ECLI:NL:GHARL:2023:10823

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
21 december 2023
Publicatiedatum
20 december 2023
Zaaknummer
21-003785-22
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor belaging en mishandeling

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 21 december 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een 35-jarige man die eerder door de rechtbank Noord-Nederland was veroordeeld voor belaging en mishandeling van een aangeefster. De rechtbank had de man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 135 dagen, waarvan 50 dagen voorwaardelijk, en een contactverbod voor twee jaar. De verdachte heeft tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld. Het hof heeft de zaak behandeld op de zitting van 8 december 2023, waarbij de advocaat-generaal en de raadsman van de verdachte hun standpunten hebben gepresenteerd. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 21 oktober 2021 tot en met 18 januari 2022 stelselmatig inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de aangeefster door haar herhaaldelijk te bellen, berichten te sturen en zich hinderlijk in de nabijheid van haar woning te bevinden. Daarnaast heeft de verdachte de aangeefster op 31 oktober 2021 mishandeld. Het hof heeft de eerdere veroordeling vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf maanden, met een contactverbod van drie jaar. Tevens is de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partij, die materiële en immateriële schade heeft geleden door het handelen van de verdachte.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-003785-22
Uitspraak d.d.: 21 december 2023
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Groningen , van 30 augustus 2022 met parketnummer 18-017373-22 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 1988,
op dit moment uit anderen hoofde verblijvende in de P.I. [verblijfplaats] .

Het hoger beroep

Verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 8 december 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. E. van der Meer, en door C. Postmus, namens de benadeelde partij naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft het tenlastegelegde bewezenverklaard en verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 135 dagen, waarvan 50 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, en tot de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel in de vorm van een contactverbod met [naam slachtoffer] voor de duur van twee jaren. Bij die maatregel is de vervangende hechtenis bepaald op één week, tot een maximum van zes maanden. Deze maatregel is dadelijk uitvoerbaar verklaard. Tot slot heeft de rechtbank beslissingen genomen over de vordering van de benadeelde partij.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1. hij in of omstreeks de periode van 21 oktober 2021 tot en met 18 januari 2022 te [pleegplaats] , althans in Nederland, (telkens) wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [naam slachtoffer] , door
- veelvuldig, althans meermalen, die [naam slachtoffer] te bellen (o.a. via Whatsapp) en/of daarbij beledigende en/of provocerende en/of bedreigende teksten naar die [naam slachtoffer] te uiten en/of
- veelvuldig, althans meermalen, de voicemail van die [naam slachtoffer] in te spreken en/of spraakberichten naar die [naam slachtoffer] te sturen en/of
- veelvuldig, althans meermalen, via social media (o.a. Whatsapp) berichten naar die [naam slachtoffer] te sturen en/of via een derde persoon berichten naar die [naam slachtoffer] te sturen en/of
- zich meerdere malen (hinderlijk) voor/nabij de woning van die [naam slachtoffer] te begeven en/of zich aldaar in de directe omgeving op te houden, en/of tegen de ramen van de woning van die [naam slachtoffer] te bonken en/of te slaan en/of
- meermalen langs de woning en/of in de straat van die [naam slachtoffer] te rijden en/of te lopen,
met het oogmerk die [naam slachtoffer] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
2. hij in of omstreeks de periode van 31 oktober 2021 tot en met 1 november 2021 te [pleegplaats] [naam slachtoffer] heeft mishandeld door die [naam slachtoffer] bij de haren, althans het lichaam vast te pakken en/of aan de haren te trekken en/of tegen de deur te duwen/drukken en/of op de grond te gooien/duwen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewijsoverweging

De standpunten
De advocaat-generaal heeft zich, kort samengevat, op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde kan worden bewezenverklaard.
De raadsman heeft, kort samengevat, vrijspraak bepleit voor beide tenlastegelegde feiten. Verdachte heeft de onder feit 1 opgesomde feitelijkheden niet ontkend. Wel betwist hij het oogmerk en de wederrechtelijkheid van zijn handelen. Verdachte heeft aangeefster niet gedwongen iets te dulden of (niet) te doen en hij heeft geen vrees aangejaagd.
Ten aanzien van feit 2 heeft verdachte gesteld dat hij geen oogmerk had op het toebrengen van pijn of letsel. Hij heeft haar alleen vastgepakt om haar iets duidelijk te maken.
Het oordeel van het hof
Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van de tenlastegelegde feiten wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Ter nadere onderbouwing van de bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten overweegt het hof het volgende.
Ten aanzien van feit 1
Aangeefster en verdachte zijn collega’s geweest. Op enig moment zocht verdachte vaak contact met aangeefster. Aangeefster heeft herhaaldelijk aangegeven geen contact met verdachte te willen. Op 21 oktober 2021 heeft verdachte bij het huis van aangeefster gestaan en daar op de ramen gebonkt. Hierna heeft verdachte in een periode van drie maanden aangeefster zeer vaak gebeld (tot wel 30 keer op één dag) en berichten gestuurd. Nadat aangeefster het telefoonnummer van verdachte had geblokkeerd, heeft verdachte haar veelvuldig via een anoniem telefoonnummer gebeld. Door het bellen met een anoniem nummer was het voor aangeefster lastiger deze contactmomenten te blokkeren.
Bij een anoniem telefooncontactmoment op 22 december 2021 nam een, bij aangeefster aanwezige, verbalisant op, waarop hij verdachte aan de lijn kreeg. Verdachte is toen nogmaals duidelijk gemaakt dat aangeefster geen contact wilde en dat hij geen contact meer mocht zoeken. Ook na 22 december 2021 heeft verdachte via een anoniem telefoonnummer met aangeefster geprobeerd te bellen. Daarbij heeft hij zelfs op één dag 59 keer gebeld.
Verder is verdachte herhaaldelijk langs de woning van aangeefster gereden, naar de woning gegaan, heeft daar op meerdere momenten tegen de ramen gebonkt en heeft hij via een vriend getracht contact te krijgen met aangeefster.
Tot slot is van belang dat verdachte op 31 oktober 2021 aangeefster heeft mishandeld (feit 2). Dit maakt de ongewenste contactmomenten extra bedreigend voor aangeefster.
Het hof is van oordeel dat de hiervoor beschreven gedragingen van verdachte, gezien de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de contactmomenten, en de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden - waaronder de mishandeling - zodanig van invloed waren op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van aangeefster dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde belaging. Met zijn handelen heeft hij aangeefster gedwongen contact met hem te hebben, dan wel dat contact te dulden en hij heeft haar vrees aan gejaagd.
Ten aanzien van feit 2
Aangeefster heeft aangifte gedaan van mishandeling gepleegd door verdachte in de portiek van haar woning. In die portiek hingen camera’s. De camera’s hebben het voorval (deels) gefilmd. Op die beelden was te zien dat verdachte achter aangeefster aan de portiek in ging en dat hij hinderlijk achter haar aan bleef lopen. Toen aangeefster de deur naar buiten (weer) opende, pakte verdachte haar en duwde haar met kracht tegen de deur. Aangeefster probeerde verdachte van zich af te duwen, waarop verdachte aangeefster met beide handen tegen de grond gooide. Deze beelden kunnen de verklaringen van aangeefster in voldoende mate bevestigen. Zo heeft zij verklaard dat verdachte haar beetpakte en naar beneden trok. Zij voelde een schop of knietje op haar bovenbenen en viel hard tegen de grond. Daardoor had aangeefster last van rug en polsen. Op haar polsen had ze een schaafwond.
Door aangeefster op deze wijze vast te pakken en op de grond te gooien, heeft hij minst genomen willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat aangeefster pijn of letsel zou worden toegebracht. Het onder feit 2 tenlastegelegde kan dan ook worden bewezenverklaard.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1. hij in de periode van 21 oktober 2021 tot en met 18 januari 2022 te [pleegplaats] (telkens) wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [naam slachtoffer] , door
- veelvuldig, die [naam slachtoffer] te bellen (o.a. via Whatsapp) en
- via een derde persoon een bericht naar die [naam slachtoffer] te sturen en
- zich meerdere malen (hinderlijk) voor/nabij de woning van die [naam slachtoffer] te begeven en zich aldaar in de directe omgeving op te houden, en tegen de ramen van de woning van die [naam slachtoffer] te bonken en/of te slaan en
- meermalen langs de woning en/of in de straat van die [naam slachtoffer] te rijden,
met het oogmerk die [naam slachtoffer] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
2. hij in de periode van 31 oktober 2021 tot en met 1 november 2021 te [pleegplaats] [naam slachtoffer] heeft mishandeld door die [naam slachtoffer] bij het lichaam vast te pakken en tegen de deur te duwen en op de grond te gooien.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
belaging.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 175 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en tot de dadelijk uitvoerbare vrijheidsbeperkende maatregel inhoudende een contactverbod met aangeefster voor de duur van drie jaren. Daarbij dient de vervangende hechtenis te worden bepaald op twee weken per overtreding, met een maximum van zes maanden.
De raadsman heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan belaging van aangeefster. Hij heeft een forse inbreuk op haar persoonlijke levenssfeer gemaakt door haar zeer vaak te bellen en langs te komen. Het moeten voor aangeefster zeer beangstigende momenten zijn geweest dat verdachte ook op haar ramen heeft gebonkt. Zelfs een indringend stopgesprek met een verbalisant heeft verdachte niet weerhouden van het voortzetten van de belaging. Binnen deze periode van belaging heeft hij haar ook mishandeld. De impact van het handelen van verdachte kan blijken uit de toelichting op de vordering van de benadeelde partij.
Gelet op de aard en ernst van het bewezenverklaarde kan niet worden volstaan met een lichtere straf dan een gevangenisstraf. Verdachte is eerder onherroepelijk voor mishandeling (in de huiselijke kring) veroordeeld. Hij heeft slechts beperkt meegewerkt aan de totstandkoming van rapportages over zijn persoon en heeft medewerking aan een reclasseringsrapport geweigerd. Zelfs in hoger beroep bleek verdachte niet in staat het strafwaardige van zijn handelen en de gevolgen daarvan voor het slachtoffer in te zien. Alles overwegende ziet het hof geen reden om een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen. Het hof zal verdachte veroordelen tot een gevangenisstraf van vijf maanden. Daarbij zal het hof de maatregel ex 38v Sr, inhoudende een contactverbod met aangeefster opleggen.

