ECLI:NL:GHARL:2023:10800

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
21 december 2023
Publicatiedatum
20 december 2023
Zaaknummer
21-003588-20
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man tot gevangenisstraf en TBS-maatregel na een reeks van misdrijven waaronder woningoverval, brandstichting en geweldpleging

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 21 december 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een 42-jarige man, die zich in een periode van drie maanden schuldig heeft gemaakt aan een reeks ernstige misdrijven. De man werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaren en de maatregel van terbeschikkingstelling (TBS) met verpleging van overheidswege. De feiten omvatten onder andere een woningoverval in Bourtange, brandstichtingen, diefstallen, vernielingen, afdreiging en openlijk geweld. De verdachte werd vrijgesproken van een zedenfeit. Bij de strafoplegging hield het hof rekening met de overschrijding van de redelijke termijn en de ziekelijke stoornis van de man ten tijde van de feiten, wat het risico op recidive verhoogt. Het hof oordeelde dat de TBS-maatregel noodzakelijk was, gezien de ernst van de feiten en het hoge recidiverisico. Daarnaast werd de man verplicht om schade te vergoeden aan verschillende benadeelde partijen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-003588-20
Uitspraak d.d.: 21 december 2023
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Groningen, van 21 september 2020 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 18-830041-20 en 18-045579-20, 18-177374-20, 18-181934-20, 18-247078-19, en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging, parketnummer 18-930180-16, tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1981,
thans verblijvende in P.I. [verblijfplaats] .

Het hoger beroep

De officier van justitie heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 10 maart 2021, 2 december 2021, 21 december 2022 en 8 december 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw, mr. D.N.A. Brouns, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft al het verdachte primair tenlastegelegde bewezenverklaard en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht jaren en tot de maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperking. Verder heeft de rechtbank de tenuitvoerlegging bevolen van een voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf en beslissingen genomen op vorderingen van de benadeelde partijen.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing, een enigszins andere kwalificatie en tot een andere sanctieoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is -na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg- tenlastegelegd dat:
Zaak met parketnummer 18-830041-20:
hij op of omstreeks 27 september 2019 te [pleegplaats 1] , in de gemeente [pleeggemeente 1] , omstreeks 2:50 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, in een woning, gelegen aan de [naam straat 1] aldaar, een kistje met geld (te weten 1.072,45 euro) en/of een hoeveelheid sieraden en/of een (aantal) portemonnee(s) en/of op een besloten erf waarop voornoemde woning staat een (personen)auto (merk Opel Zafira, kenteken [nummer kenteken] ) (met bijbehorende autosleutels), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, immers heeft hij, verdachte en/of (met) diens mededader(s):
- ( meermalen) in/tegen het gezicht en/of op het hoofd en/of tegen de ribben en/of (elders) tegen het lichaam van die [slachtoffer] geslagen en/of gestompt, terwijl die [slachtoffer] in bed lag (waardoor die [slachtoffer] uit bed op de grond is gevallen) en/of
- tegen het been en/of de bil(len) en/of (elders) tegen het lichaam van die [slachtoffer] getrapt en/of geschopt (terwijl die [slachtoffer] op de grond lag) en/of
- die [slachtoffer] bij de enkels gepakt en/of (vervolgens) over de grond (door glasscherven) gesleept, terwijl bovengenoemd feit zwaar lichamelijk letsel, te weten:
- oogletsel waardoor beperkt zicht is ontstaan en/of
- een gebroken neusbeen en/of
- een gebroken jukbeen, althans zwaar lichamelijk letsel, ten gevolge heeft gehad;
Zaak met parketnummer 18-247078-19 (gevoegd):
1. hij op of omstreeks 1juli 2019 te [pleegplaats 2] , in de gemeente [pleeggemeente 1] opzettelijk brand heeft gesticht in een caravan (gelegen op camping [naam camping] ), immers heeft hij, verdachte toen aldaar opzettelijk een brandbare stof over het bed in voornoemde caravan gesprenkeld en/of (vervolgens) open vuur in aanraking gebracht met een voornoemd(e) bed/brandbare stof en/of met een hoeveelheid lijm (bij de meterkast), althans met een brandbare stof, ten gevolge waarvan voornoemde caravan en/of een nabijgelegen schuur geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor die nabijgelegen schuur en/of in die schuur bevindende gereedschappen, te duchten was
