zaaknummer
21-002594-20
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van witwassen met betrekking tot oplichting

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 27 december 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, geboren in 1994, was beschuldigd van het medeplegen van witwassen. Het hof heeft de verklaringen van de medeverdachten als betrouwbaar beoordeeld en heeft overwogen dat de verdachte opzettelijk heeft bijgedragen aan het witwassen van geld en goederen die afkomstig waren uit misdrijf. De feiten vonden plaats op 14 en 21 maart 2018, waarbij de verdachte samen met medeverdachten geld heeft gepind en goederen heeft aangeschaft met bankpassen van derden, die verkregen waren door oplichting. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de betrokken bankrekeningen werden misbruikt voor het verkrijgen van gelden die afkomstig waren uit misdrijf. De verdachte is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier weken, met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest. Het hof heeft rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure en de ernst van de feiten.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002594-20
Uitspraak d.d.: 27 december 2023
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 24 juli 2020 met parketnummer 18-252879-19 in de strafzaak tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag 1] 1994,
wonende te [adres 1] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Het onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het gerechtshof van 13 december 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het gerechtshof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot:
  • vernietiging van het vonnis van de politierechter;
  • integrale vrijspraak van de aan de verdachte onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten
Het gerechtshof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. M.C. Jonge Vos, naar voren is gebracht.

Het vonnis waartegen het hoger beroep is gericht

Bij het hierboven genoemde vonnis, waartegen het hoger beroep is gericht, heeft de politierechter:
  • de verdachte ter zake van het onder 1 primair tenlastegelegde vrijgesproken;
  • de verdachte ter zake van de onder 1 subsidiair en onder 2 primair tenlastegelegde feiten veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 weken, met aftrek van voorarrest.
Het gerechtshof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen, omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstippen op 21 maart 2018 in de [pleeggemeente] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (een) voorwerp(en), te weten een of meer bedragen aan geld (tot een totaalbedrag van 2350,00 euro), althans enig geldbedrag, en/of een Apple Macbook en/of een Apple Iphone, heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat die/dat voorwerp(en) geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren/was uit enig misdrijf.
1. subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen
leiden:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] op 21 maart 2018 op een of meer tijdstippen na 13:44 uur in de [pleeggemeente] , tezamen en in vereniging, althans alleen, (een) voorwerp(en), te weten een of meer bedragen aan geld (tot een totaalbedrag van 2350,00 euro), althans enig geldbedrag, en/of een Apple Macbook en/of een Apple Iphone, hebben/heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die/dat voorwerp(en) geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren/was uit enig misdrijf, bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op 21 maart 2018 op een tijdstip gelegen voor 13:45 uur in de [pleeggemeente] opzettelijk gelegenheid, (een) middel(en) en/of (een) inlichting(en) heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door opzettelijk de bankpas en/of pincode van [bankrekeningnummer 1] ten name van [medeverdachte 3] aan die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] ter beschikking te stellen.
2.
hij op een of meer tijdstippen op 14 maart 2018 in de [pleeggemeente] , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (een) voorwerp(en), te weten een of meer bedragen aan geld (tot een totaalbedrag van 7380,00 euro), althans enig geldbedrag, heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat die/dat voorwerp(en) geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren/was uit enig misdrijf.
2. subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen
leiden:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] op 14 maart 2018 op een of meer tijdstippen na 12:39 uur in de [pleeggemeente] tezamen en in vereniging, althans alleen, (een) voorwerp(en), te weten een of meer bedragen aan geld (tot een totaalbedrag van 7380,00 euro), althans enig geldbedrag, hebben/heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die/dat voorwerp(en) geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren/was uit enig misdrijf, bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op 14 maart 2018 op een tijdstip gelegen voor 12:40 uur in de [pleeggemeente] opzettelijk gelegenheid, (een) middel(en) en/of (een) inlichting(en) heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door opzettelijk de bankpas en/of pincode van [bankrekeningnummer 2] ten name van [medeverdachte 4] aan die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] ter beschikking te stellen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewijsoverweging ten aanzien van de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten

Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten. Volgens de advocaat-generaal zijn er geen objectieve gegevens in het strafdossier aanwezig waaruit de betrokkenheid van de verdachte bij de tenlastegelegde feiten volgt.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de verdachte van de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten moet worden vrijgesproken. Daartoe heeft hij aangevoerd dat een bewezenverklaring niet in overwegende mate mag worden gebaseerd op de verklaringen van de medeverdachten, aangezien die verklaringen niet spontaan noch consistent zijn afgelegd. De verklaring van medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zijn niet betrouwbaar omdat zij er belang bij hebben de schuld op de verdachte te schuiven en omdat de verklaringen onvoldoende steun vinden in andere stukken in het strafdossier. De verdachte heeft ter zitting van de politierechter en het gerechtshof aangegeven niets met de verweten feiten te maken te hebben gehad.
Het oordeel van het gerechtshof
Het gerechtshof gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Op 15 maart 2018 heeft de heer [slachtoffer 1] aangifte gedaan van oplichting. Hij is op 14 maart 2018 omstreeks 12.45 uur telefonisch benaderd door een persoon die zich voordeed als medewerker van de belastingdienst. Hij gaf aan dat aangever zijn belastingaanslag over 2016 nog niet had afbetaald. Er was beslag gelegd op zijn bedrijf en er moest een boete betaald worden vanwege het niet op tijd betalen. De persoon aan de telefoon gaf instructies over hoe betaald kon worden en gaf daarbij onder meer het rekeningnummer op waarop aangever het geld kon overboeken. Het boetebedrag van € 7.500,00 maakte hij over op [bankrekeningnummer 2] .
Uit het dossier blijkt dat dit rekeningnummer op naam staat van [medeverdachte 4] . Tijdens het verhoor van de rekeninghouder gaf deze aan dat dat bedrag op 14 maart (het hof begrijpt: 2018) op zijn rekening was gestort en er ook die dag in verschillende bedragen weer was afgehaald op ongeveer € 123,00 na. Nadat hij op 21 maart 2018 door de [naam bank 1] was gebeld kwam hij erachter dat hij zijn pinpas kwijt was. Hij had er op 13 maart 2018 voor het laatst mee gepind. Hij denkt dat het bijna niet anders kan dan dat er toen iemand met hem heeft meegekeken bij het pinnen bij de supermarkt en dat daarna iemand de pas heeft weggenomen. Uit het dossier volgt dat op 14 maart 2018 tussen 12.40 uur en 12:44 uur vier geldopnames zijn gedaan bij een [naam bank 1] , aan het [straatnaam] te [naam plaats] . Te weten drie opnames van 1500 euro en één van 480 euro.
Op 21 maart 2018 deed de heer [slachtoffer 2] aangifte van oplichting. Hij werd tussen 13.30 uur en 14.00 uur gebeld door iemand die zei van de belastingdienst te zijn. Hij dacht met een man van tussen de 50 à 60 jaar oud van doen te hebben. Aangever zou een betalingsachterstand hebben over de aanslag inkomstenbelasting van 2016 en er moest naast die achterstand een boete betaald worden. Aangever maakte in totaal € 7.475,00 over middels een spoedbetaling op [bankrekeningnummer 1] ten name van [medeverdachte 3] . Met de pas van [medeverdachte 3] wordt op 21 maart 2018 omstreeks 14.21 uur betaald bij de [naam elektronicawinkel] .
De beide medeverdachten, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , hebben een bekennende verklaring afgelegd. [medeverdachte 1] heeft aangegeven op 14 maart 2018 met verdachte en [medeverdachte 2] in [naam casino] te zijn geweest. [medeverdachte 1] heeft daar veel kleingeld ingewisseld, welk geld hij vervolgens aan de verdachte gaf. Op 21 maart 2018 heeft de verdachte hem gevraagd te pinnen en naar de [naam elektronicawinkel] te gaan. Hij zou daar geld voor krijgen. Ze zijn die dag eerst naar de bank gegaan en hebben daar € 1.000,00 gepind. Daarna zijn zij naar [naam casino] gegaan. [medeverdachte 1] geeft aan dat het zou kunnen dat ze daar 9 keer € 150,00 hebben gepind. [medeverdachte 1] toetste de code in en de verdachte was daar bij hem en pakte het geld. Hij zag dat de verdachte vervolgens met een deel van het geld ging gokken. Toen werd [medeverdachte 1] door de verdachte gevraagd om naar de [naam elektronicawinkel] te gaan, samen met [medeverdachte 2] . De verdachte had [medeverdachte 2] verteld welke spullen er gehaald moesten worden. Het betrof een MacBook en een iPhone. Deze spullen werden aangeschaft voor een totaalbedrag van € 3.700,00 euro. [medeverdachte 1] heeft dat bedrag gepind met een pas en pincode die hij van de verdachte had gekregen. Uit onderzoek is gebleken dat de bankpas, gebruikt door [medeverdachte 1] in de [naam elektronicawinkel] , op naam stond van [medeverdachte 3] met het in de aangifte van [slachtoffer 2] genoemde bankrekeningnummer. Kort daarna probeerde hij de aangeschafte goederen weer in te leveren en er contant geld retour voor te krijgen. Eén en ander wekte argwaan bij personeel van de [naam elektronicawinkel] en [medeverdachte 1] is daarop aangehouden.
Medeverdachte [medeverdachte 2] bevestigt de door [medeverdachte 1] beschreven gang van zaken in die zin dat hij aangeeft te hebben gepind bij een [naam bank 1] en [naam casino] op verzoek van de verdachte op 14 maart 2018. Bij de [naam bank 1] is drie keer gepind, steeds een bedrag van
€ 150,00. [medeverdachte 2] pinde en [medeverdachte 1] stond daarbij. [medeverdachte 2] kreeg hier 200 euro voor. Tijdens het pinnen belde de verdachte en zij spraken af om naar [naam casino] te gaan. Daar heeft [medeverdachte 2] het gepinde geld aan de verdachte gegeven. Hij heeft ook bij [naam casino] gepind met een pas en pincode die hij had gekregen van de verdachte. Hij denkt rond de € 1.500,00 te hebben gepind in 10 pin-sessies. Uit onderzoek aan de rekening van [medeverdachte 3] is gebleken dat het om 9 pinopnames ging van elk € 150,00. [medeverdachte 1] stond bij het pinnen en de verdachte ging gokken. [medeverdachte 1] had in het [naam casino] munten omgewisseld op verzoek van de verdachte. De verdachte zat aan de roulettetafel pal naast de muntenmachine. [medeverdachte 2] heeft ook aangegeven mee te zijn geweest naar de [naam elektronicawinkel] met medeverdachte [medeverdachte 1] . De bankpas waarmee ze pinden stond op naam van [medeverdachte 4] of [medeverdachte 4] . Het gepinde geld gaf hij aan de verdachte. In de [naam elektronicawinkel] voerde [medeverdachte 2] het gesprek met de verkoper, [medeverdachte 1] pinde de aankoopsom.
Een medewerker van [naam casino] heeft verklaard dat hij op 14 maart 2018 op zijn werk was. Hij herinnert zich dat er een drietal jongens in het [naam casino] waren die hij wel van gezicht kende. Het ging om twee blanke jongens en een donkere jongen genaamd [verdachte] . Eén van die jongens, die normaal gesproken niet voldoende financiële middelen heeft, kwam bij binnenkomst om 13.45 uur of 13.50 uur direct naar de getuige toe en vroeg of hij 1000 euro kon pinnen. Hij kon uiteindelijk twee keer 300 euro pinnen. [verdachte] voegde zich bij de anderen op de roulettetafel. Ze zaten met z’n drieën aan de roulettetafel te spelen. Vervolgens volgde er een pin wisseltransactie rond 14.05 uur die dag. De blanke jongen met de iets dikkere haarbos, wisselde na een pintransactie voor 2-euromunten voor iets meer dan 1100 euro aan dergelijke munten, die hem vervolgens werd uitbetaald. Dat waren opvallende bedragen. De donkere jongen kwam ook naar beneden en wisselde €400,- euro. Het gedrag van het drietal was volgens de getuige opvallend. Hij vond ze schuchter en gespannen en onrustig. Hij heeft aangegeven dat ze vaak om zich heen keken en naar buiten keken en op hun telefoon. De donkere jongen is om 14.15 uur alleen het [naam casino] uitgelopen. Hij vermeldt nog dat hij op 21 maart 2018 niet aan het werk was, maar dat de jongens er toen weer waren. De donkere jongen heeft toen desgevraagd een ID-kaart overhandigd.
Betrouwbaarheid van de verklaringen van de medeverdachten
De verdediging heeft aangevoerd dat de getuigenverklaringen van de beide medeverdachten niet kunnen worden gebruikt voor het bewijs. Zij moeten als onbetrouwbaar worden aangemerkt nu zij er beiden belang bij hebben de schuld op verdachte te schuiven.
Het gerechtshof overweegt in dat verband als volgt.
