ECLI:NL:GHARL:2023:10386

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
5 december 2023
Publicatiedatum
6 december 2023
Zaaknummer
21-005026-21
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake telen van hennep en diefstal van elektriciteit

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 5 december 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte is beschuldigd van het telen van hennep en diefstal van elektriciteit. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 30 maart 2021 in een woning te [plaats] een hennepkwekerij heeft geëxploiteerd, waar in totaal 306 hennepplanten zijn aangetroffen. De verdachte ontkende betrokkenheid bij de hennepkwekerij en stelde dat hij de woning had onderverhuurd aan een onbekende man. Het hof heeft echter de verklaringen van getuigen en het bewijs in het dossier als overtuigend beschouwd en de verdachte als de exploitant van de kwekerij aangemerkt. Daarnaast is vastgesteld dat de verdachte elektriciteit illegaal heeft afgetapt om de kwekerij van stroom te voorzien. Het hof heeft de vordering van de benadeelde partij, [energiemaatschappij], gedeeltelijk toegewezen en de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand met een proeftijd van twee jaren. De vordering van de benadeelde partij is vastgesteld op € 1.921,76, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-005026-21
Uitspraak d.d.: 5 december 2023
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland , zittingsplaats Groningen , van 12 november 2021 met parketnummer 18-172690-21 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1966,
wonende te [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 21 november 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv), het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot bevestiging van het vonnis van de politierechter. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. J.M. Keizer, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter heeft verdachte bij voornoemd vonnis, waartegen het hoger beroep gericht is, ter zake van het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren subsidiair 60 dagen hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf van een maand met een proeftijd van twee jaren. Voorts heeft de politierechter de vordering van de benadeelde partij [energiemaatschappij] volledig toegewezen, deze vermeerderd met de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel opgelegd.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep om redenen van doelmatigheid vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1. primair
hij op of omstreeks 30 maart 2021 te [plaats] , gemeente [gemeente] opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres] ) een hoeveelheid van ongeveer 188 + 118, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
1. subsidiair
een of meer onbekend gebleven personen op of omstreeks 30 maart 2021 te [plaats] , gemeente [gemeente] met elkaar, althans één van hen, opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad (in een pand aan [adres] ) een hoeveelheid van ongeveer 188 + 118, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte op of omstreeks 30 maart 2021 te [plaats] , gemeente [gemeente] , in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die onbekend gebleven persoon/personen voornoemd pand voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen;
2.
hij in of omstreeks de periode van 01 januari 2021 tot en met 30 maart 2021 te [plaats] , gemeente [gemeente] een hoeveelheid energie (elektriciteit), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [energiemaatschappij] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overwegingen met betrekking tot het bewijs

Het standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bevestiging van het vonnis van de politierechter.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte integraal dient te worden vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. Hiertoe heeft hij – kort gezegd – aangevoerd dat verdachte zijn woning per 1 november 2020 heeft onderverhuurd en vervolgens permanent is gaan wonen bij zijn vriendin. Hij wist niets van de aanwezigheid van de hennepkwekerij. Het dossier bevat geen enkel bewijs dat verdachte zelf enige telingshandeling of wegnemingshandeling heeft verricht dan wel anderszins betrokken is geweest bij het opzetten en/of in stand houden van de hennepkwekerij. Het enkel zijn van huurder is niet voldoende voor een bewezenverklaring van het telen van hennep of wegnemen van stroom.
Wat betreft de tenlastegelegde diefstal van elektriciteit dient apart gemotiveerd te worden waarom hier sprake van is. Indien het tot een veroordeling voor de hennepteelt komt, dan brengt de enkele betrokkenheid van een verdachte bij de hennepteelt namelijk op zichzelf nog niet mee dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk wegnemen van daarbij gebruikte elektriciteit.
Oordeel van het hof
Het hof gaat uit van de volgende, aan wettige bewijsmiddelen ontleende, feiten en omstandigheden. [1]
Na een MMA-melding dat in een rijtjeswoning aan [adres] in [plaats] een hennepplantage actief is, is de politie op 30 maart 2021 in voornoemde woning binnengetreden. Op dit adres staat verdachte sinds 11 mei 2020 ingeschreven.
