Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in het principaal hoger beroep,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- de moeder bijgestaan door haar advocaat;
- de vader bijgestaan door haar advocaat;
- een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad).
4.De omvang van het geschil
ofna school tot vrijdag 18.30 uur,
ofna school tot maandagochtend.
- de ene week is [de minderjarige] op donderdagen van 9.00 uur of na school tot vrijdag 18.30 uur bij de moeder;
- de andere week is [de minderjarige] van donderdag vanaf 9.00 uur of na school tot dinsdagochtend bij de moeder;
- ter zake de zomervakantie geldt dat het ene jaar de vader mag kiezen of [de minderjarige] de eerste drie weken of de tweede drie weken bij hem is en het andere jaar de moeder. Degene die de eerste keuze heeft dient de keuze voor 31 maart van dat jaar aan de andere ouder door te geven. Als voorwaarde geldt dat beide ouders [de minderjarige] op zijn verjaardag kunnen zien, hetgeen betekent dat [de minderjarige] dan in Nederland is. De wisseldag zal zijn de zaterdag in het midden van de vakantie om 18.30 uur. Valt de wisseldag gelijk met de verjaardag van [de minderjarige] dan zal [de minderjarige] de volgende dag meegaan naar de andere ouder om 9.00 uur, waarbij de andere ouder de verloren tijd mag inhalen;
- wat betreft het halen en brengen op vrijdag (waarop [de minderjarige] van zijn moeder naar zijn vader gaat) geldt dat de vader de ene keer [de minderjarige] komt halen en de moeder de andere keer [de minderjarige] zal brengen;
- als zorgregeling te bepalen dat [de minderjarige] bij zijn moeder zal zijn gedurende één weekend per veertien dagen van vrijdag na school tot en met maandagochtend naar school, althans een zorgregeling vast te stellen die het hof juist acht; en
- ten aanzien van de vakanties en feestdagen te bepalen dat de verjaardag verdeling van [de minderjarige] in de zomervakantie op 7 augustus zoals in het ouderschapsplan geformuleerd, wordt geschrapt en de verjaardag van [de minderjarige] feitelijk zal meelopen met de zomervakantieverdeling, welke zomervakantieverdeling gehandhaafd zal blijven zoals in het ouderschapsplan is overeengekomen, met bepaling dat beide ouders [de minderjarige] gedurende de zomervakantie gedurende drie weken aaneengesloten bij zich zal hebben, waarbij de moeder in de oneven jaren uiterlijk op 31 maart van dat jaar haar keuze voor het eerste of het tweede deel kenbaar zal maken aan de vader en de vader ditzelfde zal doen in de even jaren, althans een regeling vast te stellen die het hof juist acht, alsmede te bepalen dat de start- en eindtijden van alle vakanties, zullen aanvangen op de laatste schooldag (meestal vrijdag) direct na school en eindigen op de eerste schooldag (meestal maandag) naar school, althans een regeling vast te stellen die het hof juist acht.
5.De motivering van de beslissing
a. een toedeling aan ieder der ouders van de zorg- en opvoedingstaken, alsmede met overeenkomstige toepassing van artikel 377a, derde lid, een tijdelijk verbod aan een ouder om met het kind contact te hebben;
b. de beslissing bij welke ouder het kind zijn hoofdverblijfplaats heeft;
c. de wijze waarop informatie omtrent gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de persoon en het vermogen van het kind wordt verschaft aan de ouder bij wie het kind niet zijn hoofdverblijfplaats heeft dan wel de wijze waarop deze ouder wordt geraadpleegd;
d. de wijze waarop informatie door derden overeenkomstig artikel 1:377c, eerste en tweede lid, BW wordt verschaft.
6.De beslissing
- in de ene week van donderdag 9.00 uur of na school tot vrijdag 18.30 uur;
- in de andere week van donderdag 9.00 uur of na school tot dinsdag 9.00 uur of naar school;