ECLI:NL:GHARL:2023:10385

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
5 december 2023
Publicatiedatum
6 december 2023
Zaaknummer
21-005027-21
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep in ontnemingszaak betreffende hennepteelt met schatting wederrechtelijk verkregen voordeel

In deze ontnemingszaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 5 december 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De zaak betreft de betrokkene, geboren in 1966, die in hoger beroep ging tegen de verplichting tot betaling aan de Staat van een geldbedrag van € 62.924,82, ter ontneming van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel uit hennepteelt. De politierechter had deze verplichting opgelegd op 12 november 2021. Het hof heeft het hoger beroep behandeld op 21 november 2023, waarbij het hof kennisnam van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de verdediging, vertegenwoordigd door mr. J.M. Keizer.

Het hof oordeelde dat er voldoende bewijs was voor het aannemen van twee oogsten hennepplanten in de woning van de betrokkene, op basis van de aangetroffen omstandigheden en het rapport over wederrechtelijk verkregen voordeel. De verdediging voerde aan dat de ontnemingsvordering niet-ontvankelijk verklaard moest worden, maar het hof verwierp deze stelling. Het hof schatte het wederrechtelijk verkregen voordeel op € 62.924,82, gebaseerd op de opbrengsten van de hennepteelt en de gemaakte kosten. Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter en legde de verplichting tot betaling aan de Staat opnieuw op, evenals de duur van de gijzeling, die op 328 dagen werd vastgesteld.

De uitspraak benadrukt de toepassing van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht en de mogelijkheid voor de betrokkene om in de toekomst een verzoek in te dienen om de hoogte van het te betalen bedrag te verminderen, indien hij aan benadeelde derden moet betalen. Het hof heeft de zaak met zorg behandeld en de relevante bewijsmiddelen in overweging genomen, wat resulteerde in een duidelijke beslissing over de ontnemingsvordering.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-005027-21
Uitspraak d.d.: 5 december 2023
TEGENSPRAAK
ONTNEMINGSZAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen de beslissing van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Groningen, van 12 november 2021 met het parketnummer 18-172690-21 op de vordering ingevolge artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, in de zaak tegen

[betrokkene] ,

geboren te [plaats 1] op [geboortedag] 1966,
wonende te [woonplaats]

Het hoger beroep

De betrokkene heeft tegen de hiervoor genoemde beslissing hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 21 november 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv), het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door betrokkene en zijn raadsman,
mr. J.M. Keizer, naar voren is gebracht.

De beslissing waarvan beroep

De politierechter in de rechtbank Noord-Nederland heeft bij beslissing van 12 november 2021 aan betrokkene de verplichting tot betaling aan de Staat van een geldbedrag ter
grootte van € 62.924,82 opgelegd, ter ontneming van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel. Daarbij is de gijzeling die met toepassing van artikel 6:6:25 Sv ten hoogste kan worden gevorderd bepaald op 328 dagen.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep om redenen van doelmatigheid vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.
De ontnemingsvordering
De inleidende schriftelijke vordering van de officier van justitie strekt tot schatting van het door betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel op € 62.924,82 en tot oplegging van de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 62.924,82.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd dat het door betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat op € 62.924,82 en dat aan betrokkene wordt opgelegd de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 62.924,82.

Standpunt van de verdediging

De raadsman heeft – kort gezegd – aangevoerd dat vanwege de bepleite integrale vrijspraak de verdediging het hof verzoekt de ontnemingsvordering niet-ontvankelijk te verklaren. Subsidiair dient de vordering te worden afgewezen, omdat uit het dossier geen bewijsmiddelen volgen waaruit blijkt dat betrokkene enig voordeel heeft genoten uit de opbrengst van de kwekerij in zijn woning. Meer subsidiair dient het te ontnemen bedrag te worden gehalveerd, omdat uit het dossier volgt dat er sprake is van een teeltperiode van 22 weken en niet 24 weken. Meest subsidiair dient de totale winst gedeeld te worden door tenminste twee daders.
In het geval de vordering van [benadeelde] door het hof wordt toegewezen dienen de energiekosten te worden afgetrokken van het bedrag aan ontneming (dan wel in de terugbetalingsverplichting), om te voorkomen dat betrokkene dubbele kosten dient te voldoen.

De vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel

De betrokkene is bij arrest van dit hof van 5 december 2023 (parketnummer 21-005026-21) ter zake van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, aanhef en onder B, van de Opiumwet gegeven verbod en diefstal van elektriciteit veroordeeld tot straf.
Uit het strafdossier en bij de behandeling van de vordering ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat betrokkene uit andere strafbare feiten, ten aanzien waarvan voldoende aanwijzingen bestaan dat zij door betrokkene zijn begaan, te weten het telen van hennep voorafgaand aan de bewezenverklaarde datum, financieel voordeel heeft genoten.
Aan de inhoud van wettige bewijsmiddelen [1] ontleent het hof de schatting van dat voordeel op een bedrag van € 62.924,82. Als grondslag voor deze schatting neemt het hof het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij van 4 mei 2021. [2] Het hof komt, met inachtneming van het rapport ‘Wederrechtelijke verkregen voordeel hennepkwekerij bij binnenteelt onder kunstlicht’ van 1 juni 2016 opgemaakt door het Functioneel Parket Afpakken, als volgt tot deze schatting.
Op 17 februari 2021 kwam bij de politie een MMA-melding binnen dat sprake zou zijn van een hennepkwekerij in de huurwoning van betrokkene aan de [adres] in [plaats 2] . Volgens de melding is er geen bewoning en komt de huurder de woning af en toe bezoeken. Voorts zouden alle ramen geblindeerd zijn en is er buiten soms een wietgeur waarneembaar. Op 30 maart 2021 is in de voornoemde woning een in werking zijnde hennepkwekerij met, verdeeld over twee kweekruimtes, in totaal 306 hennepplanten van naar schatting tussen de vier en vijf weken oud aangetroffen. [3]
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] troffen omstandigheden aan die duiden op eerdere opbrengsten uit de exploitatie van de aangetroffen hennepkwekerij. Hierbij hebben verbalisanten op de volgende sporen die zijn aangetroffen in kweekruimtes 1 en 2 gewezen:
- verdroogde resten van hennepplanten werden aangetroffen op de grond van de kweekruimtes;
- in de kweekruimte bevond zich een op kalk gelijkende afzetting op het zeil en aan de onderzijde van de plantenpotten. De hoogte van de op kalk gelijkende afzetting aan de onderzijde van de potten en op het zeil tegen de opstaande rand kwam overeen. In het voorportaal van de kweekruime bevond zich op het gebruikte bevloeiingssysteem een op kalk gelijkende afzetting;
- het filterdoek van het koolstoffilter was sterk vervuild met stofdeeltjes. Er lag een niet doorbroken stoflaag op de kappen van de armaturen van de assimilatielampen, het stoffilter van de koolstofcilinder, de aanwezige elektra, de kachel, de buisventilator aan het plafond, op een stelling met ligplanken en in kweekruimte 2 bij het dakraam. De vervuiling treedt pas na langere tijd op en wordt veroorzaakt door kleine stofdeeltje, voornamelijk afkomstig van het droge kweekmedium waarin de hennepplanten worden gekweekt. Door de sterke afzuiging van de afgewerkte lucht in de kwekerij, komen deze stofdeeltjes op voormelde goederen terecht. Op de plaats waar het filter had gestaan was de plaat veel lichter van kleur. Dit duidt er op dat het filter lange tijd op deze plaat heeft gestaan;
- er werd een gebruikte assimilatielamp aangetroffen;
- verbalisanten troffen datums aan op verschillende goederen die zijn gebruikt ten behoeve van het kweken van hennep in de woning. Gezien deze datums en de datum van het aantreffen van de hennepkwekerij is het aannemelijk dat er eerdere kweken hebben plaatsgevonden;
- op de stelling in kweekruimte 1 lag een kniptang. Op het handvat bevond zich een harsachtige aanslag. Als hennepplanten oogstrijp zijn dan bevind er zich op de toppen een laagje hars;
- op de overloop werd een kniptang aangetroffen waarvan het handvat sterk vervuild was met harsresten en twee gebruikte assimilatielampen;
- in de bijkeuken stond een verhuisdoos met daarin 189 gebruikte stekblokjes met stengel- en wortelresten en 10 losse wikkels;
- in de ruimte onder de trap werden meerdere hennepteelt gerelateerde goederen aangetroffen. [4]
Gelet op al deze omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien, acht het hof het aannemelijk dat er voor 30 maart 2021 twee oogsten zijn geweest.
Het hof gaat voorbij aan de stelling van de verdediging dat sprake zou zijn van een maximale kweektermijn van 22 weken. Bij deze termijn van 22 weken wordt immers met zoveel woorden uitgegaan van een ingangsdatum van de gestelde onderverhuur, te weten 1 november 2020, zijnde de datum van ondertekening van de gestelde huurovereenkomst.
Het hof acht de stelling van de verdediging omtrent het onderverhuren van de woning door betrokkene aan ene [naam persoon] onaannemelijk, zodat aan de daarmee samenhangende beperking in de termijn voorbij kan worden gegaan.
Berekening
Bruto opbrengst:
Ruimte 1
Ruimte 2
Aantal planten:
188
118
Gewicht per plant:
27,2 gram
27,7 gram
Aantal oogsten:
2
2
Totale opbrengst in kilogrammen:
10,2272 kilogram
6,5372 kilogram
Opbrengst per kilogram:
4.070 euro
4.070 euro
Bruto opbrengst:
41.624,70 euro
26.606,40 euro
Totale bruto opbrengst:
68.231,10 euro
Gemaakte kosten:
Afschrijvingskosten:
300 euro
300 euro
Hennepstekken:
1.432,56 euro
899,16 euro
Variabele kosten:
1.458,88 euro
915,68 euro
Totale kosten:
5.306,28 euro
Totale netto opbrengst:
62.924,82 euro
Het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt mitsdien geschat op € 62.924,82.
Het hof is van oordeel dat op grond van het dossier en het verhandelde op de terechtzitting van het hof niet aannemelijk is geworden dat anderen betrokken zijn geweest bij het in stand houden van de hennepkwekerij. Om deze reden zal het hof de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel niet halveren.
Het hof zal geen rekening houden met de schadevergoeding die betrokkene aan [benadeelde] moet betalen, nu niet is gebleken dat sprake is van een vordering die door betrokkene is voldaan. Bij de bepaling van de omvang van het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat, worden immers ingevolge artikel 36e lid 9 van het Wetboek van Strafrecht aan benadeelde derden in rechte toegekende vorderingen in mindering gebracht, voor zover die zijn voldaan. Overigens heeft veroordeelde te zijner tijd, de mogelijkheid om aan de rechter te verzoeken om op grond van artikel 6:6:26 lid 1 Sv de hoogte van het te betalen bedrag te verminderen en de reeds betaalde of verhaalde bedragen aan de derde-benadeelde, te doen uitkeren.

