ECLI:NL:GHARL:2023:10612

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
14 december 2023
Publicatiedatum
14 december 2023
Zaaknummer
200.329.664/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de beschikking inzake gezamenlijk gezag over minderjarige en afwijzing verzoek om vervangende toestemming voor paspoort

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 14 december 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake het gezamenlijk gezag over een minderjarige. De vader had verzocht om beëindiging van het gezamenlijk gezag en om als enige met het gezag over de minderjarige te worden belast. De rechtbank Gelderland had eerder op 17 april 2023 het gezamenlijk gezag beëindigd en het gezag aan de vader toegewezen. De moeder is tegen deze beschikking in hoger beroep gegaan.

Het hof heeft vastgesteld dat de communicatie tussen de ouders ernstig verstoord is, maar oordeelt dat het nog te vroeg is om te concluderen dat het belang van de minderjarige vereist dat het gezag aan één van de ouders wordt toebedeeld. Het hof wijst erop dat er nog mogelijkheden zijn voor verbetering van de communicatie tussen de ouders en dat er een hulpverleningstraject in gang gezet moet worden. Daarom vernietigt het hof de beschikking van de rechtbank en wijst het verzoek van de vader tot beëindiging van het gezamenlijk gezag af.

Daarnaast heeft de vader ook verzocht om vervangende toestemming voor de aanvraag van een paspoort voor de minderjarige. Het hof oordeelt dat de vader geen belang meer heeft bij dit verzoek, aangezien hij al met de minderjarige op vakantie is geweest. Het hof wijst ook dit verzoek af. De proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.329.664
(zaaknummer rechtbank Gelderland 414697)
beschikking van 14 december 2023
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats1] (volgens GBA-v),
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. E.W.A. Nabbe te Arnhem,
en
[verweerder],
wonende op een bij het hof bekend adres,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. J.A.P.M. van Dal te Arnhem,
en
de gecertificeerde instelling
Stichting Jeugdbescherming Gelderland,
gevestigd te Arnhem,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de GI.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem (verder: de rechtbank), van 17 april 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer. Die beschikking wordt verder ook wel ‘de bestreden beschikking’ genoemd.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het beroepschrift met producties, ingekomen op 14 juli 2023;
  • het verweerschrift van de vader met producties;
  • het verweerschrift van de GI met producties;
  • een journaalbericht van mr. Nabbe van 20 november 2023 met een productie, en
  • twee journaalberichten van mr. Nabbe van 21 november 2023 met producties.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 24 november 2023 plaatsgevonden. Aanwezig waren:
  • de moeder met haar advocaat;
  • de vader met zijn advocaat;
  • een vertegenwoordiger van de GI, en
  • een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad).

3.De feiten

3.1
De moeder en de vader zijn de ouders van [de minderjarige] , geboren [in] 2021 in [woonplaats1] .
3.2
Sinds 23 september 2021 waren de ouders gezamenlijk belast met het gezag over [de minderjarige] .
3.3
Op 7 september 2021 is [de minderjarige] voorlopig onder toezicht gesteld van de GI tot 6 december 2021. Op 3 december 2021 is [de minderjarige] onder toezicht gesteld van de GI tot 3 december 2022. De ondertoezichtstelling is daarna steeds verlengd en loopt nu tot 3 december 2024.
3.4
[de minderjarige] woont bij de vader.
3.5
Op 1 juni 2023 heeft de kinderrechter in de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, als omgangsregeling vastgesteld tussen de moeder en [de minderjarige] :
  • minimaal drie uur per week, onder professionele begeleiding en de praktische gang van zaken vast te stellen door en onder regie van de GI;
  • de GI krijgt de regie over de eventuele verdere uitbreiding van de frequentie en duur van de contacten, alsmede over de vraag of het noodzakelijk is om de omgang slechts begeleid te laten plaatsvinden.

