Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.De procedure
- het verzoekschrift, ingekomen op 19 oktober 2023;
- het verweerschrift;
- een brief van mr. Ettatia van 24 november 2023 met producties 110 tot en met 115, en
- journaalberichten van mr. W.A. van der Stroom-Willemsen van 24 november 2023 met producties A9 tot en met A13, en de beschikking van de wrakingskamer van de rechtbank Midden-Nederland van 21 november 2023.
2.De feiten
- [de minderjarige1] , geboren [in] 2011, en
- [de minderjarige2] , geboren [in] 2014.
- het geregistreerde partnerschap tussen partijen ontbonden (4.1)
- bepaald dat [de minderjarige1] en [de minderjarige2] met ingang van de datum van de beschikking hun hoofdverblijfplaats hebben bij de moeder in Spanje (4.2);
- de volgende zorgregeling vastgesteld (4.3):
- [de minderjarige1] en [de minderjarige2] verblijven elke laatste week (twee weekenden daarbij inbegrepen) van de maand bij de vader, waarbij de omgang in Spanje plaatsvindt;
- [de minderjarige1] en [de minderjarige2] verblijven in de vakantie bij de vader als volgt:
- onderdeel 4.2. en onderdeel 4.3. van deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard;
- voor zover meer of anders is verzocht ten aanzien van de hoofdverblijfplaats en de zorgregeling afgewezen, en
- de beslissing op de overige verzoeken aangehouden tot een nader te bepalen zittingsdatum.
3.De beoordeling van het verzoek
De rechtbank heeft in haar beschikking overwogen dat de beslissing die de rechtbank op grond van artikel 1:253a BW moet nemen moeilijk is en zij heeft vervolgens gemotiveerd waarom de hoofdverblijfplaats in het belang van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] bij de moeder is bepaald. Dat de rechtbank ervoor heeft gekozen eerst de voorlopige voorziening te bespreken en vervolgens de bodemzaak (zoals de vader aanvoert) maakt niet dat de rechtbank een juridische misslag heeft begaan.