ECLI:NL:GHARL:2023:1081

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
7 februari 2023
Publicatiedatum
7 februari 2023
Zaaknummer
200.314.211
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging zorgregeling in co-ouderschapsregeling met betrekking tot minderjarigen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 7 februari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de wijziging van een zorgregeling tussen ouders na hun echtscheiding. De moeder, verzoekster in hoger beroep, was het niet eens met de wijziging van de zorgregeling die door de rechtbank Gelderland was vastgesteld. De ouders hebben samen twee minderjarige kinderen, geboren in 2010 en 2012, en hebben eerder afspraken gemaakt over de zorg en opvoeding in een ouderschapsplan en een vaststellingsovereenkomst. De rechtbank had bepaald dat de kinderen vanaf 26 augustus 2022 om de week bij de vader en de moeder verblijven, wat de moeder niet accepteerde. Ze verzocht het hof om de oorspronkelijke afspraken te herstellen.

Het hof heeft de minderjarige [de minderjarige1] gehoord en vastgesteld dat hij de huidige co-ouderschapsregeling prettig vindt. Het hof oordeelde dat de rechtbank een goede beslissing had genomen en dat het in het belang van de kinderen is om de co-ouderschapsregeling in stand te houden. De wens van [de minderjarige1] om op zondagavond te wisselen werd door het hof als belangrijk en begrijpelijk beschouwd. De vader heeft de zorgen van de moeder over [de minderjarige2] voldoende gemotiveerd betwist, en de raad voor de kinderbescherming adviseerde om de huidige regeling niet te wijzigen.

Uiteindelijk heeft het hof de beschikking van de rechtbank vernietigd en bepaald dat de kinderen de ene week vanaf zondag 19.00 uur bij de vader verblijven en de andere week vanaf zondag 19.00 uur bij de moeder. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het hof heeft het meer of anders verzochte afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.314.211
(zaaknummer rechtbank Gelderland 403167)
beschikking van 7 februari 2023
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. J.G. Kalk te Nijmegen,
en
[verweerder],
wonende te [woonplaats1] ,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. H.J. Scholten te Doetinchem.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 21 juni 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit het beroepschrift met producties, ingekomen op 8 augustus 2022.
2.2
De minderjarige [de minderjarige1] is op 19 december 2022 door het hof gehoord.
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 20 december 2022 plaatsgevonden.
Aanwezig waren:
  • de vader bijgestaan door zijn advocaat;
  • de moeder bijgestaan door haar advocaat;
  • een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming (hierna: de raad).

3.De feiten

3.1
Het huwelijk van de partijen is [in] 2015 ontbonden door inschrijving van de echtscheiding in de registers van de burgerlijke stand.
3.2
Partijen zijn de ouders van:
- [de minderjarige1] , geboren [in] 2010 te [woonplaats1] , en
- [de minderjarige2] , geboren [in] 2012 te [woonplaats1]
over wie zij gezamenlijk het gezag uitoefenen.
3.3
Ten tijde van de echtscheiding hebben de ouders afspraken gemaakt over de verzorging en opvoeding van de kinderen in een door beide ouders op 20 juli 2015 ondertekend ouderschapsplan.
3.4
De ouders hebben daarna nieuwe afspraken gemaakt en deze opgenomen in een vaststellingovereenkomst die door hen beiden is ondertekend op 13 juli 2018.
De ouders zijn in de vaststellingsovereenkomst - onder meer - overeengekomen dat [de minderjarige1] en
[de minderjarige2] de oneven weken van woensdag 8.00 uur tot zondag 18.00 uur en de donderdag
in de even weken van 14.00 uur tot 18.00 uur bij de vader verblijven. Daarbij is bepaald dat de afspraken gelden voor de periode 1 september 2018 tot 1 september 2021. In juni 2021 gaan partijen in overleg om te bezien of de afspraken moeten worden bijgesteld. Het doel is dat de verdeling van de zorg en opvoedingstaken 50/50 zal worden verdeeld over de ouders, zodra beide kinderen het voortgezet onderwijs volgen.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking zijn het ouderschapsplan en de vaststelling-sovereenkomst gewijzigd en is door de rechtbank als regeling voor de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken bepaald dat de kinderen met ingang van 26 augustus 2022 de ene week vanaf vrijdag bij de vader verblijven en de andere week vanaf vrijdag bij de moeder. Deze beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
4.2
De moeder is het niet eens met de wijziging door de rechtbank van de zorgregeling die de ouders in 2018 zijn overeengekomen en komt hiervan in hoger beroep. De moeder verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en opnieuw beschikkende, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat:
primair
de zorgregeling zoals overeengekomen in de vaststellingsovereenkomst van 13 juli 2018 dient te herleven, inhoudende dat de kinderen in de oneven weken van woensdag 8.00 uur tot zondag 18.00 uur (eventueel uit te breiden naar 19.00 uur) en in de even weken op donderdag van 14.00 uur tot 18.00 uur (eventueel uit te breiden naar 19.00 uur dan wel op een andere doordeweekse dag plaats te laten vinden) bij de vader verblijven;
subsidiair
de kinderen de ene week van dinsdag 19.00 uur tot en met zondag 19.00 uur bij de vader verblijven tot [de minderjarige2] naar de middelbare school gaat en vanaf het moment dat [de minderjarige2] naar de middelbare school gaat dat er een co-ouderschapsregeling zal gelden waarbij de wisseldag op zondag zal zijn;
meer subsidiair
er een co-ouderschapsregeling tussen hen zal gelden waarbij het wisselmoment op zondagavond 19.00 uur is;
alsmede zowel in het primaire als het (meer) subsidiair verzoek de feestdagen en de vakanties bij helfte worden gedeeld zoals afgesproken in de vaststellingsovereenkomst van 13 juli 2018.
4.3
De vader heeft tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep verweer gevoerd tegen de verzoeken van de moeder.

