Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.[geïntimeerde1] (hierna: [geïntimeerde1] )
2. [geïntimeerde2] (hierna: [geïntimeerde2] )
[geïntimeerde3] (hierna: [geïntimeerde3] )
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 7 februari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vraag of een woning in Polen valt onder een wettelijke gemeenschap van goederen naar Nederlands recht. De appellante, die in Polen woont, had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland, die had geoordeeld dat het Nederlandse recht van toepassing was op het huwelijksvermogensregime van de appellante en de erflater. De erflater, die de Nederlandse nationaliteit had, was op 14 augustus 1998 in Polen gehuwd met de appellante, die de Poolse nationaliteit had. Hun huwelijk werd op 25 oktober 2017 ontbonden door echtscheiding.
De appellante had in 1997 een perceel grond in Polen verworven en daarop een woning gebouwd. In 2018 verkocht zij de woning aan een derde. De erfgenamen van de erflater, de geïntimeerden, vorderden bij de rechtbank dat de appellante hen alle stukken over de verkoop en levering van de woning zou overhandigen, evenals de helft van de verkoopopbrengst. De rechtbank had de vorderingen van de geïntimeerden toegewezen, maar de appellante was het daar niet mee eens en ging in hoger beroep.
Het hof oordeelde dat het Poolse recht van toepassing was op het huwelijksvermogensregime van de partijen, omdat zij hun eerste gewone verblijfplaats na het huwelijk in Polen hadden. Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank en wees de vorderingen van de geïntimeerden af. Het hof concludeerde dat de woning en de grond eigendom waren van de appellante en dat de geïntimeerden geen recht hadden op de gevorderde stukken of de verkoopopbrengst. Tevens werd bepaald dat elke partij de eigen proceskosten moest dragen, gezien de aard van de zaak.