In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden is behandeld, betreft het een hoger beroep in een civiele procedure over de afwikkeling van huwelijkse voorwaarden en het vergoedingsrecht van een erfdeel met een uitsluitingsclausule. De vrouw, appellante in hoger beroep, heeft in eerste aanleg als eiseres opgetreden, terwijl de man, geïntimeerde, als gedaagde is aangemerkt. De zaak is voortgekomen uit een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland, waarbij de vrouw een erfdeel van € 105.779,37 claimde dat zij had ontvangen uit de nalatenschap van haar vader. De man betwistte dat de vrouw dit bedrag voor zichzelf had aangewend en stelde dat zij de gelden had weggesluisd. Het hof heeft de getuigenverklaringen van beide partijen en de overgelegde bankafschriften beoordeeld. Het hof concludeert dat de man niet heeft aangetoond dat de vrouw het erfdeel enkel voor zichzelf heeft gebruikt. Het hof oordeelt dat de vrouw recht heeft op terugbetaling van het erfdeel uit de gemeenschap van goederen, die op 1 mei 2017 is ontbonden. De man wordt veroordeeld tot betaling van € 105.779,37 aan de vrouw, vermeerderd met wettelijke rente. Daarnaast wordt de man veroordeeld tot betaling van de proceskosten in zowel de eerste aanleg als in hoger beroep.