ECLI:NL:GHARL:2023:1078

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
7 februari 2023
Publicatiedatum
7 februari 2023
Zaaknummer
200.313.117
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming bewindvoerder en mentor in hoger beroep met betrekking tot de geestelijke toestand van de rechthebbende

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gaat het om de benoeming van een bewindvoerder en mentor voor [de moeder], die lijdt aan dementie. De zaak is in hoger beroep gekomen na een eerdere beschikking van de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland, waarin werd bepaald dat [de bewindvoerder] als bewindvoerder en mentor zou blijven. [verzoeker], de zoon van [de moeder], is het niet eens met deze beslissing en verzoekt het hof om hem en zijn echtgenote tot bewindvoerder en mentor te benoemen, omdat hij meent dat dit in lijn is met de uitdrukkelijke voorkeur van [de moeder].

De mondelinge behandeling vond plaats op 10 januari 2023, waarbij [verzoeker] en zijn advocaat, alsook de verweerders en hun advocaat aanwezig waren. Tijdens deze zitting werd bezwaar gemaakt tegen een ingediend journaalbericht, dat te laat en incompleet zou zijn. Het hof besloot dat dit journaalbericht niet in aanmerking werd genomen.

Het hof oordeelt dat de noodzaak voor bewind en mentorschap niet ter discussie staat, maar dat de vraag wie deze functies moet vervullen wel ter beoordeling ligt. Het hof concludeert dat er gegronde redenen zijn om af te wijken van de voorkeur van [de moeder] voor [verzoeker] en zijn echtgenote, onder andere vanwege de tegenstrijdige belangen die zijn ontstaan door de verkoop van de woning van [de moeder] aan [verzoeker] en [de echtgenote]. Het hof bekrachtigt de eerdere beschikking van de kantonrechter, waarbij [de bewindvoerder] als bewindvoerder en mentor is benoemd, om zo het belang van [de moeder] te waarborgen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.313.117
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 9622025)
beschikking van 7 februari 2023
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: [verzoeker] ,
advocaat: mr. W. Vahl te Barneveld,
en
[verweerster],
wonende te [woonplaats2] , en
verder te noemen: [verweerster] , en
[verweerder],
wonende te [woonplaats3] ,
verder te noemen: [verweerder] ,
verweerders in hoger beroep,
tezamen verder te noemen: verweerders,
advocaat: mr. B.P. van Overeem te Amsterdam.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
[de moeder],
wonende te [woonplaats4] ,
verder te noemen: [de moeder] ,
en
[de echtgenote],
wonende te [woonplaats1] ,
verder te noemen: [de echtgenote] ,
en
[de bewindvoerder],
handelende onder de naam
[naam1],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verder te noemen: [de bewindvoerder] .
1. Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter (rechtbank Midden-Nederland, bewindsbureau, locatie Amersfoort) van 7 april 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer, hierna ook te noemen: de bestreden beschikking.

2 Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het beroepschrift met producties, ingekomen op 7 juli 2022;
  • het verweerschrift van verweerders met producties;
  • een journaalbericht van mr. Vahl van 3 januari 2023 met een productie.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 10 januari 2023 plaatsgevonden. Aanwezig waren:
  • [verzoeker] , bijgestaan door hun advocaat,
  • verweerders, bijgestaan door hun advocaat,
  • [de echtgenote]
  • [de bewindvoerder] .
2.3
Tijdens de mondelinge behandeling heeft mr. Van Overeem bezwaar gemaakt tegen overlegging van het journaalbericht van mr. Vahl met productie van 3 januari 2023, omdat dit journaalbericht te laat en bovendien incompleet is ingediend, terwijl daarvoor, gelet op de datering van de bijlage geen reden voor was. Na een onderbreking van de mondelinge behandeling heeft het hof daarop beslist dat geen acht wordt geslagen op het journaalbericht van 3 januari 2023 met bijlagen, omdat deze zonder noodzaak minder dan tien kalenderdagen voorafgaand aan de mondelinge behandeling zijn ingediend.

