ECLI:NL:GHARL:2023:10470

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
8 december 2023
Publicatiedatum
11 december 2023
Zaaknummer
21-000560-23
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal en afpersing met bedreiging en wederrechtelijke vrijheidsberoving

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 8 december 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte, geboren in 1976, is beschuldigd van diefstal, afpersing en wederrechtelijke vrijheidsberoving, gepleegd op 11 oktober 2022. De verdachte heeft een bekentenis afgelegd en is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden en een proeftijd van 5 jaren. De rechtbank had eerder een gevangenisstraf van 42 maanden opgelegd, maar het hof heeft dit vonnis vernietigd en een andere straf opgelegd, rekening houdend met de omstandigheden van de verdachte en het advies van de reclassering. De reclassering heeft geadviseerd tot een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf, gezien de verslavingsproblematiek van de verdachte en de noodzaak voor behandeling. Het hof heeft de vordering van de benadeelde partij toegewezen tot een bedrag van € 3.686,24, bestaande uit materiële en immateriële schade. De verdachte is ook veroordeeld tot de tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van 109 dagen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-000560-23
Uitspraak d.d.: 8 december 2023
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 27 januari 2023 met parketnummer 16-260249-22 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging, parketnummer 16-258101-20, in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1976,
verblijvende in P.I. [locatie] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 24 november 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal strekkende tot veroordeling van verdachte voor de onder 1, 2, 3 en 5 tenlastegelegde feiten tot een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met het opleggen van bijzondere voorwaarden - zoals geadviseerd door de reclassering - en een proeftijd van 5 jaren. De advocaat-generaal heeft daarnaast de volledige toewijzing van de vordering van de benadeelde partij en de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 109 dagen gevorderd. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. M. Landsman, naar voren is gebracht.

Omvang van het hoger beroep

Verdachte is door de rechtbank Midden-Nederland vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 4 ten laste is gelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak.
Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank Midden-Nederland heeft bij vonnis van 27 januari 2023, waartegen het hoger beroep is gericht:
  • verdachte vrijgesproken van het onder 4 tenlastegelegde;
  • verdachte veroordeeld voor de onder 1, 2, 3 en 5 tenlastegelegde feiten;
  • een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden opgelegd, met aftrek van de tijd die verdachte heeft doorgebracht in voorlopige hechtenis;
  • de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen tot een bedrag van € 3.686,24, vermeerderd met wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;
  • de tenuitvoerlegging van de in de zaak met parketnummer 16-258101-20 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 109 dagen gelast.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep - voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen - vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en voor zover aan de orde in hoger beroep - tenlastegelegd dat:
1.
hij, op of omstreeks 11 oktober 2022 te [plaats 1] , althans in Nederland, omstreeks 23:15 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in/uit een woning (gelegen aan [adres 1] ), met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een telefoon en/of twee bankpassen en/of een horloge en/of een ring en/of een laptop, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming en/of welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde] gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat verdachte
- zich naar voornoemde woning heeft begeven en/of
- ( vervolgens) de serredeur van voornoemde woning heeft open gemaakt en/of
- ( vervolgens) door voornoemde deur naar binnen is gegaan en/of de woning heeft betreden en/of
- een beitel, althans een gereedschap, dreigend aan die [benadeelde] heeft getoond en/of
- daarbij heeft gezegd dat hij, verdachte, geld nodig heeft, althans woorden van gelijke aard en/of strekking
- samen met die [benadeelde] de woning heeft doorzocht, terwijl verdachte voornoemde beitel bij zich had;
2.
hij, op of omstreeks 11 oktober 2022 te [plaats 1] , althans in Nederland, omstreeks 23:15 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in/uit een woning (gelegen aan [adres 1] ), met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [benadeelde] heeft gedwongen tot afgifte van een telefoon en/of twee bankpassen en/of een horloge en/of een ring en/of een laptop, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) door
- zich naar voornoemde woning te begeven en/of
- ( vervolgens) de serredeur van voornoemde woning open te maken en/of
- ( vervolgens) door voornoemde deur naar binnen te gaan en/of de woning te betreden en/of
- een beitel, althans een gereedschap, dreigend aan die [benadeelde] te tonen en/of
- daarbij te zeggen dat hij, verdachte, geld nodig heeft, althans woorden van gelijke aard en/of strekking
- samen met die [benadeelde] de woning te doorzoeken, terwijl verdachte voornoemde beitel bij zich had;
3.