De 4 onder 1 kapwoning werd via de achterdeur betreden. Op de benedenverdieping bevond zich de badkamer en daartegenover bevond zich de trap naar de eerste etage. Het trapgat was ter hoogte van de overloop afgedicht met kleden/gordijnen. Op de eerste etage bevond zich een overloop en hier bevonden zich drie deuren. Recht tegenover de opgang van de trap bevond zich een gesloten deur en links daarvan bevond zich nog een gesloten deur. Na het openen van deze deuren werd er in elke ruimte een inwerking zijnde kwekerij aangetroffen, nader genoemd als kweekruimte 1 en 2.
Verder bevond er zich uiterst links op de overloop nog een deur waarin een watervat en hennep gerelateerde goederen werden aangetroffen, nader genoemd als het voorportaal.
Het voorportaal betreft de kleinste slaapkamer op de eerste etage. Langs de zijkant van de trap liep een tuinslang naar boven naar de eerste etage. Daar mondde de tuinslang uit in een grote waterton. Deze waterton stond in de kleinste kamer die zich uiterst links van de trap bevond. Verder bevonden zich in het voorportaal of de kleinste kamer hennep gerelateerde artikelen, kweekapparatuur en een brief in een envelop gericht aan verdachte. Op de achterzijde van deze envelop stonden (in de Nederlandse taal) aantekeningen voor het geven van voedingstoffen.
Kweekruimte 1 betreft de slaapkamer die recht tegenover de opgang van de trap op de eerste etage te vinden is. Na het binnentreden zagen verbalisanten het volgende. Afgetimmerde bakken in de vorm van een gedraaide L die van binnen bekleed waren met zwarte vijverfolie. In de bakken stonden kweekpotten met daarin teelaarde waarin hennepplanten van ongeveer 4 à 5 weken oud stonden, deze waren ongeveer 45 à 50 cm hoog.
Voor de afgetimmerde bakken langs bevond zich een looppad. Op het looppad rechts om de hoek van de deur bevond zich een stellage waarop 15 transformatoren lagen die aangesloten waren op de assimilatielampen in kweekruimte 1 en 2.
In totaal stonden er 188 hennepplanten in kweekpotten die gevuld waren met teelaarde. De hennepplanten waren opgekweekt vanuit stekblokjes. Per m2 stonden er 17 planten.
Voor de belichting werd gebruik gemaakt van kunstlicht, geschakeld op een tijdklok. In totaal hingen er in de kweekruimte 9 assimilatielampen met armaturen boven de hennepplanten. De assimilatielampen à 600 watt, hingen aan panlatten en waren met een kettinkje bevestigd.
De kweekruimte was geïsoleerd met betrekking tot daglicht en temperatuur.
De luchtverversing en luchtafvoer werd geregeld door een aan- en afzuiginstallatie.
In de ruimte stond een koolstoffilter waarmee de lucht werd gefilterd.
In de kweekruimte werd gebruik gemaakt van verwarming, er stond een kacheltje.
Met een hydrometer werd de temperatuur 26,6 graden en de luchtvochtigheid 43% gemeten.
Op de bodem van de kweekbakken stond een laagje water, op die manier werden de hennepplanten van water en voedingsstoffen voorzien.
Kweekruimte 2 bevond zich in de slaapkamer links van kweekruimte 1. Na het binnentreden zagen verbalisanten het volgende. Afgetimmerde bakken die bekleed waren met vijverfolie. In de bakken stonden kweekpotten met daarin teelaarde waarin hennepplanten van ongeveer 4 à 5 weken oud stonden, deze varieerden in hoogte tussen 20 en 45 cm.
In totaal stonden er 118 hennepplanten in kweekpotten die gevuld waren met teelaarde.
Per m2 stonden er 16 planten.
Voor de belichting werd gebruik gemaakt van kunstlicht, geschakeld met een tijdklok. In
totaal hingen er in de kweekruimte 6 assimilatielampen à 600 Watt met armaturen, boven de hennepplanten. De lampen hingen aan panlatten, die met kettinkjes bevestigd waren aan het plafond.
De kweekruimte was geïsoleerd met betrekking tot daglicht, voor het aanwezige raam was een plaat gemaakt. De luchtverversing en luchtafvoer werd geregeld door een aan- en afzuiginstallatie. In de ruimte stond een koolstoffilter waarmee de lucht werd gefilterd.
In de kweekruimte werd gebruik gemaakt van verwarming, in de ruimte bevond zich een
kacheltje. Met een hydrometer werd de temperatuur, 25,9 Celsius, en de luchtvochtigheid,
35%, gemeten. In de kweekruimte 2 hing ook een climate control 7 A waarmee het binnenklimaat werd geregeld.
