Uitspraak
[appellante],
1.[geïntimeerde1] ,
[geïntimeerden],
1.Het verloop van de procedure in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep van 19 december 2022;
- het herstelexploot van 13 januari 2023;
- de memorie van antwoord tevens memorie van grieven in incidenteel hoger beroep;
- de memorie van antwoord in het incidenteel hoger beroep;
- het tussenarrest van dit hof van 16 mei 2023;
- het journaalbericht namens [geïntimeerden] van 4 augustus 2023 met bijlage(n);
- het journaalbericht namens [appellante] van 14 augustus 2023 met bijlage(n).
2.De feiten
€ 960.306,-. [naam2] concludeert aan de hand daarvan dat er over de periode 2009 t/m 2018 een intering op het vermogen heeft plaatsgevonden van in totaal € 287.694,-, zijnde gemiddeld € 31.966,- per jaar.
3.De procedure en de beslissing in eerste aanleg
€ 331.017,-, althans een in goede justitie te bepalen bedrag:
4.De vorderingen in hoger beroep
van [geïntimeerden]kunnen worden voldaan, in plaats van de vorderingen van [appellante] ;
5.De motivering van de beslissing
29 november 2021 heeft verklaard. Tijdens die zitting heeft de notaris immers verklaard dat een professional de beoordeling zou moeten doen, teneinde discussie over de mogelijkheden van [appellante] te voorkomen. Daarbij heeft hij benoemd dat het gaat om ‘een onafhankelijke beroepsbeoefenaar’ en ‘iemand die weet hoe het zit, die deskundig is’. Hieruit valt, in het licht van de context van de verklaring van de notaris, niet af te leiden dat de notaris hiermee een andere uitleg van het testament heeft bedoeld dan het hof hiervoor heeft overwogen. Een en ander vindt overigens bevestiging in de brief van de notaris van 15 december 2021, waarin hij nogmaals verwoordt dat met ‘onafhankelijk’ is bedoeld dat niet [appellante] zelf de beoordeling zou doen, maar dat een derde de situatie zou beoordelen. Gelet op het voorgaande is niet gebleken dat het testament vereist dat de jurist, accountant of fiscalist die het schriftelijke advies zou uitbrengen onafhankelijk moet zijn, in die zin dat er geen connectie tussen hem en [appellante] zou mogen bestaan. Dat [naam2] in het verleden eerder werkzaamheden voor [appellante] heeft verricht, staat er dus niet aan in de weg dat door middel van een schriftelijk advies van [naam2] een beroep op de tenzij-clausule uit het testament wordt gedaan.
6.De beslissing
19 december 2023.