ECLI:NL:GHARL:2023:1084

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
7 februari 2023
Publicatiedatum
7 februari 2023
Zaaknummer
200.320.249
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bekrachtiging van de beschikking tot uithuisplaatsing van een minderjarige

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 7 februari 2023 de beschikking van de kinderrechter bekrachtigd, waarbij een machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige is verleend. De ouders van de minderjarige, geboren in 2017, waren in hoger beroep gegaan tegen de beslissing van de kinderrechter, die op 26 oktober 2022 had bepaald dat de minderjarige in een pleeggezin moest verblijven. De ouders waren het niet eens met deze beslissing en vroegen het hof om de uithuisplaatsing onmiddellijk te beëindigen. De gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering vroeg het hof om de beslissing van de kinderrechter in stand te laten.

Het hof heeft vastgesteld dat de ouders samen het gezag over de minderjarige hebben en dat de minderjarige eerder onder toezicht was gesteld van William Schrikker. De kinderrechter had in eerdere zittingen zorgen geuit over de ontwikkeling van de minderjarige, het schoolverzuim en de (emotionele) veiligheid in de opvoedsituatie bij de ouders. Ondanks dat de ouders stappen hebben gezet, zoals het aanmelden voor een emotieregulatietraining, oordeelde het hof dat deze inspanningen onvoldoende waren om de uithuisplaatsing te beëindigen. De vader had nog geen training gevolgd en er was geen stabiele samenwerking met de hulpverlening.

Het hof concludeerde dat de uithuisplaatsing noodzakelijk was in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige. De beslissing van de kinderrechter werd daarom bekrachtigd, en het hof benadrukte het belang van samenwerking tussen de ouders en de hulpverlening voor de toekomst van de minderjarige.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.320.249
(zaaknummer rechtbank Gelderland 405775)
beschikking van 7 februari 2023
in het hoger beroep van:
[verzoeker] (de vader),
en
[verzoekster] (de moeder),
woonplaats van beiden: [woonplaats1] ,
advocaat: mr. E.R.T. Tromp in Nijmegen.
Belanghebbende is:
de gecertificeerde instelling
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering (William Schrikker),
in Amsterdam.

1.Onderwerp

Het gaat in deze zaak om de uithuisplaatsing van [de minderjarige] , geboren [in] 2017 in [woonplaats1] .

2.Belangrijke informatie

2.1
De ouders hebben samen het gezag over [de minderjarige] .
2.2
Op 10 april 2017 is [de minderjarige] onder toezicht gesteld van William Schrikker. Deze ondertoezichtstelling is op 1 november 2018 geëindigd. Op 12 februari 2021 is [de minderjarige] opnieuw onder toezicht gesteld van William Schrikker. Die ondertoezichtstelling duurt nog tot 12 februari 2023.
2.3
Op grond van de hieronder genoemde beschikking van (zo leest het hof) 26 oktober 2022 verblijft [de minderjarige] sinds november 2022 in een pleeggezin.

3.De beslissing van de kinderrechter

De kinderrechter in de rechtbank Gelderland (locatie Arnhem) heeft op 26 oktober 2022 een machtiging verleend tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg met ingang van 26 oktober 2022 tot 12 februari 2023.

4.Het hoger beroep

4.1
De ouders zijn het niet eens met de beslissing van de kinderrechter. Zij zijn in hoger beroep gegaan. Zij vragen het hof de beslissing van de kinderrechter te vernietigen en de uithuisplaatsing van [de minderjarige] onmiddellijk te beëindigen.
4.2
William Schrikker vraagt het hof om de beslissing van de kinderrechter in stand te laten.

5.De rechtszaak bij het hof

5.1
Het hof heeft de volgende stukken ontvangen:
  • het beroepschrift met bijlagen, ontvangen op 16 december 2022, en
  • het verweerschrift met bijlagen.
5.2
De zitting bij het hof was op 24 januari 2023. Aanwezig waren:
  • de ouders met hun advocaat, en
  • twee vertegenwoordigers van William Schrikker.
De raad voor de kinderbescherming heeft het hof van te voren laten weten niet aanwezig te zullen zijn.