In de kweekbakken waarin de hennepplanten stonden bevond zich een laagje water, op die manier werden de hennepplanten van water en voedingsmiddelen voorzien.
In de bijkeuken op de begane grond lagen poststukken en enveloppen die allemaal geadresseerd waren aan verdachte en ook stond er een verhuisdoos met daarin gebruikte stekblokjes. Op de tafel in de woonkamer werden meerdere geopende poststukken die allemaal geadresseerd waren aan verdachte aangetroffen.
Verbalisanten merken bij het openen van de meterkast het volgende op.
De elektriciteitsvoorziening van de hennepkwekerij is, in de aanwezigheid van verbalisanten, onderzocht door de fraude-inspecteur bij de [energiemaatschappij] . Hierbij werd geconstateerd dat de elektriciteitsvoorziening ten behoeve van de hennepkwekerij illegaal werd afgenomen.
Het bleek dat er zich voor de meter een illegale aftakking bevond ten behoeve van de kwekerij. Verder bleek dat er een illegale aansluiting was gemaakt na de hoofdzekering in de hoofdaansluitkast. Er waren naast de normale zekering van 25 ampère, twee zekeringen van 35 ampère bij opgezet. Er was vervolgens een illegale elektriciteitskabel aangelegd die buiten de meter om naar de kwekerij liep en daar de kweekapparatuur van elektriciteit voorzag.
Op de foto’s op pagina’s 18, 19, 28 en 29 van het dossier zijn aan verdachte geadresseerde poststukken afgebeeld. Respectievelijk: (op pagina's 18 en 19) poststukken in de bijkeuken (het poststuk op pagina 19 is doormidden gescheurd); op pagina 28 een briefje en enveloppe, geadresseerd aan [verdachte] , aangetroffen op de trap in het voorportaal, met daarop aantekeningen voor het geven van voedingsstoffen en op pagina 29 op de tafel in de woonkamer meerdere geopende poststukken, geadresseerd aan [verdachte] . [2]
Op de dag dat de hennepkwekerij werd aangetroffen heeft [getuige] , de buurvrouw, een getuigenverklaring ten overstaan van de politie afgelegd. Zij woont twee jaar in de woning aan [adres 2] in [plaats] . De woning aan [adres] valt in hetzelfde rijtje woningen als waar zij woont. Zij verklaart dat in de woning waar de hennepkwekerij is aangetroffen een man (
het hof begrijpt: verdachte) woont waarvan zij de naam niet van kent. Zij heeft hem wel eens gesproken. De man huurt de woning maar hij verblijft er bijna nooit. Hij komt 3 à 4 keer in de week langs, meestal vroeg in de morgen of iets later in de morgen. [getuige] staat ’s morgens op tussen 05:00 en 06:00 uur en zij ziet hem dan aan komen rijden. Hij parkeert de auto waar hij mee komt, dat is voor het blok in één van de parkeervakken. Nadat de man de auto parkeert gaat hij zijn woning binnen via de achterdeur. Hij blijft dan ongeveer een half uurtje in de woning. Soms blijft hij er langer, 2 à 3 uren. De man heeft ’s avonds altijd een lamp branden in de kamer terwijl hij er dan niet is. Hij heeft zijn vuilnisbakken nooit bij de weg staan. Die staan altijd bij hem in de
bijkeuken. Zij heeft geen andere mensen deze woning binnen zien gaan dan de man die de woning huurt. Zij beschrijft een uitzondering: eenmaal was de man vergezeld van een blonde vrouw met een bril op. [3]
Verdachte heeft ter terechtzitting van het hof verklaard dat hij de woning aan [adres] in [plaats] huurt. Hij verklaart buurvrouw [getuige] te hebben gesproken. [4]
Namens [energiemaatschappij] is aangifte gedaan van diefstal van elektriciteit. Er is wat betreft deze diefstal het volgende waargenomen. Uit onderzoek bleek dat er een illegale aansluiting na de hoofdbeveiliging was gemaakt in de hoofdaansluitkast. Er was een illegale elektriciteitskabel aangelegd die buiten de elektriciteitsmeter om liep naar de elektrische installatie in het betreffende pand en voorzag de aangesloten installatie van elektriciteit. Om deze aftakking te kunnen realiseren is het noodzakelijk geweest dat het door [energiemaatschappij] verzegelde deksel van de hoofdaansluitkast gedemonteerd is of is geweest. De door [energiemaatschappij] aangebrachte zegels zijn dus verwijderd, vervangen en of gemanipuleerd. Hiervoor heeft [energiemaatschappij] geen toestemming verleend.
