ECLI:NL:GHARL:2023:10783
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vergoedingsrechten en regresvordering betreffende verbouwing en woningverbetering na verbreking van de relatie zonder samenlevingsovereenkomst
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vrouw tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland, waarin de vorderingen van de man, haar ex-partner, grotendeels zijn toegewezen. De partijen hebben een relatie gehad en samen gewoond, maar hebben geen samenlevingsovereenkomst gesloten. De vrouw en de man zijn sinds 4 oktober 2017 gezamenlijk eigenaar van een woning, die de vrouw eerder met haar ex-partner bezat. De man heeft de helft van de woning van de vrouw gekocht voor € 125.000,-. Na de verbreking van hun relatie heeft de man de woning verlaten, maar hij vordert nu dat de woning wordt verkocht en dat de opbrengst wordt verdeeld. De vrouw heeft in eerste aanleg gevorderd dat de verdeling van de woning drie jaar wordt uitgesteld en dat de man haar te veel betaalde kosten van de huishouding terugbetaalt.
De rechtbank heeft de vorderingen van de man grotendeels toegewezen, maar de vrouw komt in hoger beroep. Het hof oordeelt dat de vrouw in eerste aanleg niet heeft betwist dat de man kosten heeft gemaakt voor verbouwing en woningverbetering. De vrouw heeft echter bezwaar gemaakt tegen de toewijzing van deze kosten en stelt dat de man geen vergoedingsrecht heeft. Het hof overweegt dat er geen samenlevingsovereenkomst is en dat de vorderingen van de man moeten worden beoordeeld aan de hand van de algemene regels van het vermogens- en verbintenissenrecht. Het hof wijst de vorderingen van de man voor een deel af, omdat hij onvoldoende heeft aangetoond dat de vrouw ongerechtvaardigd is verrijkt door de gemaakte kosten. Het hof vernietigt het vonnis van de rechtbank voor zover het betreft het bedrag van € 32.204,41 dat aan de man toekomt en bepaalt dat dit bedrag € 16.000,- bedraagt. De kosten worden gecompenseerd, en de veroordelingen zijn uitvoerbaar bij voorraad.