6.De redenen voor de beslissing

6.1
Het hof is van oordeel dat de beslissing van de kinderrechter moet blijven gelden. Hierna zal het hof uitleggen waarom het hof het eens is met de beslissing van de kinderrechter.
6.2
Op 14 juli 2022 heeft bij de kinderrechter een zitting plaatsgevonden over het verzoek van William Schrikker om een machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] te verlenen. De kinderrechter heeft toen vastgesteld dat [de minderjarige] achterloopt in zijn ontwikkeling en dat er zorgen zijn over zijn schoolverzuim, over de gebrekkige hygiëne in huis en ook over de (emotionele) veiligheid van [de minderjarige] in de opvoedsituatie bij de ouders. Verder is toen gebleken dat de betrokken hulpverleners van IOG en het FACT hun werk niet konden doen door het gedrag van de ouders, met name dat van de vader, en dat de vader zich tegenover William Schrikker ook dreigend en agressief heeft gedragen. De kinderrechter heeft de beslissing over de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] aangehouden voor een periode van drie maanden en de ouders de gelegenheid geboden om in die periode te werken aan een veilige opvoedomgeving voor [de minderjarige] . De kinderrechter heeft benadrukt dat het van belang is dat de ouders de noodzakelijke hulpverlening toelaten, dat zij meewerken met William Schrikker en dat de vader een emotieregulatietraining gaat volgen.
6.3
Op 12 oktober 2022 heeft nog een zitting plaatsgevonden bij de kinderrechter over het verzoek van William Schrikker. Op die zitting is gebleken dat de vader nog steeds geen emotieregulatietraining had gevolgd en dat hij daarover niet in gesprek wilde met de betrokken jeugdzorgwerker. Verder is gebleken dat de hulpverleners van IOG en het FACT waren gestopt (vanwege het gedrag van de vader) en dat de zorgen over het schoolverzuim van [de minderjarige] en over de (emotionele) veiligheid van [de minderjarige] in de opvoedsituatie bij de ouders nog niet waren weggenomen. Het hof is net als de kinderrechter van oordeel dat in die situatie de uithuisplaatsing noodzakelijk was in het belang van de verzorging en opvoeding van [de minderjarige] (artikel 1:265b van het Burgerlijk Wetboek). Naar het oordeel van het hof heeft de kinderrechter terecht geoordeeld dat hulpverlening via [naam1] op dat moment een gepasseerd station was, aangezien er al vaker vergelijkbare hulpverlening voor de ouders was geweest die steeds weer is gestopt vanwege het gebrek aan samenwerking met de ouders.
6.4
In hoger beroep is niet gebleken dat de ouders nu wel in staat zijn [de minderjarige] voldoende (emotionele) veiligheid en stabiliteit te bieden. De ouders hebben naar voren gebracht dat zij hulp krijgen van [naam2] , dat de vader zich heeft aangemeld voor een emotieregulatietraining en dat hij bezig is met een verwijzing naar een psychiater. Hoewel het positief is dat de ouders stappen zetten, zijn deze stappen naar het oordeel van het hof op dit moment onvoldoende om de uithuisplaatsing te beëindigen. De vader heeft nog geen emotieregulatietraining gevolgd. Het lukt hem nog steeds niet goed om zijn emoties in bedwang te houden, zoals ook op de zitting bij het hof is gebleken. Om de zorgen over [de minderjarige] in de opvoedsituatie bij de ouders weg te nemen, is het noodzakelijk dat de ouders met William Schrikker in gesprek gaan en dat er een stabiele samenwerking ontstaat tussen de ouders en de hulpverlening. Op dit moment lukt het William Schrikker nog niet om met de vader in gesprek te komen omdat de vader snel boos wordt en is er nog geen stabiele samenwerking met de hulpverlening. [naam2] is kort geleden begonnen met de hulp aan de ouders en William Schrikker heeft nog geen zicht op deze hulpverlening.
6.5
Volgens William Schrikker gaat het goed met [de minderjarige] in het pleeggezin. [de minderjarige] is vooruitgegaan in zijn ontwikkeling (zindelijkheid, spraakontwikkeling) en hij gaat met plezier naar school. William Schrikker heeft uitgelegd dat de blauwe plek bij [de minderjarige] waarover de ouders zich zorgen maakten, is ontstaan tijdens het spelen met een ander kind.
6.6
Kortom, het hof is van oordeel dat de beslissing van de kinderrechter moet blijven gelden. Het hof zal die beslissing daarom bekrachtigen.

7.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland (locatie Arnhem) van 26 oktober 2022.
Deze beschikking is gegeven door mrs. S. Kuijpers, H. Phaff en E.H. Schijven-Bours, bijgestaan door mr. K.A.M. Oude Vrielink, griffier. De beschikking is door mr. H. Phaff in het openbaar uitgesproken op 7 februari 2023.