Uitspraak
1.[appellant] ,
[appellanten]en ieder afzonderlijk
[appellant]en
[appellante],
de curator,
1.Het verloop van de procedure in hoger beroep
2.De kern van de zaak
3.Het oordeel van het hof
dieprocedure waren betrokken (Diacare en [naam2] ). In
dezeprocedure, die wordt gevoerd tussen de curator van Diacare en [appellanten] , heeft het vonnis dat ‘gezag van gewijsde’ niet. [appellanten] kunnen daarom niet volstaan met verwijzing naar dit vonnis als de bij verstek toegewezen vordering van [naam2] door de curator wordt bestreden omdat (i) deze vordering niet uit de administratie van Diacare blijkt en/of (ii) de veroordeling onverenigbaar lijkt te zijn met andere processtukken waar [appellanten] zich op beroepen. Beide complicaties doen zich hier voor. Van [appellanten] mag daarom worden verwacht dat zij hier in hun verweer op ingaan. In die verplichting schieten zij tekort: