ECLI:NL:GHARL:2023:10872

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
21 december 2023
Publicatiedatum
21 december 2023
Zaaknummer
200.333.239
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening kinderalimentatie in echtscheidingsprocedure

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 21 december 2023 een beschikking gegeven in een hoger beroep betreffende een voorlopige voorziening voor kinderalimentatie. De man, verzoeker in deze procedure, heeft verzocht om de kinderalimentatie gedurende het hoger beroep op nihil te stellen, of in ieder geval op een lager bedrag dan € 467,- per maand. De vrouw, verweerster, heeft verweer gevoerd en verzocht om het verzoek van de man af te wijzen. De procedure is gestart met een verzoekschrift dat op 10 oktober 2023 is ingekomen, gevolgd door een verweerschrift en een mondelinge behandeling op 4 december 2023.

De partijen zijn in 2022 met elkaar getrouwd en hebben een minderjarige, geboren in 2022, over wie zij gezamenlijk het gezag uitoefenen. De rechtbank Gelderland heeft op 11 juli 2023 de echtscheiding uitgesproken en op 30 november 2022 voorlopige voorzieningen getroffen, waaronder een kinderalimentatie van € 150,- per maand. In de echtscheidingsbeschikking is bepaald dat de man € 467,- per maand aan kinderalimentatie moet betalen.

Het hof heeft vastgesteld dat de man belang heeft bij zijn verzoek en heeft de behoefte van de minderjarige op € 426,- vastgesteld. De draagkracht van de man is berekend op € 424,- per maand, waarbij rekening is gehouden met zijn studerende status en de zorgregeling. Uiteindelijk heeft het hof bepaald dat de man € 338,- per maand aan de vrouw moet betalen voor de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige, en dat beide partijen hun eigen proceskosten moeten dragen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.333.239-02
(zaaknummer rechtbank Gelderland 413249)
beschikking van 21 december 2023 op een verzoek voorlopige voorzieningen
inzake
[verzoeker] ,
wonende in [woonplaats1] ,
verzoeker, verder te noemen: de man,
advocaat: mr. W.L.M. Fleuren te Apeldoorn,
en
[verweerster] ,
wonende in [woonplaats2] ,
verweerster, verder te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. Ph.J.N. Aarnoudse te Deventer.

1.De procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift tot het treffen van een provisionele voorziening, ingekomen op 10 oktober 2023;
- het verweerschrift, en
- een journaalbericht van mr. Fleuren van 24 november 2023 met twee bijlagen.
1.2
De mondelinge behandeling heeft op 4 december 2023 plaatsgevonden. De partijen waren er met hun advocaten.

2.De feiten

2.1
Partijen zijn [in] 2022 met elkaar getrouwd. Bij de beschikking van 11 juli 2023 heeft de rechtbank Gelderland, locatie Zutphen, de echtscheiding tussen hen uitgesproken. De echtscheidingsbeschikking is op 25 oktober 2023 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
2.2
Partijen zijn de ouders van [de minderjarige] (verder: [de minderjarige] ), geboren [in] 2022 in [plaats1] , over wie zij gezamenlijk het gezag uitoefenen. [de minderjarige] woont bij de vrouw.
2.3
Bij beschikking van deze rechtbank van 30 november 2022 zijn voorlopige voorzieningen getroffen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man met ingang van 1 december 2022 voorlopig € 150,- per maand dient te betalen aan de vrouw als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [de minderjarige] (hierna: kinderalimentatie).
2.4
In de echtscheidingsbeschikking is bepaald dat de man € 467,- per maand kinderalimentatie voor [de minderjarige] aan de vrouw zal betalen, telkens bij vooruitbetaling te voldoen. Daarnaast heeft de rechtbank een zorgregeling vastgesteld op basis waarvan [de minderjarige] per 1 september 2023 vier uur per week bij zijn vader is op een doordeweekse dag, en vier uur op een weekenddag en per 1 januari 2024 een weekend per veertien dagen, van zaterdag 9 uur tot zondag 13 uur.

3.De omvang van het geschil

De man verzoekt een voorlopige (‘provisionele’) voorziening. Hij vraagt het hof te bepalen dat de kinderalimentatie gedurende het hoger beroep tot aan de beschikking op nihil wordt gesteld, althans op een veel lager bedrag dan € 467,- per maand. Hij vraagt het hof ook om de proceskosten te compenseren.
De vrouw voert verweer en zij vraagt het hof de gevraagde provisionele voorziening af te wijzen.

