ECLI:NL:GHARL:2023:1076

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
7 februari 2023
Publicatiedatum
7 februari 2023
Zaaknummer
200.312.714
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging zorgregeling en informatieregeling in ouderschapsplan

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 7 februari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de zorgregeling voor een minderjarige, geboren in 2014, van ouders die gescheiden zijn. De moeder, verzoekster in het principaal hoger beroep, was het niet eens met de beslissing van de rechtbank Midden-Nederland van 8 april 2022, waarin de zorgregeling was vastgesteld. De ouders hadden in een ouderschapsplan uit juni 2016 afgesproken dat de minderjarige om de week bij de moeder en de vader verblijft, maar in de praktijk wijken zij sinds september 2018 af van deze regeling. De moeder verzocht het hof om de zorgregeling te wijzigen, zodat de minderjarige meer tijd bij haar zou doorbrengen.

Het hof heeft de feiten en de procedure in eerste aanleg in overweging genomen, evenals het advies van de raad voor de kinderbescherming, die aangaf dat de huidige regeling goed loopt maar mogelijkheden voor uitbreiding ziet. Het hof oordeelde dat het in het belang van de minderjarige is om de zorgregeling te wijzigen, zodat de moeder de ene week van donderdag 9.00 uur of na school tot vrijdag 18.30 uur en de andere week van donderdag 9.00 uur of na school tot dinsdagochtend bij de moeder kan verblijven. De vader, die in incidenteel hoger beroep was gekomen, verzocht om de regeling te wijzigen in zijn voordeel, maar het hof heeft zijn verzoeken afgewezen.

De beslissing van het hof houdt in dat de zorgregeling wordt aangepast, terwijl de overige verzoeken van beide ouders worden afgewezen. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd voor wat betreft de zorgregeling en deze opnieuw vastgesteld, waarbij de beschikking uitvoerbaar bij voorraad is verklaard. De ouders worden aangemoedigd om in een ouderschapstraject verdere afspraken te maken over de opvoeding en verzorging van hun kind.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.312.714
(zaaknummers rechtbank Midden-Nederland 533627 en 533679)
beschikking van 7 februari 2023
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoekster in het principaal hoger beroep,
verweerster in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. N.P. Barské-Gelling te Veenendaal,
en
[verweerder],
wonende te [woonplaats2] ,
verweerder in het principaal hoger beroep,
verzoeker in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. W.N. Sardjoe te Den Haag.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 8 april 2022, uitgesproken onder voormelde zaaknummers, verder ook te noemen: de bestreden beschikking.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 5 juli 2022;
- het verweerschrift tevens houdende incidenteel hoger beroep ;
- het verweerschrift in het incidenteel hoger beroep met producties;
- een journaalbericht van mr. Barské-Gelling van 7 december 2022 met producties.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 20 december 2022 plaatsgevonden.
Aanwezig waren:
  • de moeder bijgestaan door haar advocaat;
  • de vader bijgestaan door haar advocaat;
  • een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad).
3. De feiten
3.1
De vader en de moeder zijn de ouders van: [de minderjarige] , geboren [in] 2014 te [plaats1] . De ouders hebben samen het gezag over [de minderjarige] . Hij heeft zijn hoofdverblijfplaats bij de vader.
3.2
De ouders hebben in het door hen in juni 2016 ondertekende ouderschapsplan afgesproken dat [de minderjarige] de ene week bij de moeder en de andere week bij de vader verblijft, met het wisselmoment op vrijdagavond en zij hebben een regeling voor de vakanties en feestdagen getroffen.
In de praktijk wijken de ouders sinds september 2018 af van deze co-ouderschapsregeling in verband met het werk van de moeder. De ouders hebben afgesproken dat [de minderjarige] bij de moeder verblijft:
- in de ene week van donderdag de gehele dag/ na school tot vrijdag 18:30 uur;
- in de andere week van donderdag de gehele dag/ na school tot maandagochtend.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking is, voor zover hier van belang, het ouderschapsplan van juni 2016 gewijzigd en – uitvoerbaar bij voorraad – als zorgregeling bepaald dat [de minderjarige] bij de moeder verblijft:
- in de ene week van donderdag 9.00 uur
ofna school tot vrijdag 18.30 uur,
- in de andere week van donderdag 9.00 uur
ofna school tot maandagochtend.
De verzoeken van de ouders ten aanzien van de vakanties en feestdagen heeft de rechtbank afgewezen. Ook het verzoek van de moeder te bepalen dat beide partijen via een portal toegang dienen te krijgen tot informatie met betrekking tot school, sport, kinderopvang etc. alsmede – zolang dit niet mogelijk blijkt en er maar één portal is – te bepalen dat partijen de inloggegevens met elkaar dienen te delen heeft de rechtbank afgewezen.
4.2
De moeder is het niet eens met de beslissingen in de bestreden beschikking over de reguliere zorgregeling, de regeling voor de vakanties en de toegang tot de informatie.
De moeder verzoekt het hof de bestreden beschikking op de door haar bestreden onderdelen te vernietigen en, opnieuw beschikkende, uitvoerbaar bij voorraad:
te bepalen dat het bijgevoegde ouderschapsplan onderdeel zal uitmaken van de te dezen te geven beschikking, met dien verstande:
dat de volgende verdeling van de zorgtaken zal gelden
primair
  • de ene week is [de minderjarige] op donderdagen van 9.00 uur of na school tot vrijdag 18.30 uur bij de moeder;
  • de andere week is [de minderjarige] van donderdag vanaf 9.00 uur of na school tot dinsdagochtend bij de moeder;
subsidiair
- [de minderjarige] verblijft – conform bijlage 1 bij het ouderschapsplan – de ene week bij de moeder en de week er op bij de vader, de wisseling is op vrijdagavond om 18.30 uur;
in alle gevallen
ter zake de vakanties geldt het bepaalde in het ouderschapsplan, met inachtneming van het volgende:
  • ter zake de zomervakantie geldt dat het ene jaar de vader mag kiezen of [de minderjarige] de eerste drie weken of de tweede drie weken bij hem is en het andere jaar de moeder. Degene die de eerste keuze heeft dient de keuze voor 31 maart van dat jaar aan de andere ouder door te geven. Als voorwaarde geldt dat beide ouders [de minderjarige] op zijn verjaardag kunnen zien, hetgeen betekent dat [de minderjarige] dan in Nederland is. De wisseldag zal zijn de zaterdag in het midden van de vakantie om 18.30 uur. Valt de wisseldag gelijk met de verjaardag van [de minderjarige] dan zal [de minderjarige] de volgende dag meegaan naar de andere ouder om 9.00 uur, waarbij de andere ouder de verloren tijd mag inhalen;
  • wat betreft het halen en brengen op vrijdag (waarop [de minderjarige] van zijn moeder naar zijn vader gaat) geldt dat de vader de ene keer [de minderjarige] komt halen en de moeder de andere keer [de minderjarige] zal brengen;
alsmede te bepalen dat beide partijen via een portal toegang krijgen tot informatie met betrekking tot school, sport, kinderopvang et cetera en – zolang dit niet mogelijk blijkt en er maar één portal is – te bepalen dat de ouders de inloggegevens met elkaar dienen te delen. De moeder verzoekt het hof de beslissingen in de bestreden beschikking dat er geen verlof wordt opgenomen voor [de minderjarige] zonder toestemming van beide ouders en dat partijen elkaar op de hoogte dienen te houden bij eventuele ziekmeldingen op school, te bevestigen.
4.3
De vader voert verweer tegen het verzoek van de moeder in het principaal hoger beroep en is op zijn beurt in incidenteel hoger beroep gekomen. De vader is het niet eens met de beslissing in de bestreden beschikking over de regeling voor de vakanties en feestdagen. De vader verzoekt het hof, uitvoerbaar bij voorraad:
in het principaal hoger beroep
de moeder niet-ontvankelijk te verklaren, althans het hoger beroep ongegrond te verklaren, althans haar verzoek af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen
in het incidenteel hoger beroep
het ouderschapsplan te wijzigen en:
  • als zorgregeling te bepalen dat [de minderjarige] bij zijn moeder zal zijn gedurende één weekend per veertien dagen van vrijdag na school tot en met maandagochtend naar school, althans een zorgregeling vast te stellen die het hof juist acht; en
  • ten aanzien van de vakanties en feestdagen te bepalen dat de verjaardag verdeling van [de minderjarige] in de zomervakantie op 7 augustus zoals in het ouderschapsplan geformuleerd, wordt geschrapt en de verjaardag van [de minderjarige] feitelijk zal meelopen met de zomervakantieverdeling, welke zomervakantieverdeling gehandhaafd zal blijven zoals in het ouderschapsplan is overeengekomen, met bepaling dat beide ouders [de minderjarige] gedurende de zomervakantie gedurende drie weken aaneengesloten bij zich zal hebben, waarbij de moeder in de oneven jaren uiterlijk op 31 maart van dat jaar haar keuze voor het eerste of het tweede deel kenbaar zal maken aan de vader en de vader ditzelfde zal doen in de even jaren, althans een regeling vast te stellen die het hof juist acht, alsmede te bepalen dat de start- en eindtijden van alle vakanties, zullen aanvangen op de laatste schooldag (meestal vrijdag) direct na school en eindigen op de eerste schooldag (meestal maandag) naar school, althans een regeling vast te stellen die het hof juist acht.
4.4
De moeder voert verweer in het incidenteel hoger beroep en verzoekt het hof, uitvoerbaar bij voorraad, de vader niet-ontvankelijk te verklaren, althans het hoger beroep ongegrond te verklaren, althans de verzoeken van de vader af te wijzen.