Vordering van de benadeelde partij [naam slachtoffer]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 6.186,14. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 1.371,42. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks materiële schade heeft geleden bestaande uit studiekosten (€ 736,32) en ziektekosten (€ 371,45). Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Onvoldoende is gebleken dat de gevorderde reiskosten in rechtstreeks verband staan met het bewezenverklaarde handelen van verdachte. Een nadere beoordeling van deze kostenpost levert op een onevenredige belasting van het strafgeding. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Naar het oordeel van het hof is in voldoende mate komen vast te staan dat het bewezenverklaarde (ook) heeft geleid tot nadeel dat niet uit vermogensschade bestaat. Met de advocaat-generaal stelt het hof de omvang van deze immateriële schade naar billijkheid vast op € 2.500,00. Ten aanzien van het meer gevorderde ter vergoeding van immateriële schade is het hof van oordeel dat het rechtstreekse verband met het bewezenverklaarde onvoldoende is gebleken en dat een goede beoordeling hiervan nader onderzoek vergt, hetgeen een onevenredige belasting van het strafproces zou opleveren. In zoverre zal het hof de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering en kan de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 38v, 38w, 57, 285b en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
5 (vijf) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Legt op de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid inhoudende dat de veroordeelde voor de duur van drie jaren op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [naam slachtoffer] , geboren op [geboortedag 2] 2001.
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt twee weken voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, tot een maximum van zes maanden.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Beveelt dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Bepaalt dat de tijd die de maatregel al van kracht is geweest, te weten vanaf 30 augustus 2022, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht in mindering zal worden gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [naam slachtoffer]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [naam slachtoffer] ter zake van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 3.607,74 (drieduizend zeshonderdzeven euro en vierenzeventig cent) bestaande uit € 1.107,74 (duizend honderdzeven euro en vierenzeventig cent) materiële schade en € 2.500,00 (tweeduizend vijfhonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [naam slachtoffer] , ter zake van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 3.607,74 (drieduizend zeshonderdzeven euro en vierenzeventig cent) bestaande uit € 1.107,74 (duizend honderdzeven euro en vierenzeventig cent) materiële schade en € 2.500,00 (tweeduizend vijfhonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 46 (zesenveertig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 21 oktober 2021.
Aldus gewezen door
mr. J. Hielkema, voorzitter,
mr. O. Anjewierden en mr. H.K. Elzinga, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. C. Aalders, griffier,
en op 21 december 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.