3.De feiten

3.1
[de moeder] is geboren [in] 1945. [de moeder] is de moeder van [verzoeker] , [verweerster] en [verweerder] . [de echtgenote] is de echtgenote van [verzoeker] .
3.2
Op 26 januari 2021 is bij [de moeder] dementie, type Alzheimer vastgesteld. Op 19 augustus 2021 heeft zij een WLZ-indicatie 5 gekregen. Met deze indicatie is [de moeder] geplaatst op een wachtlijst voor een verpleeghuis.
3.3
Op 29 september 2021 heeft [de moeder] ten overstaan van [notaris] een algemene volmacht verleend aan [verzoeker] en [de echtgenote] . Op diezelfde dag heeft [de moeder] haar woning in [plaats1] voor een bedrag van € 325.000,- verkocht aan [verzoeker] en [de echtgenote] . De akte van levering is op 6 december 2021 gepasseerd door voornoemde notaris.
3.4
Bij beschikking van 13 december 2021 heeft de kantonrechter de goederen die aan [de moeder] (zullen) toebehoren onder bewind gesteld wegens haar lichamelijke en geestelijke toestand, waardoor zij niet in staat is ten volle haar vermogensrechtelijke belangen zelf behoorlijk waar te nemen. In die beschikking is ten behoeve van [de moeder] ook een mentorschap uitgesproken. Tot bewindvoerder en mentor is [de bewindvoerder] benoemd.
3.5
Bij verzoekschrift, ingekomen bij de rechtbank op 10 december 2021, hebben [verweerster] en [verweerder] verzocht een bewind in te stellen over de goederen die aan [de moeder] (zullen) toebehoren en [verweerster] tot bewindvoerder te benoemen. Daarnaast hebben zij verzocht [verweerster] en [verweerder] tot mentor te benoemen.
3.6
[de bewindvoerder] heeft in zijn hoedanigheid van bewindvoerder [verzoeker] en [de echtgenote] doen dagvaarden en vernietiging van de koopovereenkomst met betrekking tot de woning wegens bedrog en/of misbruik van omstandigheden gevorderd.
3.7
Bij beslissing van 14 juli 2022 heeft de kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden een klacht van verweerders tegen [notaris] deels gegrond verklaard. De kamer achtte het verwijt gegrond dat de notaris bij het opmaken en passeren van de volmacht en de levering van de woning onvoldoende zorgvuldigheid heeft betracht bij de beoordeling van de wilsbekwaamheid van [de moeder] . Aan de notaris is de maatregel van waarschuwing opgelegd.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter bepaald dat:
  • het bij beschikking van 13 december 2021 uitgesproken bewind en mentorschap voortduurt; en
  • dat [de bewindvoerder] bewindvoerder en mentor blijft.
4.2
[verzoeker] is met één grief in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. [verzoeker] verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, [verzoeker] en [de echtgenote] dan wel [verzoeker] alleen te benoemen tot bewindvoerder en mentor dan wel een beslissing te nemen als het hof juist acht.
4.3
Verweerders voeren verweer en vragen het hof de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Het hof stelt voorop dat in hoger beroep de noodzaak tot het instellen van bewind en mentorschap ten behoeve van [de moeder] niet in geschil is. Vast staat dat [de moeder] als gevolg van haar geestelijke toestand duurzaam niet in staat is haar vermogensrechtelijke en niet vermogensrechtelijke belangen zelf behoorlijk waar te nemen. In hoger beroep is uitsluitend de vraag in geschil wie bewindvoerder en/of mentor van [de moeder] moet zijn; [de bewindvoerder] of [verzoeker] en [de echtgenote] samen, dan wel [verzoeker] alleen.
5.2
Op grond van 1:435 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek (BW) respectievelijk artikel 1:452 lid 3 BW volgt de rechter bij de benoeming van de bewindvoerder dan wel de mentor de uitdrukkelijke voorkeur van de rechthebbende, tenzij gegronde redenen zich tegen zodanige benoeming verzetten.
5.3