2. primair
hij op of omstreeks 2 oktober 2019, te [pleegplaats 3] , in de gemeente [pleeggemeente 1] , een ander, te weten [slachtoffer 1] , door geweld of enige andere feiteljkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die ander, wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen en/of te dulden, te weten het afstaan van zijn scootersleutel en/of scooter, door:
- op de voordeur van die [slachtoffer 1] te bonken en/of (daarbij) te schreeuwen dat die [slachtoffer 1] de deur open moest doen en/of
- ( toen die [slachtoffer 1] de deur niet open deed) de woning van die [slachtoffer 1] via de balkondeur binnen te dringen, althans te betreden en/of
- tegen die [slachtoffer 1] te scheeuwen/zeggen dat hij de scootersleutel moest geven;
2. subsidiair
hij op of omstreeks 2 oktober 2019, te [pleegplaats 3] , in de gemeente [pleeggemeente 1] , scootersleutel en/of scooter, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van inklimming;
3. hij in of omstreeks de periode van 13 oktober 2019 tot en met 14 oktober 2019 te [pleegplaats 3] , in de gemeente [pleeggemeente 1] , een hoeveelheid halsbanden en/of riemen en/of muilkorven en/of clickers, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte toebehoorde, te weten aan [naam hondenschool] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
4. hij op of omstreeks 28 september 2019 te [pleegplaats 3] , in de gemeente [pleeggemeente 1] , [slachtoffer 2] heeft mishandeld, door die [slachtoffer 2] in/tegen het gezicht te slaan en/of te stompen;
5. hij op of omstreeks 14 oktober 2019 te [pleegplaats 3] , in de gemeente [pleeggemeente 1] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een kassalade en/of een fooienpot (met kleingeld), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [naam sportclub] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
Zaak met parketnummer 18-181934-20 (gevoegd):
1. hij op of omstreeks 10 oktober 2019 te [pleegplaats 3] , in de gemeente [pleeggemeente 1] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht in een pand gelegen aan de [naam straat 2] aldaar, immers heeft hij, verdachte en/of met diens mededader(s) toen aldaar opzettelijk open vuur in aanraking gebracht met een vlag, althans met een brandbare stof, ten gevolge waarvan voornoemd pand geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor één of meer belendende pand(en) en/of zich in die belendende pand(en) bevindende perso(o)n(en), in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor één of meer perso(o)n(en), te duchten was;
2. hij op of omstreeks 10 oktober 2019 te [pleegplaats 3] , in de gemeente [pleeggemeente 1] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen opzettelijk en wederrechtelijk (de ruit van) een voordeur (van een woning, gelegen aan de [naam straat 2] ), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), te weten aan [woonstichting] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.
Zaak met parketnummer 18-045579-20 (gevoegd):
1. primair
hij op of omstreeks 8 juli 2018 te [pleegplaats 4] , in de gemeente [pleeggemeente 2] door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meerhandelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 3] , te weten: - het brengen van zijn, verdachtes, vinger in de vagina van die [slachtoffer 3] en/of - het op de mond zoenen van die [slachtoffer 3] en bestaande dat geweld en/of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld en/of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit: - het duwen tegen het aanrecht van die [slachtoffer 3] en/of (vervolgens) onverhoeds zoenen en/of brengen van zijn vinger in de vagina van die [slachtoffer 3] en/of - het tegen die [slachtoffer 3] zeggen: ‘Je moet mee naar de slaapkamer’ en/of (vervolgens) het op bed duwen van die [slachtoffer 3] en/of het ( nogmaals) brengen van zijn vinger in de vagina van die [slachtoffer 3] en/of - het doorgaan met het plegen van voornoemde handelingen, terwijl die [slachtoffer 3] hem, verdachte, (meermalen) heeft weggeduwd;
1. subsidiair