Verder bleek uit onderzoek dat de hoofdveiligheden in de aansluitkast van [energiemaatschappij] zijn gemanipuleerd. Contractueel hoort er 1 x 25 ampère in te zitten. Er waren illegaal 2 zekeringen met een waarde van 35 ampère bijgeplaatst. Door het bijplaatsen van deze 2 hoofdzekeringen is er meer vermogen beschikbaar dan contractueel is overeengekomen met de contractant. Om deze uitbreiding/verzwaring te kunnen realiseren is het noodzakelijk geweest dat het door [energiemaatschappij] verzegelde deksel van de hoofdaansluitkast gedemonteerd is of is geweest. De door [energiemaatschappij] aangebrachte zegels zijn dus verwijderd, vervangen en of gemanipuleerd. Hiervoor heeft [energiemaatschappij] geen toestemming verleend.
Door de diefstal van de energie werd aan [energiemaatschappij] schade toegebracht. [5]
Op de terechtzitting van het hof is niet ter discussie gesteld dat er in de woning aan de [adres] in [plaats] zich een in werking zijnde hennepkwekerij heeft bevonden. Nu verdachte ontkent dat hij wetenschap had van deze hennepkwekerij en namens hem verweer strekkende tot integrale vrijspraak is gevoerd ziet het hof zich voor de vraag gesteld of wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk telen van in totaal 306 hennepplanten in de woning aan het voornoemde adres en of verdachte illegaal stroom heeft weggenomen, zoals verdachte onder feit 1 primair en feit 2 wordt verweten. Naar het oordeel van het hof luidt het antwoord op deze beide vragen bevestigend en daartoe overweegt het hof als volgt.
Ten aanzien van feit 1 primair
Het hof stelt voorop dat het geen redenen ziet om aan de verklaringen van getuige [getuige] te twijfelen. Zij is op 30 maart 2021 tegenover de politie in haar beschrijving van haar waarnemingen concreet en duidelijk. Weliswaar verklaart zij op 10 juli 2023 bij de raadsheer-commissaris niet geheel eensluidend ten opzichte van haar verklaring bij de politie op de vraag hoe frequent zij verdachte heeft gezien bij de woning, maar dergelijke verschillen kunnen naar het oordeel van het hof worden verklaard door de feilbaarheid van het menselijke geheugen, onder meer teweeggebracht door het tijdsverloop. Het hof acht dat in dit geval ook aannemelijk. Het hof heeft daarbij gelet op de feitelijkheid in de details en beschrijvingen van haar waarnemingen toen zij haar verklaring bij de politie aflegde. Het hof acht die verklaring authentiek en overtuigend. Daarbij overweegt het hof dat de verklaringen van [getuige] in hoofdlijnen wel degelijk op elkaar aansluiten en in de kern consistent zijn. Gelet op het bovenstaande en de omstandigheid dat de getuigenverklaring van [getuige] ten overstaan van de politie op dezelfde dag is afgelegd als de dag waarop de hennepkwekerij is aangetroffen zal het hof deze verklaring als uitgangspunt nemen.
Uit de hierboven genoemde feiten en omstandigheden volgt dat verdachte de woning aan het voornoemde adres huurde en dat getuige [getuige] hem zeer frequent bij de woning heeft waargenomen waarbij hij er vaak kort, maar soms een aantal uren verbleef. Met uitzondering van de keer dat zij verdachte met een vrouw de woning binnen heeft zien gaan, heeft zij niet iemand anders dan verdachte de woning binnen zien gaan.
In de woning werd boven in twee ruimten een in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen terwijl zich op de begane grond hennepgerelateerde goederen bevonden. Er liep openlijk en zichtbaar een tuinslang via de trap van beneden naar de waterton boven die de kwekerij van water voorzag. De illegaal aangelegde elektriciteitskabel voorzag de kwekerij van elektriciteit. Het hof leidt hieruit af dat de woning zowel beneden als boven werd gebruikt voor het kweken van hennep.
Naar het oordeel van het hof wijzen de bewijsmiddelen, kort samengevat, verdachte aan als zijnde degene die de hennepkwekerij heeft geëxploiteerd en ten behoeve daarvan elektriciteit heeft gestolen.