[verzoeker] kan zich met de bestreden beschikking, voor zover het de persoon van de bewindvoerder en de mentor betreft, niet verenigen en voert daartoe aan dat [de moeder] vanaf het begin duidelijk geweest in haar wens om [verzoeker] en [de echtgenote] tot bewindvoerder en mentor te benoemen. Hij verwijst naar de door [de moeder] ondertekende notariële volmacht, waarin dat uitdrukkelijk is opgenomen. Als de kantonrechter voortvarender had gehandeld, dan zou hij dit ook zelf van [de moeder] hebben gehoord en dan zou haar voorkeur zijn gevolgd. Daarbij komt dat de samenwerking met [de bewindvoerder] niet goed verloopt. Als [verzoeker] er niet was geweest, dan had [de moeder] geen geld gehad tijdens haar verjaardag en de feestdagen. Het functioneren van [de bewindvoerder] ligt in deze procedure niet ter beoordeling voor, maar vormt wel een extra argument om [verzoeker] tot bewindvoerder en mentor te benoemen. De motieven van [verzoeker] zijn altijd zuiver geweest. [verzoeker] betwist dan ook dat hij met de verkoop van de woning van [de moeder] financieel voordeel heeft willen behalen. Het doel van de verkoop was zorgen dat er financiële middelen vrij kwamen, opdat [de moeder] hulp kon inkopen om zo - overeenkomstig haar uitdrukkelijke wens - langer thuis te kunnen blijven wonen. [verzoeker] voert tot slot aan dat onrust tussen de familie geen doorslaggevende betekenis mag hebben om [verzoeker] niet tot bewindvoerder en mentor te benoemen. De glasheldere voorkeur van [de moeder] moet volgens [verzoeker] leidend zijn.
5.4
Verweerders voeren verweer. De relatie tussen [verzoeker] enerzijds en verweerders anderzijds is slecht. Hun relatie is er ook niet beter op geworden toen verweerders erachter kwamen dat [verzoeker] en [de echtgenote] [de moeder] ertoe hadden bewogen om haar woning aan hen te verkopen en van hen terug te huren. [verzoeker] en [de echtgenote] hebben [de moeder] er ook toe bewogen om de volmacht te ondertekenen. De verkoop van de woning was volgens verweerders op geen enkele manier in het belang van [de moeder] . Weliswaar heeft [de moeder] door de verkoop meer te besteden, maar dat was volgens verweerders niet nodig en aan de andere kant zijn ook haar maandelijkse lasten gestegen. Daarbij komt dat [de moeder] zorgmijdend was, waardoor thuis wonen niet meer mogelijk was.
5.5
Het hof is van oordeel dat de bestreden beschikking moet worden bekrachtigd en dat [de bewindvoerder] dus bewindvoerder en mentor van [de moeder] moet blijven. Het hof legt dat hierna uit.
Het uitgangspunt is dat bij de benoeming van een bewindvoerder en mentor de voorkeur van de rechthebbende, in dit geval [de moeder] , wordt gevolgd. In deze zaak is, mede gelet op de diagnose Alzheimer en de WLZ-indicatie, niet zeker of [de moeder] in staat was de gevolgen van de door haar ondertekende volmacht, waarin deze voorkeur is vermeld, voldoende te overzien. Het hof overweegt echter dat zelfs als wordt aangenomen dat [de moeder] haar voorkeur voldoende kon uitspreken, er gegronde redenen zijn om van deze voorkeur af te wijken. [verzoeker] en [de echtgenote] hebben, wetende dat de diagnose dementie was vastgesteld en zonder verweerders daarin te kennen, de woning van [de moeder] gekocht. Dat de koopprijs lager was dan de WOZ-waarde, zoals verweerders ter gelegenheid van de mondelinge behandeling hebben aangevoerd, is door [verzoeker] en [de echtgenote] niet weersproken. Mede gelet op de aanhangig gemaakte procedure tot vernietiging van deze koopovereenkomst, is naar het oordeel van het hof sprake van tegenstrijdige belangen. Reeds hierom kan van een benoeming van [verzoeker] tot bewindvoerder geen sprake zijn. Uit met name de verklaringen tijdens de mondelinge behandeling blijkt dat de verhouding tussen [verzoeker] en [de echtgenote] enerzijds en verweerders anderzijds ernstig verstoord is. Belangrijke zaken worden bewust niet aan de andere partij meegedeeld. Het is in het belang van [de moeder] dat zij een onbelemmerd contact heeft met al haar kinderen en dat dit contact niet gehinderd wordt door onderlinge meningsverschillen. Dit maakt dat het belang van [de moeder] gediend is met de benoeming van een onafhankelijke bewindvoerder en mentor.

6.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, zal het hof de bestreden beschikking, voor zover aan zijn oordeel onderworpen, bekrachtigen.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de kantonrechter (rechtbank Midden-Nederland, bewindsbureau, locatie Amersfoort) van 7 april 2022, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.
Deze beschikking is gegeven door mrs. P.L.R. Wefers Bettink, H. Phaff en E. de Boer, bijgestaan door mr. M. van Esveld als griffier, en is op 7 februari 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.