De beide medeverdachten zijn een aantal keren door de politie verhoord. Gaandeweg hebben zij openheid van zaken gegeven. Daarbij hebben zij niet alleen verdachte, maar ook elkaar en zichzelf belast. De verklaringen van de beide medeverdachten vinden bovendien steun in de overige inhoud van het dossier, nu verdachte zowel de 14e maart als de 21e maart dezelfde korte tijdspanne waarin gepind werd ook in [naam casino] was en in de verklaring van de medewerker van [naam casino] , die heeft verklaard over het gedrag van de drie personen die in korte tijd veel geld pinden en wisselden en over hoe dat gedrag op elkaar betrokken was. Nu in zeer korte periode geld werd opgenomen bij banken, bij een [naam casino] en via de aanschaf van goederen, bevreemdt het niet dat de verklaringen van de beide medeverdachten discrepanties vertonen, bijvoorbeeld ten aanzien van wie had doorgekregen welke spullen er bij de [naam elektronicawinkel] aangeschaft moesten worden. Eén en ander brengt mee dat geen sprake is van onbetrouwbaarheid van de verklaringen van de medeverdachten. Deze verklaringen zijn bruikbaar voor het bewijs.
Overwegingen ten aanzien van het opzet
Voor de bewezenverklaring van opzet op witwassen moet een verdachte ten minste bewust de aanmerkelijke kans hebben aanvaard dat het geld dat gepind werd van de rekeningen afkomstig was uit misdrijf.
Uit het dossier blijkt dat geldbedragen die zijn opgenomen afkomstig zijn van het misdrijf oplichting. Niet is gebleken dat de verdachte een rol heeft gehad bij het plegen van dit gronddelict. Verdachte heeft dat ter zitting ook uitdrukkelijk ontkend. Het gerechtshof is van oordeel dat de verdachte zich, samen met zijn medeverdachten, heeft schuldig gemaakt aan het primair tenlastegelegde ten aanzien van beide verweten feiten. Uit bovenstaande bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte heeft beschikt over twee passen met pincodes van derden, waarmee hij twee andere personen grote bedragen in cash liet of probeerde te laten opnemen, zeer kort nadat de oplichting buit had opgeleverd. Hij liet in hoog tempo op verschillende plaatsen en op verschillende manieren zoveel mogelijk van dat van misdrijf afkomstige geld opnemen, dan wel liet hij er goederen voor kopen waarvan het de bedoeling was dat die later weer retour zouden gaan in ruil voor cashgeld. Hierna werd dat verkregen geld aan hem afgegeven. Hieruit blijkt het gerechtshof genoegzaam dat de verdachte er het nodige aan gelegen lag om niet zelf gezien te worden bij het opnemen van het geld. Onder die omstandigheden staat voor het gerechtshof vast dat de verdachte tenminste bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de betreffende bankrekeningen werden misbruikt voor het verkrijgen van gelden die – onmiddellijk of middellijk – afkomstig waren uit enig misdrijf.
Op grond van het voorgaande kan wettig en overtuigend worden bewezen dat de verdachte samen met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] zich heeft schuldig gemaakt aan witwassen van geldbedragen, een Apple Macbook en een Apple iPhone, waarbij hij deze geldbedragen heeft verworven (het pinnen door de medeverdachten), voorhanden gehad (de Apple Macbook en de Apple iPhone) en omgezet (in goederen bij de [naam elektronicawinkel] ).
De door het gerechtshof gebezigde bewijsmiddelen
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 15 maart 2018, opgenomen op pagina 89 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 1] :
Op woensdag 14 maart 2018, omstreeks 12:45 uur, was ik in mijn woning toen de telefoon ging. Ik hoorde dat degene aan de lijn zich voorstelde als medewerker van de belastingdienst. Ik hoorde hem zeggen dat ik de belastingaangifte van 2016 nog niet had afbetaald. Hierdoor zou men volgens hem nu beslag gelegd hebben op mijn melkgeitenbedrijf. Ook zou er een fikse boete van € 7.500,00 bijkomen voor het niet op tijd betalen. Ik was totaal overrompeld door dit gesprek en werd met informatie overspoeld, waardoor ik niet zo nuchter handelde als dat ik normaal zou doen. Ik heb toen 3 betalingen gedaan, waarbij ik door de man werd verzocht om hardop de stappen die ik met internetbankieren maakte aan hem te noemen.
Als laatste moest ik het zogenaamde boetebedrag overmaken, maar deze hoefde niet per spoedoverboeking. Dit was het bedrag van € 7.500,00 en ik heb deze overgemaakt naar de [naam bank 1] . Ik kreeg van de man het rekeningnummer door en dit betrof [bankrekeningnummer 2] . Toen ik de telefoon ongeveer een uur later ophing had ik meteen het gevoel dat ik toch opgelicht was. Ik heb toen direct gebeld met mijn bank. Daar kreeg ik te horen dat mijn zaak in behandeling genomen zou worden. Zij gaan proberen het overgemaakte totaalbedrag terug te boeken.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 21 maart 2018, opgenomen op pagina 92 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 2] :
Op woensdag 21 maart 2018 tussen 13.30 uur en 14.00 uur werd ik gebeld door een manspersoon welke zich uitgaf voor een medewerker van de Belastingdienst. Ik denk aan zijn stem te horen dat hij ongeveer tussen de vijftig (50) en zestig (60) jaar oud zal zijn. Ik weet niet meer met welke naam deze meneer zich voorstelde. Ik hoorde de man zeggen dat wij een achterstand hadden in onze aangifte inkomstenbelasting 2016. Ik hoorde de man zeggen dat wij een betalingsachterstand hadden van € 2.475,00. Ik hoorde hem zeggen dat er ook nog een boete overheen kwam van € 5.000,00. Ik hoorde de man zeggen dat wij al meerdere herinneringen zouden moeten hebben ontvangen. Ik zei tegen de man dat ik die brieven niet in mijn bezit had. Hij vertelde op welke rekening ik het bedrag over kon maken, en op welke naam. Het rekeningnummer was [bankrekeningnummer 1] ten name van [medeverdachte 3] . De omschrijving was aanslagnummer [nummer aanslag] . Ik maakte dus in totaal € 7.475,00 over middels een spoedbetaling. Deze betaling verrichtte ik vanaf [bankrekeningnummer 3] .