hij op of omstreeks 8 juli 2018 te [pleegplaats 4] , in de gemeente [pleeggemeente 2] , door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten - het betasten van de vagina van die [slachtoffer 3] en/of - het op de mond zoenen van die [slachtoffer 3] en bestaande dat geweld en/of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld en/of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit: - het duwen tegen het aanrecht van die [slachtoffer 3] en/of (vervolgens) onverhoeds zoenen en/of betasten van de vagina van die [slachtoffer 3] en/of - het tegen die [slachtoffer 3] zeggen: ‘Je moet mee naar de slaapkamer’ en/of (vervolgens) het op bed duwen van die [slachtoffer 3] en/of het ( nogmaals) betasten van de vagina van die [slachtoffer 3] en/of - het doorgaan met het plegen van voornoemde handelingen, terwijl die [slachtoffer 3] hem, verdachte, (meermalen) heeft weggeduwd
Zaak met parketnummer 18-177374-20 (gevoegd):
hij op of omstreeks 11 oktober 2019 te [pleegplaats 3] , althans in de gemeente [pleeggemeente 1] , althans in Nederland, openlijk, te weten, op of aan de [naam straat 3] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging, geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] door: [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] te slaan en/of te stompen en/of te schoppen en/of dreigend met een mes op die [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] af te lopen en/of een mes te tonen;
subsidiair
hij op of omstreeks 11 oktober 2019 te [pleegplaats 3] , gemeente [pleeggemeente 1] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] heeft mishandeld door die [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] te slaan en/of te stompen en/of te schoppen;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak

Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 18-045579-20 primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Bewijsoverweging

Het hof is van oordeel dat de overige ten laste gelegde feiten kunnen worden bewezenverklaard. Verdachte heeft deze feiten bekend en nadien is geen vrijspraak bepleit. Het hof zal daarom volstaan met opgave van de volgende bewijsmiddelen:
Ten aanzien van parketnummer 18/830041-20 [1]
  • de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 21 december 2022;
  • het proces-verbaal van verhoor aangever, p. 45 t/m 47 en 59 t/m 62;
  • een geneeskundige verklaring, p. 94 t/m 98.
Ten aanzien van parketnummer 18/247078-19 [2]
  • de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 21 december 2022;
  • het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 8] , p. 73 (feit 1);
  • het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] , p. 110 en 111 (feit 2);
  • het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 9] , p. 118 t/m 120 (feit 3);
  • het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] , p. 145 en 146 (feit 4);
  • het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 10] , p. 160 en 161 (feit 5).
Ten aanzien van parketnummer 18/181934-20 [3]
  • de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 21 december 2022;
  • het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 11] , p. 17 en 18;
  • het proces-verbaal van forensisch onderzoek, p. 63 t/m 65.
Ten aanzien van parketnummer18/177374-20 [4]
  • de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 21 december 2022;
  • het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 4] , p. 1 en 2;
  • het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 5] , p. 4 en 5;
  • het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 6] , p. 11 en 12;
  • het proces-verbaal van verhoor [getuige] , p. 89 t/m 90.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 18-830041-20 en in de zaak met parketnummer 18-247078-19 onder 1, 2 primair, 3, 4 en 5 en in de zaak met parketnummer 18-181934-20 onder 1 en 2 en in de zaak met parketnummer 18-177374-20 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
Zaak met parketnummer 18-830041-20:
hij op 27 september 2019 te [pleegplaats 1] , in de gemeente [pleeggemeente 1] , omstreeks 2:50 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, tezamen en in vereniging met anderen in een woning, gelegen aan de [naam straat 1] aldaar, een kistje met geld (te weten 1.072,45 euro) en een hoeveelheid sieraden en een aantal portemonnees en op een besloten erf waarop voornoemde woning staat een personenauto (merk Opel Zafira, kenteken [nummer kenteken] ) met bijbehorende autosleutels, toebehorend aan [slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd voorafgegaan geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, immers heeft hij, verdachte en/of diens mededader(s):
- ( meermalen) tegen het gezicht en op het hoofd en tegen de ribben en/of elders tegen het lichaam van die [slachtoffer] geslagen en gestompt, terwijl die [slachtoffer] in bed lag waardoor die [slachtoffer] uit bed op de grond is gevallen en
- tegen de billen van die [slachtoffer] geschopt terwijl die [slachtoffer] op de grond lag en
