ECLI:NL:GHARL:2023:10358

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
5 december 2023
Publicatiedatum
5 december 2023
Zaaknummer
200.327.584
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nakomen leningsovereenkomst en de gevolgen van lopende procedures op de opeisbaarheid van vorderingen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 5 december 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de nakoming van een leningsovereenkomst. De appellant, die in financiële problemen verkeert, heeft in totaal € 4.400 geleend van de geïntimeerden, waaronder Stichting Administratiekantoor Horaisan. De appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de kantonrechter, waarin de vordering van Horaisan tot terugbetaling van de lening was toegewezen, terwijl de vordering van de andere geïntimeerde was afgewezen.

De appellant betoogt dat hij niet in staat is om terug te betalen zolang er nog gerechtelijke procedures lopen tegen verzekeraars. Hij stelt dat er een afspraak is gemaakt dat terugbetaling pas hoeft plaats te vinden als deze procedures zijn afgerond. Het hof heeft echter vastgesteld dat er geen lopende procedures zijn en dat de appellant niet voldoende bewijs heeft geleverd voor zijn stelling dat er een dergelijke afspraak is gemaakt. Bovendien blijkt uit de leningsovereenkomst dat terugbetaling 'zo snel mogelijk' moet plaatsvinden.

Het hof heeft de argumenten van de appellant verworpen en geconcludeerd dat de eisen van redelijkheid en billijkheid niet in de weg staan aan de opeisbaarheid van de lening. De uitspraak van de kantonrechter is bekrachtigd, en de appellant is veroordeeld tot betaling van de proceskosten in hoger beroep. De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke afspraken in leningsovereenkomsten en de noodzaak om bewijs te leveren voor claims die de nakoming van dergelijke overeenkomsten beïnvloeden.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem, afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof: 200.327.584
zaaknummer rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht: 9955756
arrest van 5 december 2023
in de zaak van
[appellant]
die woont in [woonplaats1]
die hoger beroep heeft ingesteld
en bij de kantonrechter optrad als gedaagde partij
hierna: [appellant]
advocaat: mr. A.R. Oosthout
tegen

1.[geïntimeerde1]

die woont in [woonplaats2]
2. Stichting Administratiekantoor Horaisan
die is gevestigd in Tiel
en die bij de kantonrechter optraden als eisende partijen
hierna: ieder afzonderlijk [geïntimeerde1] en Horaisan
advocaat: mr. M.P.J. Rubens

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

1.1.
Het hof neemt de inhoud van het tussenarrest van 19 september 2023 hier over.
1.2.
Het verdere verloop blijkt uit het proces-verbaal van de mondelinge behandeling op 26 oktober 2023.
1.3.
Vervolgens heeft het hof arrest bepaald.