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 6 april 2018, opgenomen op pagina 96 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [medeverdachte 4] :
Het kan niet anders dan dat mijn pinpas werd gestolen. Behalve ikzelf en mijn vriendin [naam vriendin] , [adres 2] en mijn vriend [naam vriend] , wonende aan het [adres 4] , weet niemand de pincode van mijn bankpas. Mijn pinpas is van de [naam bank 1] , [bankrekeningnummer 2] . Ik weet het pasnummer niet. De laatste keer dat ik de pinpas gebruikte, was bij de [supermarkt 1] aan de [adres 5] op dinsdag 13 maart 2018 omstreeks 20.35 uur. Op woensdag 21 maart 2018 omstreeks 12.00 uur werd ik gebeld door de [naam bank 1] met het verzoek om vrijdagmiddag 21 maart 2018 bij het kantoor in de stad langs te komen voor een gesprek. Ik heb na dat telefoontje op mijn rekening gekeken. Ik kwam er die dag ook pas achter dat ik mijn pinpas kwijt was. Ik zag dat op woensdag 14 maart (het hof begrijpt: 14 maart 2018) een bedrag van 7.500,00 euro op mijn rekening was gestort. Ik zag dat dat bedrag op de dag van de storting in verschillende bedragen er weer afgehaald was. Het bedrag van 7.500,00 euro werd op mijn rekening gestort door [slachtoffer 1] , zijn bankrekeningnummer is [bankrekeningnummer 4] . Het bedrag werd, op een bedrag van ongeveer 123,00 euro na, er met mijn pinpas weer afgehaald. Het kan bijna niet anders of iemand moet met mij hebben meegekeken tijdens het pinnen bij de [supermarkt 1] en daarna de pas van mij hebben weggenomen.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 november 2018, opgenomen op pagina 172 van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van [verbalisant 1] :
Door de [naam bank 1] zijn de in proces-verbaal 2018068185-67 gevorderde historische financiële gegevens aangeleverd van [bankrekeningnummer 2] ten name van [medeverdachte 4] .
De print van deze financiële gegevens zijn al bijlage bij dit proces-verbaal gevoegd.
Hierin zijn 19 verdachte transacties te zien allen gedaan op 14 maart 2018, binnen een tijdsbestek van een half uur.
De eerste geldtransactie betreft een bijschrijving van een bedrag van 7500 euro, van [bankrekeningnummer 4] op naam van [slachtoffer 1] . Daarna volgen er vier pintransacties, zijnde drie van 1500 euro, een (1) transactie van 480 euro bij de eigen bank (het gerechtshof begrijpt: de [naam bank 1] ). Daarna volgen er veertien geldopnames zijnde twee van 300 euro en twaalf van 150 euro.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 november 2018, opgenomen op pagina 175 van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van [verbalisant 1] :
Door de [naam bank 2] zijn de in proces-verbaal 2018068185-15 gevorderde historische financiële gegevens aangeleverd van [bankrekeningnummer 1] ten name van [medeverdachte 3] .
Hierin zijn vier soorten verdachte transacties te zien.
Op 21 maart 2018, omstreeks 13:42 uur, is er een storting gedaan van 7475 euro van [bankrekeningnummer 3] ten name van [slachtoffer 2]
Op 23 maart 2018 deed [slachtoffer 2] aangifte van oplichting.
Op 21 maart 2018, omstreeks 13:45 uur, is er een pintransactie gedaan van 1000 euro bij de [naam bank 3] .
Op 21 maart 2018, tussen 13:50 uur en 13:54 uur, zijn negen geldopnames gedaan van elk 150 euro. In de omschrijving van deze transactie staat onder andere de code [code] . Deze code blijkt te koppelen aan een casinoterminal met postcode 9401 JS. Dit betreft de postcode van het adres van [naam casino] in [naam plaats] .
Op 21 maart 2018, omstreeks 14:21 uur, zijn drie pintransacties gedaan bij de [naam elektronicawinkel] te [naam plaats] . Te weten twee van 1500 euro en een (1) van 500 euro.
Dit betreft de betalingen van de onder verdachte [medeverdachte 1] in beslag genomen Apple
Iphone X telefoon en de Apple Macbook laptop.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van medeverdachte d.d. 21 maart 2018, opgenomen op pagina 205 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [medeverdachte 1] :
V: En wat is je reactie op het feit waarvoor je bent aangehouden [medeverdachte 1] ?
A: Nou ja, dom natuurlijk, als ik het had geweten dan had ik het nooit gedaan.
V:
A: (…) Ik zat vanmiddag in geldnood, tenminste ik had op dat moment geen geld. Degene die mij vroeg om de spullen te gaan kopen voor hem, dan zou ik daar geld voor krijgen. Dat is de reden waarom ik het heb gedaan.
V: Er zijn beelden bij de [naam elektronicawinkel] waarop te zien is dat jij in de winkel de goederen afrekent die wij bij jou hebben aangetroffen. Wat denk jij dat wij op die beelden hebben kunnen zien?
A: Ehhh. Dat ik samen met een jongen sta, en dat ik sta te pinnen. Een kameraad van mij staat ernaast. Volgens mij is dat het.
V: Met die kameraad heb je dus samen de spullen uit de winkel uitgezocht en naar de kassa gelopen om daar af te rekenen?
A: Ik heb zelf de spullen uitgezocht en die kameraad was wel met mij mee in de winkel.
V: Wat heb je bij de [naam elektronicawinkel] gekocht [medeverdachte 1] ?
A: Een iPhone X en een Macbook.
V: Nadat je dus de spullen had afgerekend heb je de iPhone en Macbook naar die jongen gebracht?
A: Ja, en die zegt dan tegen mij dat het niet goed is en dus bracht ik het terug naar de winkel.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van medeverdachte d.d. 23 maart 2018, opgenomen op pagina 218 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [medeverdachte 1] :
O: Jij staat ook op beelden van [naam casino] .
V: Ben jij door [verdachte] (het gerechtshof leest: [verdachte] ) benaderd?
A: Ja dat klopt. Hij opperde mij om te pinnen. En dat heb ik gedaan.
V: Na de [naam elektronicawinkel] ben je naar [medeverdachte 2] gegaan dat klopt?
A: Ja dat klopt.
V: Wat is er met de pinpas gebeurd?
A: Die is ingeslikt bij de [naam bank 3] .
V: Misschien is het wat als je eens gaat overleggen met je advocaat? We hebben de indruk dat jij wordt gebruikt of onder druk wordt gezet.
V: Ik denk dat ik dat maar doe voordat ik nog meer ga verklaren.
Het verhoor wordt onderbroken zodat verdachte telefonisch kan overleggen met zijn
advocaat.
V: Is het je wat duidelijker geworden?
A: Ja, ik hoef niet terug te komen op mijn verklaring. Dit is wat het is. Zo is het gegaan. Ik werd benaderd door [verdachte] (het gerechtshof leest: [verdachte] ), hij opperde om te gaan pinnen. Dat heb ik vervolgens gedaan bij [naam casino] (het gerechtshof begrijpt: te [naam plaats] ), bij de [naam elektronicawinkel] (het gerechtshof begrijpt: te [naam plaats] ), de [naam bank 3] (het gerechtshof begrijpt: te [naam plaats] ) en daar werd de pas ingeslikt. Toen wilde ik de spullen weer omruilen bij de [naam elektronicawinkel] . Daar werd ik aangehouden.
V: Kon je vermoeden dat dit geld verkregen was door oplichting of een ander misdrijf?
A: Ja waarschijnlijk wel.