- die [slachtoffer] bij de enkels gepakt en vervolgens over de grond door glasscherven gesleept,
terwijl bovengenoemd feit zwaar lichamelijk letsel, te weten:
- oogletsel waardoor beperkt zicht is ontstaan en
- een gebroken neusbeen en
- een gebroken jukbeen ten gevolge heeft gehad;
Zaak met parketnummer 18-247078-19 (gevoegd):
1. hij op 1 juli 2019 te [pleegplaats 2] , in de gemeente [pleeggemeente 1] opzettelijk brand heeft gesticht in een caravan op camping [naam camping] , immers heeft hij, verdachte toen aldaar opzettelijk een brandbare stof over het bed in voornoemde caravan gesprenkeld en open vuur in aanraking gebracht met een voornoemd(e) bed/brandbare stof en/of met een hoeveelheid lijm bij de meterkast, ten gevolge waarvan voornoemde caravan en een nabijgelegen schuur gedeeltelijk zijn verbrand, en daarvan gemeen gevaar voor die nabijgelegen schuur en in die schuur bevindende gereedschappen, te duchten was;
2. primair
hij op 2 oktober 2019, te [pleegplaats 3] , in de gemeente [pleeggemeente 1] , een ander, te weten [slachtoffer 1] , door enige feitelijkheid gericht tegen die ander, wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, te weten het afstaan van zijn scootersleutel en scooter, door:
- op de voordeur van die [slachtoffer 1] te bonken en daarbij te schreeuwen dat die [slachtoffer 1] de deur open moest doen en
- toen die [slachtoffer 1] de deur niet open deed de woning van die [slachtoffer 1] via de balkondeur binnen te dringen en
- tegen die [slachtoffer 1] te schreeuwen dat hij de scootersleutel moest geven;
3. hij in de periode van 13 oktober 2019 tot en met 14 oktober 2019 te [pleegplaats 3] , in de gemeente [pleeggemeente 1] , een hoeveelheid halsbanden en riemen en muilkorven en clickers, die geheel toebehoorden aan [naam hondenschool] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
4. hij op of omstreeks 28 september 2019 te [pleegplaats 3] , in de gemeente [pleeggemeente 1] , [slachtoffer 2] heeft mishandeld, door die [slachtoffer 2] in het gezicht te slaan;
5. hij op 14 oktober 2019 te [pleegplaats 3] , in de gemeente [pleeggemeente 1] , tezamen en in vereniging met een ander, een kassalade, die toebehoorde aan [naam sportclub] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak;
Zaak met parketnummer 18-181934-20 (gevoegd):
1. hij op 10 oktober 2019 te [pleegplaats 3] , in de gemeente [pleeggemeente 1] , opzettelijk brand heeft gesticht in een pand gelegen aan de [naam straat 2] aldaar, immers heeft hij, verdachte toen aldaar opzettelijk open vuur in aanraking gebracht met een vlag ten gevolge waarvan voornoemd pand gedeeltelijk is verbrand en daarvan gemeen gevaar voor belendende panden te duchten was;
2. hij op 10 oktober 2019 te [pleegplaats 3] , in de gemeente [pleeggemeente 1] tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk en wederrechtelijk de ruit van een voordeur van een woning, gelegen aan de [naam straat 2] , die aan [woonstichting] toebehoorde, heeft vernield.
Zaak met parketnummer 18-177374-20 (gevoegd):
hij op 11 oktober 2019 te [pleegplaats 3] , althans in de gemeente [pleeggemeente 1] , openlijk, te weten, op of aan de [naam straat 3] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging, geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] door:
[slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] te slaan en/of te stompen en/of te schoppen en/of dreigend met een mes op die [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] af te lopen en/of een mes te tonen;
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het in de zaak met parketnummer 18-830041-20 bewezenverklaarde levert op:
diefstal, voorafgegaan van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Het in de zaak met parketnummer 18-247078-19 onder 1 en in de zaak met parketnummer 18-181934-20 onder 1 bewezenverklaarde levert op, telkens:
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
Het in de zaak met parketnummer 18-247078-19 onder 2 primair bewezenverklaarde levert op:
een ander door een feitelijkheid, gericht tegen die ander, wederrechtelijk dwingen iets te doen.
Het in de zaak met parketnummer 18-247078-19 onder 3 bewezenverklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Het in de zaak met parketnummer 18-247078-19 onder 4 bewezenverklaarde levert op:
mishandeling.
Het in de zaak met parketnummer 18-247078-19 onder 5 bewezenverklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Het in de zaak met parketnummer 18-177374-20 primair bewezenverklaarde levert op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Het in de zaak met parketnummer 18-181934-20 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.