2.De motivering van de beslissing

2.1.
[appellant] heeft van Horaisan € 2.500 (in 2012), € 1.500 (in 2015) en € 400 (in 2016) geleend, in totaal dus € 4.400. [geïntimeerde1] en Horaisan vorder(d)en (terug)betaling van dit bedrag met rente. In de procedure bij de kantonrechter is gebleken dat partijen het erover eens zijn dat Horaisan degene is die genoemde bedragen aan [appellant] heeft uitgeleend. De vordering van Horaisan is toegewezen en die van [geïntimeerde1] afgewezen.
2.2.
[appellant] komt met één grief (bezwaar) op tegen dit vonnis.
2.3.
Het hoger beroep richt zich ook tegen [geïntimeerde1] omdat de proceskostenveroordeling in het vonnis ten gunste van zowel Horaisan als [geïntimeerde1] is uitgesproken.
Uitleg memorie van grieven
2.4.
[appellant] vindt, zo begrijpt het hof (met Horaisan), dat de vordering van Horaisan moet worden afgewezen omdat bij de uitleg van de inhoud van de geldleningsovereenkomsten de achtergrond, waarover hier na meer, moet worden betrokken. [appellant] stelt – zo is op de zitting nader toegelicht – dat niet kan worden terugbetaald zolang zijn procedures tegen verzekeraars nog lopen en dat hij daarom in de overeenkomst uit 2012 heeft opgeschreven: “zo snel mogelijk aflossen” (naast: “in termijnen mag ook”).
Daarnaast leest het hof, met Horaisan, in de memorie van grieven een beroep op de aanvullende werking van redelijkheid en billijkheid (artikel 6:248 lid 1 BW).
Beoordeling stellingen [appellant]
2.5.
In de memorie van grieven voert [appellant] aan dat hij zelfstandig verzekeringstussenpersoon was en dat hij – na bekend worden van de zogeheten woekerpolisaffaire – op enig moment zijn cliënten zoveel mogelijk heeft “ontwoekerd” waardoor hij in financiële problemen is gekomen en zijn huis executoriaal is verkocht. Hij heeft dientengevolge, zo begrijpt het hof, een schuld van ongeveer één miljoen euro. Volgens [appellant] heeft hij een vordering op Nationale Nederlanden en andere verzekeraars voor hetzelfde bedrag en heeft hij dit aan al zijn schuldeisers gecommuniceerd. Dit heeft ertoe geleid dat zijn schuldeisers hun vorderingen hebben opgeschort.
2.6.
Op de zitting heeft [appellant] , op nadere vragen van het hof, toegelicht dat bij het aangaan van de leningsovereenkomst(en) met Horaisan (expliciet) is afgesproken dat niet hoeft te worden terugbetaald zolang de gerechtelijke procedures tegen verzekeraars nog lopen. Dit betoog kan niet tot vernietiging van het vonnis leiden omdat deze (betwiste) stelling niet is onderbouwd (hoe en wanneer is dit afgesproken?) terwijl toch in de geldleningsovereenkomst uit 2012 is vermeld dat aflossing zo snel mogelijk zal plaatsvinden en ook in termijnen kan geschieden. Die bewoordingen stroken niet met de door [appellant] gestelde afspraak, integendeel. Ten slotte is op de zitting gebleken dat er geen gerechtelijke procedures lopen zodat de gestelde nadere afspraak om die reden niet aannemelijk, althans niet van toepassing, is.
2.7.
In de memorie van grieven valt ook te lezen dat vanwege de hiervoor weergegeven achtergrond (2.5) de eisen van redelijkheid en billijkheid meebrengen dat de geldleningen niet opgeëist kunnen worden. Het hof ziet in de door [appellant] aangevoerde feiten en omstandigheden, nog daargelaten dat die grotendeels betwist zijn, geen aanknopingspunten voor [appellant] ’s betoog dat de leningen niet opgeëist kunnen worden zolang zijn gerechtelijke procedures tegen verzekeraars nog lopen. Het hof betrekt daarbij dat (i) ter zitting is gebleken dat er geen gerechtelijke procedures lopen (ii) geen informatie is gegeven over aard en inhoud van door [appellant] op de zitting genoemde procedures bij Kifid en dus ook niet is toegelicht wat de relevantie van deze procedures in relatie tot de vorderingen van Horaisan is en (iii) [appellant] wel over afloscapaciteit blijkt te beschikken nu er € 100 per maand wordt betaald aan Horaisan; dat [appellant] stelt dit (alleen maar) te betalen onder dwang van het vonnis doet hier niet aan af. Om deze redenen wordt deze stelling van [appellant] gepasseerd, zonder dat aan bewijslevering daarvan wordt toegekomen (overigens ook bij gebrek aan een hierop toegesneden bewijsaanbod van [appellant] ).
2.8.
De conclusie is dat het hoger beroep niet slaagt en het vonnis wordt bekrachtigd. Omdat [appellant] in het ongelijk zal worden gesteld, zal het hof hem veroordelen tot betaling van de proceskosten in hoger beroep.

3.De beslissing

Het hof:
3.1.
bekrachtigt het vonnis van kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, van 22 februari 2023;
3.2.
veroordeelt [appellant] tot betaling van de volgende proceskosten van [geïntimeerde1] en Horaisan:
€ 783 aan griffierecht
€ 1.672 aan salaris van de advocaat van [geïntimeerde1] en Horaisan (2 procespunten x appeltarief I).
Dit arrest is gewezen door mrs. C.M.E. Lagarde, B.J. Engberts en M.G. van ‘t Westeinde en in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 5 december 2023.