V: Vorige week dat is de 14e, toen was je in het [naam casino] , met wie was je toen?
A: [verdachte] en [medeverdachte 2] ?
V: Wat gingen jullie doen?
A: Ik ging gokken.
V: Wij hebben net met de manager van [naam casino] gesproken. Die liet een foto van jou zien, hij zei dat jij bakken vol kleingeld inleverde.
A: Ja. Maar dat was niet mijn geld.
V: Aan wie moest jij het geven?
A: [verdachte] .
V: Wat kreeg jij daarvoor?
A: Niets.
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van medeverdachte d.d. 24 maart 2018, opgenomen op pagina 227 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [medeverdachte 1] :
V: [medeverdachte 2] heeft verklaard dat jij die computers die jij bij [naam elektronicawinkel] had gehaald, dat jij die nodig had voor jouw opleiding. Hoe zit dat?
A: Dat is niet zo. Nu denk ik dat ze mij proberen te naaien. [verdachte] (de gerechtshof leest: [verdachte] ) heeft mij gevraagd om naar de [naam elektronicawinkel] (te gaan. Ik heb gevraagd of [medeverdachte 2] met mij meeging. [medeverdachte 2] wist dat het van [verdachte] moest. Ik zou er geld voor krijgen, maar ik heb er nooit wat van gezien, want toen was de politie er al. [medeverdachte 2] zou 200 euro krijgen. Ik wist niet hoe hij 200 Euro zou krijgen, dat heb ik van jullie gehoord.
V: Hoe is dat pinnen precies gegaan op 21 maart 2018. In een tijd van 5 minuten zijn er 9 pintransacties gedaan. De eerste pintransactie was bij de [naam bank 3] . En dan 5 minuten later bij [naam casino] . Hoe zit dat?
A: Ja dat klopt we zijn eerst naar de [naam bank 3] gegaan, daarna zijn we naar [naam casino] gegaan. Daar zijn we toen weer weggestuurd. Daarna ben ik naar de [naam elektronicawinkel] gegaan samen met [medeverdachte 2] . Daarna ben ik alleen naar de [naam bank 3] gegaan om weer te pinnen en toen werd het pasje ingeslikt.
V: Hoeveel had je gepind bij de [naam bank 3] ?
A: De 1e keer 1.000 Euro. Toen zaten we meteen aan de limiet.
V: Hoeveel hebben jullie gepind bij [naam casino] ?
A: Ik weet het niet meer. Als jullie zeggen dat het 9 transacties zijn dan kan dat wel kloppen.
0: Het waren transacties van 150 euro.
A: Ok dat kan dan wel. Het zat daar inderdaad wel tegen aan.
V: Wie was er bij je?
A: [verdachte] .
V: Waar is dat geld heen gegaan?
A: Weet ik echt niet.
V: Wie trok het geld uit de terminal?
A: Ik toetste de code in en [verdachte] pakte het geld.
V: Waar stopte [verdachte] dat in?
A: Ik had alles op de tafel gelegd bij de roulette automaten. Ik zag dat terwijl ik nog aan het pinnen was dat [verdachte] met een deel van het geld ging gokken door het in roulette automaten te stoppen. Ik ben daarna weggegaan. [verdachte] stuurde mij toen naar de [naam elektronicawinkel] . Ik kreeg opdracht van hem om spullen te halen bij de [naam elektronicawinkel] . [verdachte] heeft in tussentijd contact gehad met [medeverdachte 2] en hem verteld wat er gehaald moest worden bij de [naam elektronicawinkel] .
V: Maar hoe komt [medeverdachte 2] erbij dan?
A: Ik moest van [verdachte] [medeverdachte 2] meevragen.
V: Hoe ging dat?
A: Ik ben naar zijn huis gegaan. Ik heb tegen hem gezegd dat [verdachte] heeft gevraagd of hij mee wilde gaan naar de [naam elektronicawinkel] . [verdachte] heeft daarna denk ik contact opgenomen met [medeverdachte 2] om hem door te geven welke spullen te halen.
9. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van medeverdachte d.d. 23 maart 2018, opgenomen op pagina 236 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [medeverdachte 2] :
V: Wat is de gang van zaken tussen jou en [medeverdachte 1] (de gerechtshof leest: [medeverdachte 1] ), we geloven wel dat je met 21 maart niets te maken hebt maar ik geloof wel dat je met witwassen bezig bent.
A: Ik moest wel pinnen een keer ergens, vorige week.
V: Waar was dat?
A: Ergens bij de [supermarkt 2] in de buurt, daar heb ik buiten gewacht.
V: Maar mensen hebben jullie ook nog ergens anders gezien, waar jullie grote bedragen hebben opgenomen.
A: Ik was vorige week met [medeverdachte 1] mee geweest naar [naam casino] , van vorige week bedoel je?
V: Ja en van de andere keren, het gaat erom dat jullie veel geld witwassen. Vertel.
A: We hadden geld gepind bij de [naam bank 1] en we hadden geld gepind bij [naam casino] (het gerechtshof begrijpt: te [naam plaats] ), voor [verdachte] . Ik wil geen gezeik, snap je wel.
V: Ja die jongens gebruiken jouw he.
A: Ja klopt.
V: Hoe komt hij aan dat geld?
A: Weet ik niet, van iemand anders.
V: Hoe heet [verdachte] verder?
A: Ik krijg dadelijk gezeik met die jongen! Hij heet [verdachte] (het gerechtshof leest: [verdachte] ).
V: Met wie zijn pas hebben jullie gepind?
A: Weet ik niet, het was van de [naam bank 1] . Ik heb niet op de naam gelet. Ik sta hier verder buiten he.
V: Wat kreeg je daarvoor?
A: 200 euro.
V: Dus, jij zegt: die jongens die gebruiken mij, waar gebruiken ze jou voor?
A: Vorige week moest ik geld voor ze pinnen.
V: Wie maken er gebruik van de keuken bij jullie?
A: Ik en [persoon] en [verdachte] kookt wel eens, [medeverdachte 1] kookt ook wel eens daar
V: Ik had aan jou gevraagd of ik laatjes open mocht trekken in je huis, in de laden in de keuken vond ik allemaal bankpassen.
A: Die zijn niet van mij hoor, die zou ik nooit in mijn huis neer leggen, eerder buiten ofzo.
V: Wat was de pincode van die [naam bank 1] pas?
A: Dat zou ik echt niet weten, echt niet.
V: Jawel..
A: [nummer pincode]
V: Van wie was die pas?
A: Van een jongen, er stond [medeverdachte 4] of [medeverdachte 4] op de bankpas
V: Hoe gaat zoiets in zijn werk?
A: Er werd alleen gevraagd of ik er iets af wilde maken.