Strafbaarheid van de verdachte

Over verdachte zijn verschillende gedragsdeskundige rapporten opgemaakt. Laatstelijk is verdachte onderzocht door het Pieter Baan Centrum (hierna: PBC), waarover is gerapporteerd op 27 juni 2023. Uit dat rapport volgt dat bij verdachte sprake is van zwakbegaafdheid, van een persoonlijkheidsstoornis met antisociale trekken en stoornissen in het gebruik van cocaïne, amfetamine en cannabis. De zwakbegaafdheid en de persoonlijkheidsstoornis zijn chronisch van aard en waren derhalve aanwezig ten tijde van alle ten laste gelegde feiten.
Het hof neemt de conclusies uit het PBC-rapport over en stelt vast dat tijdens het begaan van de feiten bij verdachte een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond.
De rapporteurs van het PBC adviseren het hof de verdachte de woningoverval, de mishandeling van [slachtoffer 2] , de openlijke geweldpleging, de gekwalificeerde diefstallen, de brandstichting en de vernieling verminderd toe te rekenen. Voor de overige feiten onthouden de rapporteurs zich van een advies of adviseren zij het hof de feiten volledig aan verdachte toe te rekenen.
Het hof volgt die adviezen van de rapporteurs en rekent verdachte die door het PBC genoemde, bewezenverklaarde feiten in verminderde mate toe. Het hof zal met deze vaststelling rekening houden bij de bepaling van de op te leggen sancties.
Verdachte is gezien het voorgaande dus strafbaar. Ook overigens is het hof geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaren en tot de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege. Mocht het hof deze maatregel niet opleggen, dan heeft de advocaat-generaal oplegging van de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel gevorderd. Verder dient de vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde straf toegewezen te worden.
De raadsvrouw heeft gepleit tegen oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling. Voor het geval het hof oplegging van die maatregel overweegt, heeft de raadsvrouw verzocht de zaak te heropenen opdat een maatregelenrapport kan worden opgesteld. De raadsvrouw heeft gesteld dat het vonnis van de rechtbank, voor wat betreft de strafoplegging, kan worden bevestigd.
Het hof overweegt als volgt.
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Verdachte heeft zich in een periode van drie maanden schuldig gemaakt aan een veelvoud van misdrijven.
Bij de woningoverval is verdachte met twee mededaders naar een woning in [pleegplaats 1] gegaan. Daar is verdachte de woning binnen gegaan en heeft daar een weerloos slachtoffer op zeer ernstige wijze mishandeld, uit zijn bed getrokken en over een vloer met glasscherven naar de gang van de woning gesleept. Het slachtoffer was zodanig toegetakeld door verdachte dat verdachte meende dat het slachtoffer was overleden. Toch zijn verdachte en zijn medeverdachten verder gegaan met de diefstal en ze hebben het slachtoffer hulpeloos achtergelaten. De gevolgen voor het slachtoffer waren enorm, zowel fysiek als mentaal.
De dag na de overval heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een mishandeling en niet lang daarna aan een afdreiging. In de periode daarna heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan twee brandstichtingen, meerdere inbraken en diefstallen, een vernieling en aan het plegen van openlijk geweld.
Verdachte heeft met zijn handelen in deze periode zeer veel leed, schade, onrust en gevoelens van onveiligheid bij diverse personen teweeggebracht. Hij heeft zich laten leiden door mogelijk financieel gewin of heeft door allerlei volkomen misplaatste gedachten reden gezien anderen geweld aan te doen.
Bij de strafoplegging is in aanmerking genomen de ter kennisneming gevoegde zaken, vermeld op de dagvaarding in eerste aanleg. Verdachte heeft bekend te hebben begaan:
  • diefstal brandstof, gepleegd op of omstreeks 25 augustus 2019 te [plaats 1] (slachtoffer [naam bedrijf 1] );
  • diefstal brandstof, gepleegd op of omstreeks 28 augustus 2019 te [plaats 2] (slachtoffer [naam bedrijf 2] );
  • diefstal brandstof, gepleegd op of omstreeks 31 augustus 2019 te [plaats 3] (slachtoffer [naam bedrijf 3] );
  • diefstal brandstof, gepleegd op of omstreeks 2 september 2019 te [plaats 4] (slachtoffer [naam bedrijf 4] ).