4.De omvang van het geschil

4.1
De vader heeft de rechtbank op 31 januari 2023 verzocht, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
  • primair: te bepalen dat het gezamenlijk gezag over [de minderjarige] wordt beëindigd en dat de vader voortaan als enige wordt belast met het gezag over hem;
  • subsidiair: te bepalen dat vervangende toestemming wordt gegeven voor de afgifte van een verklaring van toestemming voor de afgifte van een reisdocument;
  • meer subsidiair: de moeder te veroordelen in de kosten van de procedure, begroot op € 515,- eigen bijdrage en € 86,- griffierecht.
4.2
De moeder heeft verweer gevoerd. Zij heeft de rechtbank gevraagd:
  • primairde vader niet-ontvankelijk te verklaren in zijn primaire en meer subsidiaire verzoek dan wel deze verzoeken af te wijzen;
  • subsidiairde beslissing op de verzoeken van de vader aan te houden voor een periode van zes maanden om de raad te gelasten een onderzoek in te stellen.
De moeder heeft zich ten aanzien van het subsidiaire verzoek van de vader gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking heeft de rechtbank het gezamenlijk gezag van de ouders over [de minderjarige] beëindigd en bepaald dat het gezag over [de minderjarige] voortaan wordt uitgeoefend door de vader. De rechtbank heeft het meer of anders verzochte afgewezen.
4.4
De moeder is met drie grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Zij verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, de verzoeken van de vader alsnog af te wijzen.
4.5
De vader voert verweer en vraagt het hof de bestreden beschikking te bekrachtigen, kosten rechtens.
4.6
De GI refereert zich aan het oordeel van het hof.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Het hof zal een andere beslissing nemen dan de rechtbank. Het hof legt hierna uit waarom.
Gezag
5.2
Op het verzoek van de vader om het gezamenlijk gezag over [de minderjarige] te beëindigen en hem voortaan alleen met het gezag te belasten, is artikel 1:253n van het Burgerlijk Wetboek van toepassing. In dat artikel staat dat de rechter op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of van een van hen het gezamenlijk gezag kan beëindigen als nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing op grond waarvan het gezamenlijk gezag is ontstaan van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. De rechter kan dan bepalen dat het gezag over een kind aan één van hen toekomt indien:
er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of
wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
5.3
Het hof stelt vast dat de omstandigheden zijn gewijzigd nadat de ouders in 2021 gezamenlijk zijn belast met het gezag over [de minderjarige] , aangezien de communicatie tussen de ouders daarna ernstig verstoord is geraakt. Daarom is een herbeoordeling van het gezamenlijk gezag mogelijk.
5.4
Uitgangspunt van de wetgever is dat gezamenlijk gezag van de ouders in het belang van het kind is. Slechts in uitzonderingsgevallen kan worden aangenomen dat het belang van het kind vereist dat één van de ouders met het gezag wordt belast. De vader is van mening dat sprake is van een dergelijke uitzonderingssituatie. De moeder bestrijdt dat. De raad adviseert het hof de beslissing van de rechtbank over het gezag in stand te laten.
5.5
Naar het oordeel van het hof is het op dit moment nog te vroeg om te concluderen dat het belang van [de minderjarige] vereist dat alleen de vader het gezag heeft.
Het ontbreken van een goede communicatie tussen de ouders brengt niet zonder meer mee dat in het belang van het kind het gezag aan één van de ouders moet worden toegekend. Het hof is van oordeel dat onvoldoende is gebleken dat er geen mogelijkheden meer zijn om de communicatie tussen de ouders binnen afzienbare tijd te verbeteren. Sinds juli 2023 zijn geen vaste jeugdbeschermers meer betrokken bij de ouders. De ouders staan op dit moment nog op een wachtlijst van de GI, maar volgens de GI ‘is er zicht op een vaste jeugdbeschermer’. Het hof is van oordeel dat eerst moet worden bezien of het de ouders onder regie van een vaste jeugdbeschermer wel lukt om beter met elkaar te communiceren en invulling te geven aan het gezamenlijk gezag.
Daarnaast neemt het hof in aanmerking dat de GI op de zitting bij de rechtbank van mening was dat het verzoek van de vader prematuur was, omdat de ouders zouden deelnemen aan een hulpverleningstraject (NIKA). Het doel van dit traject was zicht te krijgen op de gehechtheid van [de minderjarige] in interactie met zijn opvoeders (de moeder enerzijds en de vader en zijn partner anderzijds) en te beoordelen welke hulpverlening gericht op de interactie eventueel noodzakelijk is. De GI vond dat de uitkomsten van dit traject moesten worden afgewacht, maar de rechtbank heeft anders beslist. Uiteindelijk is het traject niet van de grond gekomen, omdat de betrokken hulpverlener is uitgevallen. De ouders staan nu op een wachtlijst van een andere aanbieder van dit traject. Ook om die reden is een beëindiging van het gezamenlijk gezag naar het oordeel van het hof voorbarig.
5.6
Gelet op het vorenstaande zal het hof de beslissing van de rechtbank over het gezag vernietigen en het primaire verzoek van de vader alsnog afwijzen.
Afgifte paspoort
5.7
Omdat het hof het primaire verzoek van de vader alsnog afwijst, moet het hof vervolgens oordelen over het subsidiaire verzoek van de vader om aan hem vervangende toestemming te geven voor de aanvraag van een paspoort voor [de minderjarige] . Naar het oordeel van het hof heeft de vader geen belang meer bij dit verzoek. Op de zitting bij het hof is gebleken dat de vader met [de minderjarige] op vakantie is geweest naar Dubai. Omdat een dergelijke reis een paspoort vereist, gaat het hof ervan uit dat de vader inmiddels een paspoort voor [de minderjarige] heeft verkregen. Het hof zal het subsidiaire verzoek van de vader daarom alsnog afwijzen.
Proceskostenvergoeding
5.8
Het hof ziet geen aanleiding om de moeder te veroordelen in de proceskosten, zoals de vader meer subsidiair heeft verzocht. Daarvoor zou aanleiding kunnen zijn als de moeder in het ongelijk was gesteld, maar het is juist de vader wiens verzoeken (in eerste aanleg) thans alsnog worden afgewezen. Het ligt dan ook veeleer in de rede om hem in de kosten te veroordelen, maar omdat het gaat om een familierechtelijk geschil zal het hof de proceskosten compenseren, in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt.

6.De beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 17 april 2023 en, opnieuw beschikkende:
wijst de verzoeken van de vader alsnog af;
compenseert de kosten van het geding in beide instanties.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.B. de Groot, M.H.F. van Vugt en S. Kuijpers, bijgestaan door mr. K.A.M. Oude Vrielink als griffier, en is op 14 december 2023 door mr. M.H.F. van Vugt uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.