hij op of omstreeks 11 oktober 2022 te [plaats 2] en/of [plaats 3] en/of [plaats 4] en/of [plaats 1] , althans in Nederland, opzettelijk [benadeelde] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, door
- de woning van [benadeelde] te betreden en/of
- een beitel, althans een gereedschap, dreigend aan die [benadeelde] te tonen en/of
- tegen voornoemde [benadeelde] te zeggen “Wij gaan samen met een tankstation met jouw auto. Dan kunnen wij tanken en kan je gelijk extra geld voor mij pinnen”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- voornoemde [benadeelde] te dwingen om als bestuurder in zijn auto te stappen en/of
- voornoemde [benadeelde] te dwingen om naar een of meer tankstations te rijden en/of
- voornoemde beitel dreigend getoond te houden en/of zijn, verdachtes, hand dreigend in zijn zak te houden en/of
- voornoemde [benadeelde] te dwingen om bij voornoemde tankstations te tanken en/of geld te pinnen en/of pakjes sigaretten te kopen en/of
- voornoemde [benadeelde] te dwingen om naar [plaats 1] te rijden;
5.
hij omstreeks 11 oktober 2022 te [plaats 3] en [plaats 4] met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [benadeelde] heeft gedwongen tot afgifte van een geldbedrag en pakjes sigaretten die aan [benadeelde] toebehoorden door
- [benadeelde] te dwingen om samen met verdachte naar tankstations te rijden en
- een beitel dreigend aan die [benadeelde] te tonen en/of zijn hand dreigend in zijn zak te houden en
- [benadeelde] te dwingen om geldbedragen te pinnen en pakjes sigaretten te kopen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel - ook in onderdelen - slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3 en 5 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij omstreeks 11 oktober 2022 te [plaats 1] , omstreeks 23:15 uur, in de voor de nachtrust bestemde tijd in/uit een woning (gelegen aan [adres 1] ), met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een telefoon, twee bankpassen en enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde] , welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen die [benadeelde] gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte
- zich naar voornoemde woning heeft begeven en
- vervolgens de serredeur van voornoemde woning heeft opengemaakt en
- vervolgens door voornoemde deur naar binnen is gegaan en de woning heeft betreden en
- een beitel dreigend aan die [benadeelde] heeft getoond en
- daarbij heeft gezegd dat hij, verdachte, geld nodig heeft en
- de woning heeft doorzocht, terwijl verdachte voornoemde beitel bij zich had;
2.
hij omstreeks 11 oktober 2022 te [plaats 1] , omstreeks 23:15 uur, de voor de nachtrust bestemde tijd in/uit een woning (gelegen aan [adres 1] ), met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [benadeelde] heeft gedwongen tot afgifte van een horloge en een ring die aan [benadeelde] toebehoorden door
- zich naar voornoemde woning te begeven en
- vervolgens de serredeur van voornoemde woning open te maken en
- vervolgens door voornoemde deur naar binnen te gaan en de woning te betreden en
- een beitel dreigend aan die [benadeelde] te tonen en
- daarbij te zeggen dat hij, verdachte, geld nodig heeft en
- de woning te doorzoeken, terwijl verdachte voornoemde beitel bij zich had;
3.
hij omstreeks 11 oktober 2022 te [plaats 3] , [plaats 4] en [plaats 1] , opzettelijk [benadeelde] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, door
- de woning van [benadeelde] te betreden en
- een beitel dreigend aan die [benadeelde] te tonen en
- tegen [benadeelde] te zeggen "Wij gaan samen met een tankstation met jouw auto. Dan kunnen wij tanken en kan je gelijk extra geld voor mij pinnen" en
- [benadeelde] te dwingen om als bestuurder in zijn auto te stappen en
- [benadeelde] te dwingen om naar tankstations te rijden en
- voornoemde beitel dreigend getoond te houden en/of zijn hand dreigend in zijn zak te houden en
- [benadeelde] te dwingen om bij voornoemde tankstations geld te pinnen en pakjes sigaretten te kopen en
- [benadeelde] te dwingen om naar [plaats 1] te rijden;
5.
hij omstreeks 11 oktober 2022 te [plaats 3] en [plaats 4] met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [benadeelde] heeft gedwongen tot afgifte van een geldbedrag en pakjes sigaretten die aan [benadeelde] toebehoorden door
- [benadeelde] te dwingen om samen met verdachte naar tankstations te rijden en
- een beitel dreigend aan die [benadeelde] te tonen en/of zijn hand dreigend in zijn zak te houden en
- [benadeelde] te dwingen om geldbedragen te pinnen en pakjes sigaretten te kopen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 en 2 bewezenverklaarde levert op een eendaadse samenloop van:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning.
en
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning.
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden.