V: Wanneer heeft [medeverdachte 1] voor het laatst van je telefoon gebruik gemaakt?
A: Een maand geleden denk ik.
V: dan 21 maart, jij gaat met [medeverdachte 1] naar de [naam elektronicawinkel] , en dan gaat hij terug naar de [naam elektronicawinkel] . Weet jij waarom hij weer terugging?
A: Ja hij zei ik ga terug, hij ging naar een andere persoon toe, ik ken die naam niet van die persoon.
V: Hoe weet je dat?
A Omdat ik dat weet, hij zei dat. [verdachte] was erbij in mijn kamer.
V: Dus [verdachte] weet hier toch wel wat meer van af.
A: Ja dat klopt.
V: Hoe vaak is dit nou al gebeurd?
A; Ik ben er zelf 2 keer bij geweest, bij [naam casino] en de [naam elektronicawinkel] .
V: Hoe vaak heb jij gepind op die dag?
A: Een aantal keren.
V: Aan wie geef je dit geld dan?
A: Aan [verdachte] , en dan gaat hij altijd weg. Ik wil jullie best helpen hoor.
10. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van medeverdachte d.d. 24 maart 2018, opgenomen op pagina 243 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [medeverdachte 2] :
V: Ik wil nog even naar 21 maart 2018, de [naam elektronicawinkel] . Hoe ging dat precies?
A: [medeverdachte 1] kwam naar mijn huis toe. Hij vroeg aan mij of ik mee wou naar de [naam elektronicawinkel] .
V: Hoe was [medeverdachte 1] toen hij dat aan je vroeg?
A: Hij was heel rustig en normaal.
V: Wat zei [medeverdachte 1] dat hij wou doen daar?
A: Hij zei dat hij iets wou kopen.
V: Wat wou hij kopen?
A: Weet ik niet hij zei dat hij iets nodig had van de [naam elektronicawinkel] .
V: Ok dus jullie zijn in de winkel en dan?
A: Toen had hij een laptop en een telefoon gekocht.
V: Hoe ging dat precies?
A: Hij zei dat hij een laptop nodig had en een telefoon. Hij sprak een verkoper aan. Hij vroeg of hij een Macbook en een iPhone X op voorraad had. Die verkoper heeft deze toen uit een magazijn gehaald. De verkoper is met ons naar de kassa gelopen en daar heeft [medeverdachte 1] betaald.
V: [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij tegen jou gezegd heeft dat hij van [verdachte] moest vragen of jij meeging naar de [naam elektronicawinkel] met hem. Hoe zit dat?
A: Dat heb ik niet verstaan. Ik heb alleen gehoord dat hij zei dat ik mee moest naar de [naam elektronicawinkel] .
V: [medeverdachte 1] verklaarde dat jij degene was die de verkoper aansprak over de laptop en de telefoon. Hoe zit dat?
A: Ik heb wel met de verkoper gepraat. [medeverdachte 1] zei dat hij een laptop en een telefoon nodig had. We waren aan het kijken bij de Macbooks. Ik heb de verkoper gevraagd welke laptops het beste waren. Ik heb toen gevraagd of ze deze laptops en telefoons op voorraad hadden.
V: Waarom voerde jij dat gesprek en niet [medeverdachte 1] ?
A: Ja weet ik eigenlijk niet. Ik wou [medeverdachte 1] gewoon helpen.
V: Jullie zijn de [naam elektronicawinkel] uitgegaan en toen?
A: Toen zijn we naar mijn huis gegaan. We hebben ongeveer een halfuur tot een uurtje thuisgezeten. Daarna is [medeverdachte 1] teruggegaan naar de [naam elektronicawinkel] . Ik ben thuisgebleven.
V: Wat zei [medeverdachte 1] ?
A: Dat hij terugging naar de [naam elektronicawinkel] om de laptop en de telefoon terug te brengen. Ik heb [medeverdachte 1] daarna ook niet weer gezien.
V: Je hebt verklaard dat je ongeveer een week geleden hebt gepind bij [naam casino] . Hoe ging dat?
A: Ja gewoon geld pinnen.
V: Wiens idee was dat?
A: Van [verdachte] .
V: Wat zei [verdachte] ?
A: Kun je geld pinnen voor me.
V: Hoe vroeg hij dat?
A: Gewoon op een normale toon.
V: Wat dacht je?
A: Ja kan wel.
V: Wat zei [verdachte] precies?
A: Kun je geld voor me pinnen, dan krijg je daar geld voor. Ik had op dat moment geld nodig dus ik wou dat wel doen.
V: Hoe ging dat binnen in het [naam casino] ?
A: Ik had eerst beneden gepind aan de balie en toen boven bij de muntautomaat.
V: Hoe kreeg je de pas om te pinnen dan?
A: Die kreeg ik van [verdachte] . Deze kreeg ik iets voor [naam casino] . Hij zei we gaan nu naar binnen en we gaan pinnen. [verdachte] gaf mij de code.
V: Wat deed [verdachte] tijdens het pinnen?
A: Hij ging gokken.
V: Wat deed [medeverdachte 1] tijdens het pinnen?
A: Hij stond gewoon bij me.
V: Wat moest [medeverdachte 1] doen?
A: Hij had de munten omgewisseld beneden, je kunt pinnen en dan krijg je daar munten voor en die kun je weer inwisselen voor bankbiljetten.
V: Van wie moest [medeverdachte 1] dat doen?
A: Van [verdachte] .
V: Hoe weet je dat?
A: Omdat ik dat hoorde dat [verdachte] dat zei. Hij zei tegen [medeverdachte 1] of hij dat even kon omwisselen.
V: Maar [verdachte] stond toch te gokken?
A: De muntenautomaat stond net naast de roulettetafel. Het was de afstand van een armlengte. [verdachte] stond er in feite pal naast.
V: Heeft [verdachte] ook nog met munten gegokt?
A: Ja.
V: Hoeveel kon je bij de balie pinnen?
A: 300 euro per keer. Ik heb twee keer 300 euro gepind, waarvan 50 euro in muntgeld. Dus 550 euro aan papiergeld.
V: Wat heb je gedaan nadat je die 600 euro bij je had?
A: Ik ben naar boven gelopen, waar [verdachte] bij de roulettetafel zat. Ik heb toen al het geld aan [verdachte] overhandigd. Daarna ben ik gaan pinnen bij de muntenautomaat.
V: Hoeveel heb je daar gepind boven?
A: Ik zou het niet precies weten, maar ik denk rond de 1.500 euro.
V: Hoe vaak heb je de pinpas in de automaat gestopt?
A: Ik kon 150 euro per keer opnemen.
V: Tien keer dus?
A: Ja. Dat ging achter elkaar door.
V: [medeverdachte 1] was degene die de munten weer voor geld inwisselde?