De verplichting tot betaling aan de Staat

Op grond van het voorgaande zal het hof de verplichting tot betaling aan de Staat stellen op een bedrag van € 62.924,82.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.
Dit voorschrift is toegepast, zoals het gold ten tijde van de procedure.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Stelt het bedrag waarop het door de betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op een bedrag van €
62.924,82 (tweeënzestigduizend negenhonderdvierentwintig euro en tweeëntachtig cent).
Legt de betrokkene de verplichting op tot
betaling aan de Staatter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van een bedrag van
€ 62.924,82 (tweeënzestigduizend negenhonderdvierentwintig euro en tweeëntachtig cent).
Bepaalt de duur van de gijzeling die ten hoogste kan worden gevorderd op 328 dagen.
Aldus gewezen door
mr. J. Dolfing, voorzitter,
mr. A.J. Rietveld en mr. A. Meester, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A. Abdulkarim, griffier,
en op 5 december 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal, opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar doorgenummerde paginanummers betreffen dit de paginanummers van het proces-verbaal van politie Eenheid Noord-Nederland, district Groningen, [naam basisteam] , met dossiernummer PL0100-2021126763 en doorgenummerd van pagina 1 tot en met 125.
2.Het rapport berekening wederrechtelijke verkregen voordeel hennepkwekerij ex artikel 36e lid 2 van het Wetboek van Strafrecht inclusief fotobijlagen, p. 40-63.
3.Het proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij inclusief fotobijlagen, p. 7-33.
4.Het rapport berekening wederrechtelijke verkregen voordeel hennepkwekerij ex artikel 36e lid 2 van het Wetboek van Strafrecht inclusief fotobijlagen, p. 40-63.