Het onder 5 bewezenverklaarde levert op:
afpersing.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een eendaadse samenloop van diefstal voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld en afpersing, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in de woning van het slachtoffer. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan wederrechtelijke vrijheidsberoving en afpersing. Door aldus te handelen heeft verdachte er blijk van gegeven geen respect te hebben voor de persoonlijke eigendommen van een ander. Verdachte heeft met zijn handelen tevens overlast en financiële schade voor het slachtoffer veroorzaakt en het slachtoffer gevoelens van angst, onzekerheid en onveiligheid bezorgd, te meer nu dit in de eigen woning en de auto van het slachtoffer heeft plaatsgevonden. Verdachte heeft zich op dat moment laten leiden door financieel gewin, zonder er bij stil te staan dat slachtoffers van dergelijke delicten daar nog langere tijd de psychische gevolgen van kunnen ondervinden. Dergelijke feiten brengen bovendien in de maatschappij levende gevoelens van angst en onveiligheid teweeg.
Anders dan bij de rechtbank heeft verdachte ter terechtzitting in hoger beroep een volledig bekennende verklaring afgelegd. Daarnaast heeft verdachte verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen, spijt betuigd en zijn excuses in de richting van de nabestaande(n) aangeboden.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft het hof gelet op een uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte van 16 oktober 2023, waaruit blijkt dat verdachte in het verleden eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake van vermogensdelicten.
De reclassering heeft meerdere keren over verdachte gerapporteerd. Het hof heeft bij de strafoplegging in het bijzonder acht geslagen op het meest recente reclasseringsrapport van 16 november 2023. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft [naam reclasseringswerker] - reclasseringswerker - de inhoud van het rapport en het daaruit voortkomende advies nader toegelicht. In deze rapportage wijkt de reclassering af van de inhoud van eerder uitgebrachte rapportages en heeft zij tevens een nieuw advies uitgebracht. Uit dit rapport volgt onder meer dat verdachte een lange periode van drugsgebruik kent en heeft aangegeven spijt te hebben van zijn daad en daar veel schaamte over te voelen. De reclassering schat de kans op recidive in als hoog, zolang verdachte geen langdurige opname positief heeft afgerond en stelt dat zijn middelengebruik direct samenhangt met zijn delictgedrag. Uit de rapportage volgt ook dat verdachte inmiddels gemotiveerd is voor alle geïndiceerde hulpverlening en dat hij, anders dan tijdens het opstellen van voorgaande rapportage(s), met de reclassering in gesprek is gegaan en een gemotiveerde houding laat zien.
De reclassering adviseert gelet op het voorgaande daarom een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf met de in het advies geformuleerde bijzondere voorwaarden en met een - langdurige - proeftijd van vijf jaren. Volgens de reclassering dient verdachte direct na zijn detentie door te stromen naar een langdurige klinische behandeling en daarna door te stromen naar een ambulante behandeling in combinatie met begeleid of beschermd wonen.
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep ten aanzien van de strafoplegging verzocht om dit meest recente advies van de reclassering te volgen en aan verdachte een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf, met een proeftijd van vijf jaren op te leggen. Verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep bevestigd akkoord te zullen gaan met de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden en de duur van de proeftijd.
In het licht van het hiervoor beschreven en - na eerste aanleg - gewijzigde reclasseringsadvies zal het hof tot een andere straf komen dan in eerste aanleg aan verdachte is opgelegd. Het hof heeft daarbij mede in aanmerking genomen dat verdachte nu zijn verantwoordelijkheid neemt en gemotiveerd is voor behandeling en gedragsverandering, in het bijzonder gericht op zijn verslavingsproblematiek.
Het hof zal gelet daarop aan verdachte naast een onvoorwaardelijk deel, een voorwaardelijk strafdeel opleggen en daar nader te noemen bijzondere voorwaarden aan verbinden. Het hof volgt daarin het advies van de reclassering. Op basis van de rapportage, de persoon van verdachte en het verhandelde ter terechtzitting is vast komen te staan dat verdachte een intensieve en langdurige behandeling nodig heeft voor zijn (verslavings)problematiek. Verdachte heeft bovendien verklaard er inmiddels voor open te staan om (zijn woning in) [plaats 1] te verlaten. Terugkeer van verdachte naar zijn huis in [plaats 1] zal volgens de reclassering de kans op recidive namelijk aanzienlijk vergroten.
Het hof heeft bij het bepalen van de proeftijd in aanmerking genomen dat ingevolge artikel 14b, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht een proeftijd in beginsel hoogstens op drie jaren wordt gesteld. Gelet op de inhoud van het reclasseringsrapport en hetgeen over de persoon van verdachte bekend is geworden, is het hof van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Verdachte liep ten tijde van het bewezenverklaarde handelen bovendien nog in een proeftijd. Voorts is een langere proeftijd voor de reclassering, zoals tevens is benadrukt door reclasseringswerker [naam reclasseringswerker] ter zitting van het hof, van groot belang voor het daadwerkelijk kunnen vormgeven en uitvoeren van een persoonsgericht en langdurig behandeltraject voor verdachte en het werken aan zijn hardnekkige verslaving. De reclassering heeft in haar advies beschreven dat verdachte in een langere proeftijd langer begeleiding zou kunnen krijgen, waardoor de kans op recidive in de toekomst mogelijk kleiner zal zijn.