Het door en namens de verdachte geschetste alternatieve scenario, – kort gezegd – inhoudende dat de woning waarin de hennepkwekerij is aangetroffen werd onderverhuurd aan een [nationaliteit] man genaamd [Getuige 2] , is niet aannemelijk is geworden. De door de verdediging, ter nadere onderbouwing van het alternatieve scenario ingebrachte fotoafdrukken van slechts twee beperkt zichtbare gedeelten van een onvolledige huurovereenkomst en een [nationaliteit] identiteitsbewijs, leiden niet tot een ander oordeel. Het is het hof net als de politierechter ook opgevallen – zoals ter zitting ook aan de orde gesteld – dat de ondertekening op de gestelde huurovereenkomst, welke volgens de verdediging moet doorgaan voor de handtekening van [Getuige 2] , afwijkt van de op het [nationaliteit] identiteitsbewijs door [Getuige 2] geplaatste handtekening. Los daarvan wijst het hof in het bijzonder op de omstandigheid dat op meerdere plekken in het huis, zowel op de begane grond als op de eerste verdieping, poststukken zijn aangetroffen die geadresseerd zijn aan verdachte. Een aantal van die poststukken was geopend en op een van die poststukken zijn aantekeningen aangebracht in het Nederlands, terwijl verdachte heeft verklaard dat hij met voornoemde [nationaliteit] onderhuurder in het Engels communiceerde. Verdachtes verklaring dat hij slechts in de woning kwam om post te halen is gelet op het voorgaande niet overtuigend. Verdachte is in zijn verklaring over de persoon van de onderverhuurder daarbij niet concreet en kan over hem of de zakelijk afwikkeling met de onderhuurder geen concrete gegevens verschaffen, terwijl die onderhuurder volgens de stelling van verdachte langer in de door verdachte gehuurde woning zou hebben verbleven. Dit doet afbreuk aan de geloofwaardigheid van verdachte en het scenario dat niet hij maar de onderhuurder de hennepkwekerij zou hebben geëxploiteerd. Daarnaast zijn er zijn geenszins reële aanknopingspunten voor de stelling dat een ander dan verdachte toegang tot de woning had. Die stelling vindt bovendien haar weerlegging in de inhoud van de getuigenverklaring van buurvrouw [getuige] . De enkele suggestie dat al dan niet in de nacht, en al dan niet gebruik makend van de achteringang, de woning door anderen dan verdachte kan zijn betreden, maakt het voorgaande niet anders.
Voormelde feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang beschouwd, voeren het hof tot de conclusie dat de delen van een huurovereenkomst, die door de verdachte zijn overgelegd niet kunnen worden beschouwd als een werkelijk bestaande huurovereenkomst. Het hof stelt het alternatieve scenario van de verdediging daarom als onaannemelijk terzijde. Gelet daarop en op de omstandigheid dat daarmee vaststaat dat verdachte als enige in de woning kwam, kan het naar het oordeel van hof niet anders zijn dan dat verdachte de hennepkwekerij exploiteerde. Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk telen van hennep.
Ten aanzien van feit 2
Zoals hierboven reeds is overwogen volgt uit het dossier dat alleen verdachte bij voornoemde woning is waargenomen, hij de huurder was van de woning en als enige regelmatig telkens gedurende korte en wat langere momenten in de woning kwam en daarvan gebruik maakte terwijl er geen aanwijzingen zijn dat iemand anders betrokken is geweest bij de exploitatie van de in de woning aangetroffen hennepkwekerij. Voorts volgt uit de hierboven genoemde feiten en omstandigheden dat ‘buiten de meter om’ elektriciteit werd afgenomen, dat dit werd gedaan door middel van een illegale aansluiting na de hoofdbeveiliging in de hoofdaansluitkast, dat de hoofdveiligheden zijn gemanipuleerd en dat de zegels die door de netbeheerder waren aangebracht zijn verwijderd, vervangen en/of gemanipuleerd. Voorts komt op grond van het voorgaande vast te staan dat de aldus wederrechtelijk weggenomen elektriciteit werd gebruikt om de in de woning aangetroffen hennepkwekerij in werking te houden.
Gelet op het voorgaande, in onderlinge samenhang beschouwd, is het hof van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte diegene is geweest die de diefstal van elektriciteit door middel van verbreking heeft gepleegd.