5.De motivering van de beslissing

juridisch kader
5.1
Ingevolge artikel 1:253a lid 4 van het Burgerlijk Wetboek (BW) in samenhang met artikel 1:377e BW kan de rechter op verzoek van de ouders of van een van hen een beslissing inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag alsmede een door de ouders onderling getroffen regeling daarover wijzigen op de grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. Deze gewijzigde regeling kan omvatten:
a. een toedeling aan ieder der ouders van de zorg- en opvoedingstaken, alsmede met overeenkomstige toepassing van artikel 377a, derde lid, een tijdelijk verbod aan een ouder om met het kind contact te hebben;
b. de beslissing bij welke ouder het kind zijn hoofdverblijfplaats heeft;
c. de wijze waarop informatie omtrent gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de persoon en het vermogen van het kind wordt verschaft aan de ouder bij wie het kind niet zijn hoofdverblijfplaats heeft dan wel de wijze waarop deze ouder wordt geraadpleegd;
d. de wijze waarop informatie door derden overeenkomstig artikel 1:377c, eerste en tweede lid, BW wordt verschaft.
5.2
De raad heeft in zijn advies aan het hof tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep benadrukt dat gekeken moet worden naar wat [de minderjarige] nodig heeft. De raad begrijpt dat de kinderrechter de regeling die de afgelopen jaren is uitgevoerd heeft vastgesteld, omdat de ouders er samen niet uit komen en die regeling goed loopt. De raad ziet echter wel mogelijkheden om deze regeling uit te breiden. [de minderjarige] is al acht jaar en ontwikkelt zich goed. Uit de stukken komt niet naar voren dat de moeder een uitbreiding van de zorg niet aankan. Omdat de ouders op een wachtlijst staan om samen een ouderschapstraject te doorlopen, adviseert de raad het hof de huidige regeling te bekrachtigen en dan kunnen de ouders de uitbreiding bespreken in het traject en nieuwe afspraken maken.
5.3
Het hof is van oordeel dat het in het belang van [de minderjarige] is dat het primaire verzoek van de moeder, inhoudende dat [de minderjarige] de ene week van donderdag 9.00 uur of na school tot vrijdag 18.30 uur en de andere week van donderdag 9.00 uur of na school tot dinsdagochtend (9.00 uur of naar school) bij de moeder zal verblijven, moet worden toegewezen. Net als de raad ziet het hof mogelijkheden voor uitbreiding van het contact met de moeder, maar het hof is, in afwijking van het advies van de raad, van oordeel dat met die uitbreiding niet moet worden gewacht. Uitgangspunt is dat [de minderjarige] met beide ouders een uitgebreide band moet kunnen opbouwen en onderhouden en daar past bij dat de huidige regeling enigszins wordt uitgebreid. Het primaire verzoek van de moeder betreft slechts een uitbreiding van haar huidige zorgtaak met één dag.
De vader heeft weliswaar aangevoerd dat [de minderjarige] steeds een paar dagen moet acclimatiseren, maar de ouders zijn het erover eens dat [de minderjarige] zich op alle gebieden goed ontwikkelt. Dit blijkt ook uit het schoolrapport van [de minderjarige] . Het hof ziet in de situatie die de vader beschrijft dan ook geen bezwaar tegen een uitbreiding van de zorgregeling met de moeder. De reactie van [de minderjarige] op de overgang van de ene ouder naar de andere ouder en de communicatie tussen de ouders kunnen de ouders binnenkort in het ouderschapstraject bespreken. Daar komt bij dat de ouders in de afgelopen jaren wel degelijk in staat zijn gebleken om afspraken met elkaar te maken over de opvoeding en verzorging van [de minderjarige] .
Bij de door de moeder gewenste uitbreiding verandert het aantal wisselmomenten niet, dus in die zin is de uitbreiding voor [de minderjarige] niet belastend.
5.4
Het hof zal het verzoek van de ouders over de verdeling van de vakanties en feestdagen en het verzoek van de moeder over gebruik van de ouderportalen afwijzen, omdat de ouders bij die beslissingen thans geen belang hebben. Ouders zullen immers binnenkort over deze punten afspraken kunnen maken in het ouderschapstraject.
5.5
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, slaagt het hoger beroep van de moeder ten aanzien van de reguliere zorgregeling. Ten aanzien van de overige verzoeken slagen het principaal en incidenteel hoger beroep van de ouders niet. Het hof zal de bestreden beschikking daarom uitsluitend ten aanzien van de zorgregeling vernietigen en het primaire verzoek van de moeder toewijzen.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in het principaal en het incidenteel hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 8 april 2022 ten aanzien van de daarin vastgestelde zorgregeling, en in zoverre opnieuw beschikkende:
wijzigt het ouderschapsplan van juni 2016 en de door de ouders in onderling overleg overeengekomen zorgregeling en bepaalt dat [de minderjarige] bij de moeder verblijft:
  • in de ene week van donderdag 9.00 uur of na school tot vrijdag 18.30 uur;
  • in de andere week van donderdag 9.00 uur of na school tot dinsdag 9.00 uur of naar school;
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 8 april 2022 voor het overige;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.H.F. van Vugt, R. Feunekes en A.T. Bol, bijgestaan door de griffier, en is op 7 februari 2023 door mr. M.H.F. van Vugt uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.