Deze feiten zijn hiermee afgedaan.
Gelet op de aard, ernst en veelvoud van de gepleegde misdrijven kan niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt. Het hof acht de door de officier van justitie in eerste aanleg gevorderde gevangenisstraf van vijf jaren, ook gezien de hierna op te leggen maatregel, in beginsel passend en geboden.
Bij de hoogte van de op te leggen gevangenisstraf zal het hof echter ook rekening houden met een aantal bijkomende factoren.
Zo houdt het hof rekening met de overschrijding van de redelijke termijn in hoger beroep. Daarbij is van belang dat verdachte, die zich in voorlopige hechtenis bevond, op 1 oktober 2020 hoger beroep heeft ingesteld. Het dossier is op 16 december 2020 bij het hof binnengekomen. Het hof doet op 21 december 2023 uitspraak. Daarmee is de redelijke termijn met ruim anderhalf jaar overschreden. Deze overschrijding is ten dele aan verdachte te wijten, omdat hij aanvankelijk niet volledig heeft meegewerkt aan de totstandkoming van de persoonsrapportages.
Daarnaast spreekt het hof - anders dan de rechtbank deed en het openbaar ministerie heeft gevorderd - verdachte vrij van het hem tenlastegelegde zedendelict.
Verder rekent het hof verdachte een aantal feiten in verminderde mate toe.
Gelet op deze factoren zal het hof verdachte in plaats van een gevangenisstraf van vijf jaren, een gevangenisstraf van vier jaren opleggen.
Ten aanzien van de terbeschikkingstelling
Het hof stelt allereerst vast dat de bewezenverklaarde feiten (met uitzondering van de feiten onder parketnummer 18-181934-20 feit 2 en 18-247078-19 feiten 2 en 4) misdrijven zijn als bedoeld in artikel 37a, eerste lid, onder 2, van het Wetboek van Strafrecht waarvoor terbeschikkingstelling mogelijk is.
Zoals eerder overwogen, volgt uit het rapport van het Pieter Baan Centrum dat bij verdachte sprake is van zwakbegaafdheid, van een persoonlijkheidsstoornis met antisociale trekken en stoornissen in het gebruik van cocaïne, amfetamine en cannabis. Dat was al zo toen hij de bewezenverklaarde feiten pleegde.
Volgens de PBC-rapporteurs is verdachte een man met tekort schietende zelfsturende vermogens, die - als structuur en begeleiding wegvalt of onvoldoende is - vervalt in delictgedrag dat zeer ernstig kan aflopen. Het risico op geweld in zijn algemeenheid wordt ingeschat als hoog. Verdachte is langdurig, zo niet levenslang, aangewezen op een vorm van intensieve begeleiding en extern aangebrachte structuur. De rapporteurs adviseren, vanwege de aard en chroniciteit van de problematiek, de ernst van de ten laste gelegde feiten, het hoge recidiverisico en de benodigde intensieve en langdurige begeleiding, de benodigde behandeling te realiseren binnen het kader van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege, in een instelling met expertise op het gebied van LVB.
Gezien het voorgaande is het hof van oordeel dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege eist.
Het onder parketnummer 18-247078-19, feit 1, bewezenverklaarde feit is een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Op grond van artikel 38e van het Wetboek van Strafrecht is de maatregel dan ook niet in duur gemaximeerd.
De raadsvrouw heeft voorwaardelijk verzocht een maatregelenrapport op te vragen, indien het hof tot oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling komt.
Het hof wijst dit verzoek af, omdat de noodzaak daartoe niet is gebleken.