Voorwaardelijke verzoeken
De raadsman heeft op de terechtzitting van het hof voorwaardelijk verzocht om de gestelde onderhuurder [Getuige 2] te horen als getuige. Daarnaast heeft hij voorwaardelijk verzocht om onderzoek te laten verrichten naar de vraag of er ooit aangifte is gedaan van verlies/diefstal van diens identiteitskaart. Tot slot heeft hij verzocht nader onderzoek te laten verrichten naar de authenticiteit van de identiteitskaart.
Voorop staat dat [Getuige 2] (als deze persoon al bestaat) niet kan worden aangemerkt als een zogenaamde Keskin-getuige. Er ligt immers geen verklaring van deze persoon in het dossier, zodat van een getuige á charge geen sprake is. Onder die omstandigheid ligt het op de weg van de verdediging om het belang dat de verdediging heeft bij het horen van die getuige deugdelijk te onderbouwen.
De raadsman heeft bij appelschriftuur van 22 november 2021 eerder verzocht om [Getuige 2] te horen als getuige. De raadsheer-commissaris heeft het verzoek op 10 juli 2023 afgewezen en het volgende overwogen:

Bij beslissing van 4 augustus 2022 heb ik, kort gezegd, het verzoek van de verdediging om [getuige] te horen toegewezen en ten aanzien van het verzoek om [Getuige 2] te horen heb ik overwogen dat volstrekt onvoldoende gegevens bekend waren omtrent de woon- of verblijfplaats van deze persoon. In eerste aanleg was door de officier van justitie onderzoek gedaan naar aanleiding van de kopie van het identiteitsbewijs dat zich in het dossier bevond, maar in de beschikbare systemen werd ten aanzien van deze getuige niets aangetroffen in Nederland. Kort voor 4 augustus 2022 is door mijn kabinet een zoekslag gemaakt in de SKDB en ook dit leverde destijds geen informatie op. Ik heb de beslissing op het verzoek om [Getuige 2] te mogen horen aangehouden tot na het verhoor van de getuige [getuige] , waarbij ik de verdediging in de gelegenheid heb gesteld om het verzoek nader te onderbouwen, bijvoorbeeld door overlegging van een compleet exemplaar van het door de verdediging eerder slechts deels verstrekte huurcontract.
Vandaag heeft het verhoor van de getuige [getuige] plaatsgevonden. Na afloop van dat verhoor heb ik mr. J.M. Keizer, advocaat te Amsterdam, gevraagd of hij het verzoek ten aanzien van [Getuige 2] wenst te handhaven en of hij — in bevestigend geval — dit verzoek nader wenste te onderbouwen. Ik heb hem er daarbij op gewezen dat bij een eerdere gelegenheid slechts een deel van de eerste en een deel van de laatste pagina van het gestelde huurcontract waren overgelegd.
Mr. Keizer gaf aan het verzoek om [Getuige 2] te mogen horen zeker te handhaven. Over meer of andere stukken dan de stukken die eerder waren overgelegd beschikte hij niet. Mr. Keizer verzocht mij om nog eenmaal een zoekslag te laten doen naar deze getuige, nu de mogelijkheid bestaat dat hij inmiddels wel in de Nederlandse systemen is terug te vinden.
Daarnaast opperde hij de mogelijkheid om met een internationaal rechtshulpverzoek navraag te doen bij de autoriteiten van [land] naar de eventuele verblijfplaats van deze getuige in dat land. Of de getuige in [land] verblijft is aan mr. Keizer niet bekend. Ik heb hierop aangegeven dat ik het verzoek afwijs om door middel van een internationaal rechtshulpverzoek na te gaan of [Getuige 2] thans mogelijk in [land] verblijft. Er is niet een concrete aanwijzing dat hij daar verblijft en van de noodzaak van een dergelijk onderzoek is mij niet gebleken. Wel zegde ik toe dat ik mijn kabinet nogmaals zou vragen om in de Nederlandse systemen een zoekslag te doen naar deze persoon.
In mijn aanwezigheid is in de Nederlandse justitiële systemen gezocht naar informatie over en/of de eventuele verblijfplaats van [Getuige 2] . In geen van de systemen heeft dit tot een treffer geleid, zodat van deze persoon geen nadere informatie is te verkrijgen uit die systemen.
Bij deze stand van zaken staak ik mijn naspeuringen naar adresgegevens van de getuige [Getuige 2] . Niet te verwachten valt dat hij binnen afzienbare termijn gehoord kan worden.
Alles overziend sluit ik hiermee mijn onderzoek in deze zaak en zal ik het dossier bij het
gerechtshof aanbieden om een inhoudelijke behandeling te laten plannen.
Het hof is van oordeel dat hetgeen de raadsheer-commissaris heeft overwogen tot op heden nog steeds aan de orde is en ongewijzigd is. Aanvullend overweegt het hof dat naast de fotoafdrukken van wat kennelijk als een onvolledige huurovereenkomst moet doorgaan en een fotoafdruk van een [nationaliteit] identiteitsbewijs, er ten tijde van de behandeling ter zitting geen enkele nadere feitelijke identificerende gegevens van die persoon zijn ingebracht, zoals bijvoorbeeld een e-mailadres of een telefoonnummer terwijl dit van verdachte en de verdediging kan worden verwacht. De verdediging was hiertoe door de raadsheer-commissaris al in de gelegenheid gesteld, maar hier is evenmin gebruik van gemaakt. De raadsheer-commissaris heeft nog welwillend getracht gegevens te verkrijgen. Het enkel inbrengen van een fotoafdruk van een identiteitsbewijs met daarbij de bovenomschreven gebrekkige kopieën zijn naar het oordeel van het hof onvoldoende om een basis te vormen voor een rechtshulpverzoek nu niet is gesteld of is gebleken dat getuige zich in zijn thuisland of waar dan ook in het buitenland bevindt. In de gegeven omstandigheden is de opgave van de te horen getuige zodanig gebrekkig dat deze niet kan worden aangemerkt als een reële opgave van getuigen als bedoeld artikel 263 Sv. In zoverre zou daaraan voorbij kunnen worden gegaan. Met name de volstrekte onbekendheid van diens actuele woon - of verblijfplaats en het ontbreken van enig ander identificerend gegeven maken in de gegeven situatie dat het bij toewijzing van de getuige bij voorbaat onaannemelijk zou zijn dat een getuigenverhoor binnen een aanvaardbare termijn zal kunnen plaatsvinden. Daarbij komt dat de getuige niet een getuige à charge betreft en ook niet deel uitmaakt van de bewijscontructie. Het hof wijst, alles afwegende, het verzoek derhalve af.
Onderzoek naar de mogelijke vermissing/diefstal van het [nationaliteit] identiteitsbewijs ten name van [Getuige 2] en de (on)echtheid daarvan acht het hof, zonder nadere onderbouwing, die ontbreekt, niet noodzakelijk in verband met de beantwoording van de vragen van de artikelen 348 en 350 Sv, zodat ook die verzoeken worden afgewezen. Het hof acht zich door het verhandelde ter terechtzitting voldoende ingelicht.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.primair
hij op 30 maart 2021 te [plaats] , opzettelijk heeft geteeld, in een pand aan [adres] , een hoeveelheid van 188 + 118 hennepplanten, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2.
hij in de periode van 01 januari 2021 tot en met 30 maart 2021 te [plaats] , gemeente [gemeente] , een hoeveelheid elektriciteit, die geheel toebehoorde aan [energiemaatschappij] , heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 primair bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van verbreking.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

Het standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat verdachte, conform de politierechter heeft opgelegd, wordt veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren subsidiair 60 dagen hechten en een voorwaardelijke gevangenisstraf van een maand met een proeftijd van twee jaren.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, voor het geval het hof tot een bewezenverklaring van het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde mocht komen, verzocht om rekening te houden met de overschrijding van de redelijke termijn in de appelfase.
Oordeel van het hof
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het telen van hennep en diefstal van elektriciteit.
Het is een feit van algemene bekendheid dat hennep een stof is die, eenmaal in het verkeer gebracht, schadelijk kan zijn en risico’s meebrengt voor de gezondheid van gebruikers en mede daardoor schade van velerlei aard in de samenleving veroorzaakt. Het hof heeft ook in aanmerking genomen dat het telen van hennep in een woning gevoelens van onrust en onveiligheid voor de omwonenden plegen te veroorzaken. Het hof rekent ook dit verdachte aan. Daarnaast leiden verdovende middelen tot verschillende vormen van criminaliteit.