Het hof zal daarnaast de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden bevelen. Gelet op de omstandigheid dat het bewezenverklaarde is gericht tegen of gevaar heeft veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen overweegt het hof dat er ingevolge artikel 14e van het Wetboek van Strafrecht - net zoals bij het vaststellen van de duur van de proeftijd is overwogen - ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met oplegging van de door reclassering geadviseerde en dadelijk uitvoerbare bijzondere voorwaarden en een proeftijd van 5 jaren passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 4.518,44. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 3.686,24. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Het hof heeft kennisgenomen van hetgeen door [medewerker slachtofferhulp] van Slachtofferhulp Nederland, namens de nabestaande van de benadeelde partij, naar voren is gebracht. [medewerker slachtofferhulp] heeft onder meer naar voren gebracht dat de benadeelde partij tevreden was met het vonnis en de beslissing op zijn vordering in eerste aanleg.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1, 2, 3 en 5 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
De verdediging heeft deze vordering ter terechtzitting in hoger beroep evenmin betwist en de raadsman heeft aanvullend naar voren gebracht zich ten aanzien van de beslissing op de vordering van de benadeelde partij aan te sluiten bij het vonnis.
Het hof volgt in de beoordeling van de vordering van de benadeelde partij de rechtbank en wijst de materiële kostenposten conform de rechtbank toe. De materiële schade die het hof gelet daarop zal toewijzen betreft € 1.686,24. Het hof zal daarnaast, evenals de rechtbank, de vordering tot immateriële schade in zijn geheel toewijzen voor een bedrag van € 2.000,00.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is onvoldoende gebleken dat de benadeelde partij ten aanzien van de reiskosten naar het politiebureau en het kantoor van Slachtofferhulp Nederland rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is in zoverre niet tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering - conform de beslissing van de rechtbank - voor een bedrag van € 33,60 (drieëndertig euro en zestig cent) aan materiële schade zal worden afgewezen.
Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de rechtbank te Midden-Nederland van 7 mei 2021 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 109 dagen, parketnummer 16-258101-20. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde. De raadsman heeft ten aanzien van deze vordering tenuitvoerlegging geen standpunt ingenomen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom zal de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 109 dagen, worden bevolen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 55, 57, 282, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 4 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 5 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2, 3 en 5 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
36 (zesendertig) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
12 (twaalf) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
5 (vijf) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 5 (vijf) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Het hof stelt als bijzondere voorwaarden:
- dat verdachte zich meldt binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd bij [reclassering] te [plaats 2] op het adres [adres 2] en zich daarna blijft melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- dat verdachte zich op basis van de door het NIFP-IFZ afgegeven indicatiestelling laat opnemen in (forensische) psychiatrische verslavingszorg, zoals bijvoorbeeld de [naam instelling] of een soortgelijke intramurale instelling, zulks ter beoordeling van het NIFP-IFZ, waarbij de verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling zullen worden gegeven. De opname duurt
maximaal één (1) jaarof zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
- dat verdachte zich laat behandelen door [zorgverlener] of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt. Bij een terugval in middelengebruik of verslechtering van het psychiatrische ziektebeeld kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, zal verdachte zich, na goedkeuring door de rechter, laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg, bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt;
- dat verdachte verblijft in een nader te bepalen instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
- dat verdachte zich inspant voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
- dat verdachte meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Verdachte geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
- dat verdachte meewerkt aan controle van het gebruik van drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (een blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het onder 1, 2, 3 en 5 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 3.686,24 (drieduizend zeshonderdzesentachtig euro en vierentwintig cent) bestaande uit € 1.686,24 (duizend zeshonderdzesentachtig euro en vierentwintig cent) materiële schade en € 2.000,00 (tweeduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor een bedrag van € 33,60 (drieëndertig euro en zestig cent) aan materiële schade af.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde] , ter zake van het onder 1, 2, 3 en 5 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 3.686,24 (drieduizend zeshonderdzesentachtig euro en vierentwintig cent) bestaande uit € 1.686,24 (duizend zeshonderdzesentachtig euro en vierentwintig cent) materiële schade en € 2.000,00 (tweeduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 46 (zesenveertig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 10 oktober 2022.
Beveelt de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 7 mei 2021, parketnummer 16-258101-20, te weten van:
gevangenisstrafvoor de duur van
109 (honderdnegen) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door
mr. A.F. van Kooij, voorzitter,
mr. O. Anjewierden en mr. J. Hielkema, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M.F. Bijlsma, griffier,
en op 8 december 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.