5.De motivering van de beslissing

juridisch kader
5.1
Ingevolge artikel 1:253a lid 4 van het Burgerlijk Wetboek (BW) in samenhang met artikel 1:377e BW kan de rechter op verzoek van de ouders of van een van hen een beslissing inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag alsmede een door de ouders onderling getroffen regeling daarover wijzigen op de grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd. Deze gewijzigde regeling kan een toedeling aan ieder der ouders van de zorg- en opvoedingstaken omvatten.
5.2
Het hof is van oordeel dat de rechtbank een goede beslissing over de zorgregeling tussen de ouders en de kinderen heeft gegeven en dat het in het belang van de kinderen is om de vastgestelde co-ouderschapsregeling in stand te laten. Dit prevaleert boven de stelling van de moeder dat partijen in de vaststellingsovereenkomst hebben beoogd de zorgregeling pas te wijzigen naar een co-ouderschapsregeling op het moment dat beide kinderen naar het voortgezet onderwijs gaan.
Partijen zijn het er – in het geval de co-ouderschapsregeling in stand blijft – over eens dat het wisselmoment niet op vrijdagavond maar op zondagavond moet plaats vinden, daarom zal het hof de wisseldag overeenkomstig aanpassen naar de zondagavond. Het hof zal hierna uitleggen waarom het hof tot dit oordeel komt.
5.3
Als algemeen uitgangspunt geldt dat beide ouders een goede band met hun kinderen moeten kunnen opbouwen en onderhouden. Dit is onder meer erg belangrijk voor een goede identiteitsvorming van het kind.
5.4
Het hof heeft met [de minderjarige1] gesproken. Hij gaat naar de middelbare school en wil graag dat de co-ouderschapsregeling die sinds het nieuwe schooljaar wordt uitgevoerd, wordt voortgezet. Hij vindt de regeling prettig en heeft het fijn bij beide ouders. Ook kan hij bij de ene ouder goed praten over wat hij meemaakt bij de andere ouder, waarvoor het hof een compliment geeft aan de beide ouders. [de minderjarige1] geeft hij aan dat hij graag wil wisselen van de ene ouder naar de andere op zondagavond om 19.00 uur. Hij heeft op vrijdag te weinig energie voor het wisselmoment. Op zondag is hij juist uitgerust en als het wisselmoment om 19.00 uur is dan kan hij het verblijf bij de ouder afsluiten met een gezamenlijke maaltijd. Het hof vindt de wens van [de minderjarige1] belangrijk en begrijpelijk en ook dat 19.00 uur een goed tijdstip voor het wisselmoment is. Naar het oordeel van het hof is er dan nog voldoende tijd over om te schakelen naar het verblijf bij de andere ouder.
5.5
Omdat [de minderjarige2] jonger is, heeft het hof [de minderjarige2] niet gesproken. De moeder stelt dat [de minderjarige2] op diverse manieren en meerdere keren aan haar kenbaar heeft gemaakt dat zij moeite heeft met het langere verblijf bij de vader en met het feit dat zij dan regelmatig moet worden opgevangen door opa en oma, terwijl de moeder op die momenten ook beschikbaar voor haar is. [de minderjarige2] heeft volgens de moeder regelmatig last van hoofdpijn en buikpijn.
De vader heeft deze stellingen van de moeder naar het oordeel van het hof voldoende gemotiveerd betwist. Hij heeft zijn werkrooster toegelicht en stelt dat hij slechts beperkt gebruik moet maken van opvang voor de kinderen door zijn partner en zijn ouders. Het merendeel van de tijd kan hij zelf beschikbaar zijn voor [de minderjarige2] . Ook heeft de vader gesteld dat [de minderjarige2] vorig jaar nog medicatie nodig had voor haar buikpijn, maar dat zij dat nu niet meer nodig heeft en dat [de minderjarige2] haar therapie heeft afgerond. De moeder heeft dit niet weersproken.
