In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 21 december 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de alimentatiebijdrage van een vader aan zijn jongmeerderjarige dochter. De vader, verzoeker in hoger beroep, was het niet eens met de door de rechtbank Overijssel vastgestelde alimentatie van € 1.186,- per maand, die hij vanaf 22 april 2022 aan zijn dochter moest betalen. De dochter, verweerster in hoger beroep, had verzocht om bevestiging van deze alimentatie. Het hof heeft de procedure in eerste aanleg en het verloop van het hoger beroep besproken, waarbij onder andere de ingangsdatum van de alimentatie en de behoefte van de dochter aan bod kwamen.
Het hof heeft vastgesteld dat de vader pas op de hoogte was van de alimentatieprocedure op de dag van betekening van de beschikking. Het hof heeft geoordeeld dat de alimentatie ingaat per 23 december 2022, de datum waarop de dochter een verzoekschrift tot vaststelling van alimentatie indiende. De behoefte van de dochter is vastgesteld op basis van de WSF-norm voor een uitwonende MBO-student, waarbij het hof rekening heeft gehouden met de eigen inkomsten van de dochter en de draagkracht van de ouders. Uiteindelijk heeft het hof de alimentatie vastgesteld op € 569,31 per maand voor de periode van 23 december 2022 tot en met 31 augustus 2023, en de beschikking van de rechtbank vernietigd. De kosten van het geding in hoger beroep zijn gecompenseerd, waarbij elke partij de eigen kosten draagt.