In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 21 december 2023 uitspraak gedaan op een verzoek tot schorsing van de werking van een eerdere beschikking van de rechtbank Midden-Nederland. De vrouw, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. I.C. van Schip, verzocht om schorsing van de alimentatiebetalingen die door de rechtbank waren vastgesteld. De rechtbank had eerder bepaald dat de vrouw en de man, beiden ouders van drie minderjarige kinderen, gedurende bepaalde periodes alimentatie aan elkaar moesten betalen. De vrouw stelde dat zij niet in staat was om de vastgestelde alimentatie te betalen, omdat haar inkomen niet voldeed aan de verwachtingen die de rechtbank had gesteld. De man, vertegenwoordigd door mr. M. Marbus-Hulshof, voerde verweer en stelde dat de vrouw haar verdiencapaciteit had moeten vergroten. Het hof overwoog dat het belang van de kinderen bij een adequate voorziening in hun kosten van verzorging en opvoeding zwaarder weegt dan het belang van de man bij de tenuitvoerlegging van de eerdere beschikking. Het hof concludeerde dat de rechtbank niet voldoende had gemotiveerd waarom de beschikking uitvoerbaar bij voorraad was verklaard. Daarom werd het verzoek van de vrouw tot schorsing van de alimentatiebetalingen toegewezen, zodat de kinderen in hun behoeften konden worden voorzien totdat in de hoofdzaak een definitieve beslissing zou worden genomen.