5.6
De raad is van mening dat hetgeen de moeder stelt, geen aanleiding vormt om de huidige co-ouderschapsregeling terug te draaien. De raad adviseert het hof de bestreden beschikking te bekrachtigen.
5.7
Het hof ziet net als de raad geen redenen om de inmiddels al geruime tijd uitgevoerde co-ouderschapsregeling te wijzigen. Dat de moeder voorheen de hoofdverzorger was van de kinderen en thans minder uren werkt, maakt dit oordeel niet anders. De ouders hebben een redelijk goede verstandhouding met en vertrouwen in elkaar als opvoeders van de kinderen en zij wonen redelijk dicht bij elkaar in de buurt. Dat maakt dat het hof een co-ouderschapsregeling meer passend acht.
5.8
De ouders zijn het er over eens dat [de minderjarige2] een gevoelig meisje is, zij heeft waarschijnlijk een periode nodig om te kunnen wennen aan de veranderde situatie. De raad heeft tijdens de mondelinge behandeling ten aanzien van [de minderjarige2] geadviseerd om soepel met haar om te gaan, in die zin dat zij tussendoor wel eens een paar uurtjes naar haar moeder zou kunnen gaan als zij daar behoefte aan heeft en dat niet te verwarrend voor het is. Het hof heeft de indruk dat de ouders goed in staat zijn om dit zelf passend bij [de minderjarige2] op te pakken.
5.9
Het hof ziet geen aanleiding om de afspraak over de verdeling van de vakanties en feestdagen te wijzigen. Het hof constateert dat partijen over een verdeling van ongeveer de helft bij iedere ouder de afgelopen jaren steeds tot overeenstemming zijn gekomen en vindt het een verantwoordelijkheid van de ouders om dat nu ook zelf te doen. Wellicht geeft daarbij het feit dat er nu een week-op-week-af-regeling wordt uitgevoerd de ouders aanleiding om wat minder wisselingen af te spreken. De kinderen worden ouder en zullen tijdens de feest- en vakantiedagen de komende jaren ook steeds meer hun eigen gang willen gaan. Zoals de moeder tijdens de mondelinge behandeling heeft aangegeven, is het goed om de wensen van de kinderen bij de verdeling van de vakanties en feestdagen in aanmerking te nemen.
5.1
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen over de wijziging van het wisselmoment zal het hof de in de bestreden beschikking vastgestelde zorgregeling in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken van de kinderen vernietigen en bepalen dat de kinderen de ene week vanaf zondag 19.00 uur bij de vader verblijven en de andere week vanaf zondag 19.00 uur bij moeder verblijven.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen van 21 juni 2022, en opnieuw beschikkende:
wijzigt de in de door beide ouders op 13 juli 2018 ondertekende vaststellingovereenkomst in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken van de kinderen opgenomen zorgregeling en bepaalt dat [de minderjarige1] en [de minderjarige2] de ene week vanaf zondag 19.00 uur bij de vader verblijven en de andere week vanaf zondag 19.00 uur bij de moeder verblijven;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. R. Feunekes, M.H.F. van Vugt en A.T. Bol, bijgestaan door de griffier, en is op 7 februari 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.