Voorts heeft verdachte op illegale wijze stroom afgetapt. Aldus heeft het energiebedrijf schade geleden. Verder veroorzaken dergelijke illegale elektriciteitsvoorzieningen in het algemeen gevaar voor de belendende percelen en de bewoners daarvan aangezien de kans op kortsluiting of brand aanzienlijk wordt vergroot. De verdachte lijkt zich hierover indertijd noch ter zitting van het hof te hebben bekreund.
Het hof heeft acht geslagen op een het verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 16 oktober 2023, waarop oude onherroepelijke veroordelingen staan waardoor in zoverre geen justitiële antecedenten aanwezig zijn die voor het hof in deze zaak een rol spelen bij het vaststellen van de op te leggen straf.
Voorts heeft het hof acht geslagen op het tijdsverloop dat is gemoeid met de berechting van de zaak. De verdachte heeft op 17 november 2021 hoger beroep ingesteld. De raadsheer-commissaris heeft op verzoek van de verdediging een getuige gehoord. Het arrest van het hof wordt uitgesproken op 5 december 2023. Het hof stelt vast dat er sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, EVRM met negentien dagen. Het hof zal vanwege deze geringe termijnoverschrijding volstaan met de enkele constatering van het verzuim.
Gelet op het voorgaande acht het hof, alles afwegende, oplegging van een taakstraf van 120 uren subsidiair 60 dagen hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf van een maand met een proeftijd van twee jaren, passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [energiemaatschappij]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot vergoeding van de schade ten bedrage van € 2.725,71 aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering is bij het vonnis waarvan beroep volledig toegewezen, deze is vermeerderd met de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel is opgelegd.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 2 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Het hof zal echter, anders dan de politierechter en de advocaat-generaal, de vordering niet volledig toewijzen.
Het hof overweegt hiertoe in het bijzonder als volgt. Het hof heeft bewezenverklaard dat in de periode 1 januari 2021 tot en met 30 maart 2021, oftewel 90 dagen, door verdachte elektriciteit is gestolen. De benadeelde partij neemt het verbruik van de aangetroffen teelt en het verbruik van twee voorgaande teelten in beide kweekruimtes als uitgangspunt. Daarnaast gaat de benadeelde partij ervanuit dat verdachte 164 dagen heeft gefraudeerd.
Gelet op dat de aangetroffen planten ongeveer 4 weken, oftewel 28 dagen, oud waren en het hof uitgaat van een kweekcyclus van 10 weken, oftewel 70 dagen, is het hof van oordeel dat de benadeelde partij meer vordert dan is bewezenverklaard en dat daardoor geen sprake is van rechtstreekse schade uit hetgeen hierboven is bewezenverklaard.
Het voorgaande brengt met zich dat het hof ten aanzien van de schadepost ‘verbruik elektriciteit’ het schadebedrag zal halveren en ten aanzien van de schadepost ‘netwerkkosten’ het aantal dagen zal verminderen naar 90 dagen. Dit betekent dat € 690,26 aan verbruik van elektriciteit zal worden toegewezen en € 138,28 aan netwerkkosten. De andere schadeposten wijst het hof volledig toe. Het totale met de bewezenverklaring samenhangende schadebedrag komt daarmee uit op € 1.921,76.
Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot een bedrag van € 1.921,76 zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 maart 2021.
Voor het overige is gebleken dat de gestelde schade niet door het bewezenverklaarde handelen van verdachte is veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom voor het overige in de vordering niet worden ontvangen.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis.

Vordering van de benadeelde partij [energiemaatschappij]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [energiemaatschappij] ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 1.921,76 (duizend negenhonderdeenentwintig euro en zesenzeventig cent) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [energiemaatschappij] , ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 1.921,76 (duizend negenhonderdeenentwintig euro en zesenzeventig cent) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 29 (negenentwintig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 30 maart 2021.
Aldus gewezen door
mr. J. Dolfing, voorzitter,
mr. A.J. Rietveld en mr. A. Meester, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A. Abdulkarim, griffier,
en op 5 december 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal, opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar doorgenummerde paginanummers betreffen dit de paginanummers van het proces-verbaal van politie Eenheid [gebied] , district [district] , basisteam [gemeente] , met dossiernummer [nummer] en doorgenummerd van pagina 1 tot en met 125.
2.Het proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij inclusief fotobijlagen, p. 7-33.
3.Het proces-verbaal van verhoor getuige, p. 38-39.
4.Verklaring verdachte ter terechtzitting hof van 21 november 2023.
5.Het proces-verbaal van aangifte inclusief bijlagen, p. 85-125.