A: Ja klopt.
V: Hoe vaak hebben jullie gepind bij de [naam bank 1] ?
A: Drie keer of zo?
V: Wanneer was dat?
A: Dat was op dezelfde dag, vlak voor dat we naar [naam casino] gingen.
V: Hoe laat was dat ongeveer?
A: Precies weet ik niet. Net na het middaguur volgens mij. Tussen een en twee volgens mij.
V: Wie deed de pinactie?
A: Dat was ik.
V: Waar stonden [medeverdachte 1] en [verdachte] ?
A: Alleen [medeverdachte 1] was erbij, hij stond naast mij aan de rechter kant.
V: Waar was [verdachte] ?
A: Die kwam later.
V: Heeft [verdachte] nog met jullie contact gezocht tijdens het pinnen bij de [naam bank 1] ?
A: Ja hij belde mij op mijn telefoon. En hij vroeg of het al was gelukt en waar ik was.
V: Waar kwam hij naartoe?
A: Naar [naam casino] .
V: Dus [verdachte] had jullie eerst naar de [naam bank 1] gestuurd?
A: Ja dat klopt.
V: Jullie moesten van [verdachte] naar [naam casino] komen?
A: Ja.
V: Waar was dat afgesproken?
A: Ergens bij mij thuis al.
V: Hoeveel had je bij de [naam bank 1] gepind?
A: Drie keer 1.500 euro. Achter elkaar.
V: Wat heb je met dat geld gedaan?
A: Ik had al het geld in mijn zak gestopt en ik heb het aan [verdachte] overhandigd binnen in [naam casino] . [verdachte] wachtte buiten voor het [naam casino] en toen zijn we samen naar binnengegaan met ons drieën.
V: Vroeg hij nog wat?
A: Hij vroeg of het gelukt was en we zeiden ja. Boven bij de roulettetafel heb ik het geld aan [verdachte] overhandigd. Toen zijn we begonnen met het pinnen in [naam casino] . Dat is gegaan zoals ik net heb verklaard.
V: En daarna?
A: [verdachte] heeft mij buiten het [naam casino] 200 euro geven. Hij had [medeverdachte 1] 50 euro gegeven en toen is [verdachte] weggegaan. Ykpe en ik zijn toen naar de coffeeshop gegaan.
V: Waarom kreeg jij 200 euro en [medeverdachte 1] 50?
A: Omdat ik het geld eruit had gehaald.
11. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 22 maart 2018, opgenomen op pagina 118 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [naam getuige 1] :
Ik ben werkzaam als beveiliger bij de [naam elektronicawinkel] , gelegen aan de [adres 6] . Gisteren woensdag 21 maart 2018 had ik een dienst van 10:00 uur tot 21:30 uur. Er waren twee klanten bij mijn collega gekomen die een Apple iPhone X en een Macbook Pro van Apple wilden kopen. Ik ben naar collega [naam collega] gelopen en heb de betreffende producten uit het magazijn gehaald. Ik zag dat de klanten twee jonge jongens betrof. Ik ken de jongens alleen van gezicht. Ik zag dat de jongens die later aangehouden was, het bedrag probeerde te pinnen met een grijs/rode bankpas. Ik zag en hoorde dat de eerste poging om het bedrag te pinnen niet gelukt was omdat het bedrag te hoog was. Ik hoorde dat de kassière aangaf dat je’zo’n bedrag beter in meerdere keren kon pinnen. De jongen heeft toen tot tweemaal een bedrag van 500 euro gepind, een bedrag van 500 euro gepind en 278 euro contant afgerekend. Ik zag dat de andere jongen net buiten de winkel op hem aan het wachten was. Na het afronden van de betaling zijn ze zijn samen weggelopen. Collega [naam collega] vertelde aan mij dat de jongens naar hem toekwamen en gelijk om de producten vroegen. Ze vroegen helemaal geen informatie over de desbetreffende producten. Dat is heel merkwaardig als je zon grote aankoop doet. Anderhalf uur later kwam de jongen die de producten afgerekend had terug in de winkel. Ik hoorde dat de jongen tegen de baliemedewerkster zei dat hij de producten terug wilde brengen omdat hij de kleur toch niet mooi vond. Hij wilde graag het geld contant terug. Ik ben er toen bij gaan staan. Ik vertrouwde het allemaal niet. Ik vroeg hem of hij een legitimatie kon laten zien. Dat kon hij niet. Ik ben toen in de richting van de uitgang gelopen en heb daar de politie gebeld.
11. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verdenking d.d.22 maart 2018, opgenomen op pagina 102 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van [verbalisant 2] , inhoudende:
Op 21/03/2018 werden de collega’s verzocht om te gaan naar de [naam elektronicawinkel] te [naam plaats] . Ter plaatse bleek het volgende:
Op 21/03/2018 te 14:21 werden er diverse aankopen gedaan door een twee jongemannen, met een [kleur 1] pinpas. De totale waarde bedroeg 3778,00 euro. Dit bedrag werd voldaan door driemaal te pinnen met desbetreffende pas. Twee keer een bedrag van 1500 euro en een bedrag van 500 euro. Het resterende bedrag werd contant betaald.
Omstreeks 16:00 uur was kwam een van de twee jongemannen weer terug. Hij wilde de goederen ruilen en contant geld retour. Gezien de beveiliging van de [naam elektronicawinkel] eea niet vertrouwde, werd de politie ingeschakeld.
Op het moment dat de politie ter plaatse was, spraken zij met de verdachte, deze stelde zich voor als [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] kon zich niet legitimeren, waarop hij zijn
( [kleur 2] ) pinpas met daarop zijn naam liet zien. De beveiliger van de [naam elektronicawinkel] merkte op dat dit niet de pinpas was, waarmee de verdachte eerder die dag had gepind. Op de vraag van de coll’ga's hoe de verdachte aan de pinpas kwam, antwoordde hij dat hij deze had gekregen (…). Op verdenking van witwassen werd verdachte [medeverdachte 1] aangehouden.
Door collega [verbalisant 3] werd onderzoek gedaan naar de rekening waarmee de aankopen waren betaald. Daaruit bleek dat er gebruik werd gemaakt van de bankpas gekoppeld aan het [bankrekeningnummer 1] . Dit is een rekeningnummer van de [naam bank 4] en staat op naam van [medeverdachte 3] , geboren op [geboortedag 2] 1990 te [geboorteplaats 2] .
13. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 6 april 2018, opgenomen op pagina 120 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [naam getuige 2] :
Ik ben werkzaam in [naam casino] te [naam plaats] . Er werd door de politie gebeld om een verklaring af te leggen, men had de pintransacties getraceerd. Men vroeg mij of ik wist wat er aan de hand was. Dat wist ik wel. Ik had immers al de jongens door. Wat zij doen is een groot bedrag pinnen. In eerste instantie een drietal jongens. Ook bekenden van ons. Ik kende ze wel van gezicht. Ze kwamen wel vaker. Eentje kende ik al wel van 1.5 jaar geleden. Hij heeft normaliter niet voldoende financiële middelen weet ik. Toen hij op woensdag 14 maart 2018 omstreeks 13:45 of 13:50 uur bij ons in het [naam casino] kwam vroeg hij mij direct of hij 1000 euro kon pinnen. Hierop heb ik geantwoord: “Nee, maximaal 300 euro per transactie en maximaal 1.000 euro per uur”. Ik liet hem 300 euro pinnen en daarna mocht hij weer 300 pinnen. Maar dit was de langere jongen met het stekelige haar. Hij was pukkelig in zijn gezicht. Die tweede jongen was de jongen met het nonchalante haar. De twee blanke jongens zeg maar. Maar het was vrij druk en ik en mijn collega waren beneden aan het werk. Ik had niet door dat de derde jongen ook binnenkwam dat was een donkere jongen genaamd [verdachte] . Dit is allemaal nog op de 14e maart. [verdachte] voegde zich bij de anderen op de roulettetafel. Men zat dus met 3 personen aan de roulettetafel te spelen. Wat zij vervolgens aan het doen waren is dat er omstreeks 14:05 uur op woensdag 14 maart 2018 een pin wisseltransactie volgde van 1000 euro. Dat houdt in dat men probeerde om uit de automaat 2 euro munten te halen. Maar dat kan per transactie met je bankpas voor 150 euro. Maar totaal dus maximaal 1000 euro. Dat is hun gelukt. Die blanke jongen met dikkere haarbos, iets kleiner met oordopje in wisselde de 2 euro munten weer in voor iets meer dan 1100 euro. Wat mijn collega toen heeft uitbetaald. Ik besloot om de beelden te bekijken. Maar die donkere jongen kwam ook naar beneden en wisselde 400 euro. Dat bedrag zou niemand opvallen. Dat is niet bijzonder. Het gedrag van het drietal is wel opvallend. Ik vond ze erg schuchter en gespannen. Ik vond ze in hun gedrag ook erg onrustig. Ze keken vaak om hun heen en naar buiten en op hun telefoon. De donkere jongen die [verdachte] heet is om 14.15 uur het [naam casino] uitgelopen alleen. Op woensdag 21 maart 2018 kwamen de jongens weer maar ik was niet aan het werk. Mijn collega’s brachten mij direct op de hoogte van hun aanwezigheid en men sprak de jongens aan. De donkere jongen [verdachte] overhandigde desgevraagd een ID-kaart.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het gerechtshof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.primair
hij op een of meer tijdstippen op 21 maart 2018 in de [pleeggemeente] tezamen en in vereniging met anderen, voorwerpen, te weten bedragen aan geld en een Apple Macbook en een Apple Iphone, heeft verworven, voorhanden gehad en/of omgezet, terwijl hij wist dat die voorwerpen geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf.
2.primair
hij op een of meer tijdstippen op 14 maart 2018 in de [pleeggemeente] , tezamen en in vereniging met anderen, voorwerpen, te weten een of meer bedragen aan geld heeft verworven, voorhanden gehad en omgezet, terwijl hij wist dat die voorwerpen geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf.
Het gerechtshof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 primair en 2 primair bewezenverklaarde levert op:
telkens: medeplegen van witwassen.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf
Met betrekking tot de aard en de ernst van de bewezenverklaarde delicten heeft het gerechtshof in het bijzonder acht geslagen op:
  • de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
  • de omstandigheid dat de verdachte en zijn mededaders middellijk of onmiddellijk door misdrijf verkregen voorwerpen– te weten: door oplichting – hebben verworven, voorhanden hebben gehad en omgezet. Het ging om forse geldbedragen, die op gewiekste wijze afhandig zijn gemaakt van de slachtoffers. De verdachte beschikte over bankpassen en bijbehorende pincodes van derden, waarmee hij de mededaders contante geldbedragen liet opnemen ofwel goederen liet aanschaffen om deze vervolgens te kunnen retourneren voor cash. De verdachte heeft enkel oog gehad voor het geldelijk voordeel van zijn handelen en heeft zich in het geheel niet bekommerd omtrent de mede door zijn handelen aan aangevers toegebrachte schade. Witwassen is bovendien een ernstig feit: het heeft een ontwrichtende werking op het financieel en economisch verkeer en op de openbare orde.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft het gerechtshof in het bijzonder acht geslagen op:
  • de inhoud van het hem betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 6 november 2023, waaruit blijkt dat hij eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake van soortgelijke en andersoortige strafbare feiten. Tevens volgt daaruit dat de verdachte na de pleegdata van de in deze zaak ter beoordeling staande feiten onherroepelijk is veroordeeld ter zake van rijden zonder rijbewijs. Daarmee is artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing;
  • de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan uit het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep is gebleken. Ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat de verdachte een relatie heeft en zich bezighoudt met het vinden van een baan.
Voorts heeft het gerechtshof acht geslagen op het tijdsverloop dat is gemoeid met de berechting van de zaak. Ter zake van het aan de verdachte tenlastegelegde is hij op 27 maart 2018 in verzekering gesteld. Vervolgens heeft de politierechter op 24 juli 2020 vonnis gewezen. De redelijke termijn in eerste aanleg is daarmee met ruim 3 maanden overschreden. Vervolgens heeft de verdachte op 30 juli 2020 hoger beroep ingesteld. Het arrest van het gerechtshof wordt uitgesproken op 27 december 2023. Daarmee is in hoger beroep sprake van een schending van de redelijke termijn van ruim 1 jaar en 4 maanden. De redelijke termijn is in totaal met ruim 1 jaar en 7 maanden overschreden. Het gerechtshof zal vanwege de forse termijnoverschrijding niet volstaan met enkele de constatering van het verzuim.
Het gerechtshof overweegt dat in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 4 weken aangewezen is, gelet op de geraffineerde wijze waarop is witgewassen. Gelet op de aanzienlijke overschrijding van de redelijke termijn acht het gerechtshof de oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 weken, met een proeftijd van 2 jaren, alsmede een taakstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest, passend en geboden. De voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 weken dient hierbij als waarschuwing voor de verdachte om niet opnieuw tot strafbare feiten over te gaan.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het gerechtshof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 63 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het gerechtshof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair en 2 primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) weken.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
80 (tachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
40 (veertig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door
mr. J. Hielkema, voorzitter,
mr. T.H. Bosma en mr. A.H. toe Laer, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. G.A.G. van Essen, griffier,
en op 27 december 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.