4.De beoordeling van het verzoek

4.1
Op grond van artikel 223 lid 1 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering kan iedere partij tijdens een aanhangig geding vorderen dat de rechter een voorlopige voorziening zal treffen voor de duur van het geding. Een voorlopige voorziening is een tijdelijke beslissing, die geldt voor de duur van de procedure. De verzoeker moet in die zin belang hebben bij het verzoek dat van hem niet kan worden gevergd dat hij de afloop van de bodemzaak afwacht.
4.2
Het hof stelt vast dat tussen partijen bij dit hof een hoofdzaak aanhangig is en dat het verzoek van de man tot het treffen van een voorlopige voorziening samenhangt met zijn verzoek in de hoofdzaak, en dat de man belang heeft bij zijn verzoek.
4.3
Het hof volstaat met een globale vaststelling van de behoefte van [de minderjarige] en het eigen aandeel van partijen. Het hof gaat bij de bepaling van de behoefte en de draagkracht uit van dezelfde financiële gegevens van partijen.
4.4
De vrouw heeft op dit moment een uitkering op basis van de Participatiewet.
De man heeft verklaard dat hij sinds januari 2023 studeert. Daarvoor had hij in 2022 een eigen onderneming genaamd ‘ [naam1] ’. De man heeft in de procedure een aangifte en voorlopige aanslag voor de Inkomstenbelasting 2022 en een kolommenbalans 2022 overgelegd. Het hof stelt op basis van de eigen aangifte IB 2022 van de man vast dat hij in 2022 een winst uit onderneming had van € 31.667,-. In 2023 bedroeg het netto besteedbaar inkomen (NBI) van de man volgens de ingevoegde berekening, naar de tarieven van 2023-2, € 2.544,- per maand. Gelet op de inkomens van partijen berekent het hof de behoefte van [de minderjarige] op € 426,-.
4.5
Het hof neemt in aanmerking dat het bij het bepalen van de draagkracht van de man niet alleen gaat over het inkomen dat hij nu heeft, maar ook om het inkomen dat hij redelijkerwijs kan verwerven. Dit laatste hangt samen met de inspanningsverplichting van de man om zoveel mogelijk aan zijn wettelijke onderhoudsplicht jegens [de minderjarige] te voldoen. Als de man, zoals hij stelt, nu geen inkomen heeft omdat hij studeert, moet hij zich inzetten om toch inkomen te realiseren en op peil te houden, zodat hij kan blijven bijdragen in de kosten van verzorging en opvoeding van zijn kind. De keuze om op dit moment niet (meer) te werken in zijn onderneming, in loondienst, of elders, maar om te gaan studeren kan niet worden afgewenteld op [de minderjarige] en de moeder.
4.6
Voor de draagkracht van de man gaat het hof ook uit van de eigen aangifte IB 2022 van de man. Op grond daarvan berekent het hof de draagkracht van de man ten behoeve van de door hem te betalen kinderalimentatie voor [de minderjarige] , conform de aanbevelingen van de Expertgroep en de formule in de bijbehorende draagkrachttabel 2023, op (70% [2.544 – (0,3 x 2.544 + 1.175)]) afgerond € 424,- per maand.
4.7
De draagkracht van de onderhoudsplichtigen vergeleken, dient de man € 402,- aan te wenden voor een bijdrage in het eigen aandeel van de kosten van [de minderjarige] .
4.8
Gelet op de zorgregeling van anderhalve dag per twee weken (vanaf 1 januari 2024) houdt het hof, anders dan de vrouw, rekening met een zorgkorting van 15%. Het bedrag van de zorgkorting wordt volledig in mindering gebracht op het bedrag dat de man aan de vrouw dient te betalen voor de kosten van verzorging en opvoeding, omdat de onderhoudsplichtigen samen voldoende draagkracht hebben om in de behoefte van [de minderjarige] te voorzien. Gelet op bijgevoegde berekening en verdeling van de kosten is de bijdrage van de man in de kosten van verzorging en opvoeding van [de minderjarige] € 338,- per maand.
4.9
Het hof zal de proceskosten compenseren omdat deze procedure (ook de voorlopige voorziening) gaat over de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [de minderjarige] , de zoon van partijen. Dit betekent dat ieder dus zijn/haar eigen proceskosten moet betalen.

5.De beslissing

Het hof, beschikkende voor de duur van het geding:
bepaalt het bedrag dat de man aan de vrouw dient te betalen voor de kosten van verzorging en opvoeding van [de minderjarige] met ingang van vandaag op € 338,- per maand en bepaalt dat beide partijen hun eigen proceskosten betalen.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E. de Boer, J.B. de Groot en K. Mans, bijgestaan door mr. I.T.M.W. Smulders-Jacobs als griffier, en is op 21 december 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.