In het PBC-rapport staat omschreven dat uit de voorgeschiedenis van verdachte is gebleken dat hij niet in staat is, vanuit zijn problematiek, zich aan voorwaarden te houden. Een terbeschikkingstelling met voorwaarden is, volgens de PBC-rapporteurs, derhalve gedoemd te mislukken. Het hof deelt de conclusie van het PBC.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 8.579,55. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 18-830041-20 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [naam bedrijf 3]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 172,08. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 72,08. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 18-247078-19 als ad informandum feit (weergegeven als:
diefstal brandstof, gepleegd op of omstreeks 31 augustus 2019 te [plaats 3] (slachtoffer [naam bedrijf 3]) gevoegde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [naam bedrijf 5]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 68,93. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 18-247078-19 als ad informandum feit (weergegeven als:
diefstal brandstof, gepleegd op of omstreeks 2 september 2019 te [plaats 4] (slachtoffer [naam bedrijf 4]) gevoegde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Verdachte zal worden veroordeeld in de proceskosten. De hoogte van de proceskosten wordt vastgesteld op nihil. Voor zover nadere proceskosten zijn gevorderd, zijn deze, naar het oordeel van het hof, onvoldoende onderbouwd. De benadeelde partij zal in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 540,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard.
De vordering is in hoger beroep niet gehandhaafd, zodat het hof niet aan een oordeel toekomt.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de rechtbank te Noord-Nederland, zittingsplaats Assen , van 8 december 2016 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden (parketnummer 18-930180-16). Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom zal de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden bevolen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 37a, 37b, 38e, 47, 57, 63, 141, 157, 284, 300, 311, 312 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 18-045579-20 primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 18-830041-20 en in de zaak met parketnummer 18-247078-19 onder 1, 2 primair, 3, 4 en 5 en in de zaak met parketnummer 18-181934-20 onder 1 en 2 en in de zaak met parketnummer 18-177374-20 primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 18-830041-20 en in de zaak met parketnummer 18-247078-19 onder 1, 2 primair, 3, 4 en 5 en in de zaak met parketnummer 18-181934-20 onder 1 en 2 en in de zaak met parketnummer 18-177374-20 primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast dat de verdachte
ter beschikking wordt gestelden beveelt dat hij van overheidswege zal worden verpleegd.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-830041-20 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 8.579,55 (achtduizend vijfhonderdnegenenzeventig euro en vijfenvijftig cent) bestaande uit € 5.079,55 (vijfduizend negenenzeventig euro en vijfenvijftig cent) materiële schade en € 3.500,00 (drieduizend vijfhonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-830041-20 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 8.579,55 (achtduizend vijfhonderdnegenenzeventig euro en vijfenvijftig cent) bestaande uit € 5.079,55 (vijfduizend negenenzeventig euro en vijfenvijftig cent) materiële schade en € 3.500,00 (drieduizend vijfhonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 77 (zevenenzeventig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 27 september 2019.

Vordering van de benadeelde partij [naam bedrijf 3]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [naam bedrijf 3] ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-247078-19 ad informandum gevoegde feit (weergegeven als:
diefstal brandstof, gepleegd op of omstreeks 31 augustus 2019 te [plaats 3] (slachtoffer [naam bedrijf 3]) tot het bedrag van
€ 72,08 (tweeënzeventig euro en acht cent) ter zake van materiële schade.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [naam bedrijf 3] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-247078-19 ad informandum gevoegde feit (weergegeven als:
diefstal brandstof, gepleegd op of omstreeks 31 augustus 2019 te [plaats 3] (slachtoffer [naam bedrijf 3]) een bedrag te betalen van € 72,08 (tweeënzeventig euro en acht cent) als vergoeding voor materiële schade.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 1 (één) dag. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.

Vordering van de benadeelde partij [naam bedrijf 5]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [naam bedrijf 5] ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-247078-19 ad informandum gevoegde feit (weergegeven als:
diefstal brandstof, gepleegd op of omstreeks 2 september 2019 te [plaats 4] (slachtoffer [naam bedrijf 4]) tot het bedrag van
€ 68,39 (achtenzestig euro en negenendertig cent) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [naam bedrijf 5] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-247078-19 19 ad informandum gevoegde feit (weergegeven als:
diefstal brandstof, gepleegd op of omstreeks 2 september 2019 te [plaats 4] (slachtoffer [naam bedrijf 4]) een bedrag te betalen van € 68,39 (achtenzestig euro en negenendertig cent) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 1 (één) dag. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 2 september 2019.

Ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging

Beveelt de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 8 december 2016, parketnummer 18-930180-16, te weten van:
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Aldus gewezen door
mr. J. Hielkema, voorzitter,
mr. O. Anjewierden en mr. H.K. Elzinga, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. C. Aalders, griffier,
en op 21 december 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of
2.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of
3.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of
4.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of