ECLI:NL:GHARL:2023:10301

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
17 augustus 2023
Publicatiedatum
4 december 2023
Zaaknummer
21-001754-23
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Verwijzing na Hoge Raad
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor primair tenlastegelegde belediging van een politieambtenaar met veroordeling voor eenvoudige belediging

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 17 augustus 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte was eerder veroordeeld tot een taakstraf van 40 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden. De Hoge Raad had de zaak terugverwezen naar het hof na cassatie. De verdachte werd beschuldigd van het beledigen van een politieambtenaar, maar het hof heeft geoordeeld dat niet bewezen kon worden dat de belediging plaatsvond tijdens de rechtmatige uitoefening van haar functie. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van het primair tenlastegelegde. Het hof oordeelde echter dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan eenvoudige belediging, waarvoor hij werd veroordeeld tot een geldboete van € 500 en 10 dagen hechtenis, met een proeftijd van twee jaar. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke gevangenisstraf werd afgewezen. Het hof baseerde zijn beslissing op de artikelen van het Wetboek van Strafrecht en overwoog dat de verdachte niet strafbaar was, gezien de omstandigheden van de zaak.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-001754-23
Uitspraak d.d.: 17 augustus 2023
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 27 december 2019 met parketnummer 16-176556-19 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging, parketnummer 23-003402-16, in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1965,
wonende te [woonplaats]

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Procesgang

De politierechter in de rechtbank Midden-Nederland heeft verdachte bij vonnis van 27 december 2019 veroordeeld ter zake het primair tenlastegelegde tot een taakstraf van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis. Daarnaast heeft de politierechter de vordering tot tenuitvoerlegging van de onder parketnummer 23-003402-16 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden afgewezen.
Tegen dit vonnis heeft verdachte op 27 december 2019 hoger beroep ingesteld. Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, heeft in hoger beroep bij arrest van 25 juni 2021 het vonnis met aanvulling van gronden bevestigd.
Tegen dit arrest heeft verdachte op 1 juli 2021 cassatie ingesteld. Bij arrest van 11 april 2023 heeft de Hoge Raad het arrest van het hof van 25 juni 2021 vernietigd en de zaak teruggewezen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is - na terugwijzing van de zaak door de Hoge Raad - gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 17 augustus 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot bewezenverklaring van het subsidiair tenlastegelegde en veroordeling van verdachte tot een voorwaardelijke geldboete ter hoogte van € 500,--, subsidiair 10 dagen hechtenis, met een proeftijd van twee jaren. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsman, mr. E.M. Steller, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 1 juli 2019 te [plaats] , althans in Nederland, opzettelijk een (politie)ambtenaar, te weten [slachtoffer] , gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van haar bediening, in het openbaar bij geschrift, heeft beledigd, door die [slachtoffer] (indirect en/of via een bericht op LinkedIn gericht aan [persoon] ) de woorden toe te voegen: " [slachtoffer] is een jodenhaater!", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
subsidiairhij op of omstreeks 1 juli 2019 te [plaats] , althans in Nederland, opzettelijk [slachtoffer] , in het openbaar bij geschrift, heeft beledigd, door die [slachtoffer] (indirect en/of via een bericht op LinkedIn gericht aan [persoon] ) de woorden toe te voegen: " [slachtoffer] is een jodenhaater!", althans woorden van gelijke aard en/of strekking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak primair tenlastegelegde

Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken. Het hof overweegt in het bijzonder dat uit het dossier niet kan worden afgeleid dat de belediging is gedaan terwijl [slachtoffer] in de rechtmatige uitoefening van haar bediening was.

Overweging met betrekking tot het subsidiair tenlastegelegde

Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het subsidiair tenlastegelegde wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen. Verdachte heeft aangevoerd dat [slachtoffer] iemand anders zou zijn, namelijk een personage uit een boek dat hij aan het schrijven is. Het hof volgt verdachte niet in zijn verweer. Naar het oordeel van het hof is de uitlating van verdachte dermate gericht en specifiek dat daaruit genoegzaam blijkt dat het daadwerkelijk gaat om [slachtoffer] en niet om een personage uit een boek van verdachte.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
subsidiair
hij op 1 juli 2019 te [plaats] , opzettelijk [slachtoffer] , in het openbaar bij geschrift, heeft beledigd, door die [slachtoffer] (indirect en via een bericht op LinkedIn gericht aan [persoon] ) de woorden toe te voegen: " [slachtoffer] is een jodenhaater!".
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het subsidiair bewezenverklaarde levert op:
eenvoudige belediging.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

Het hof heeft onmiddellijk na het onderzoek ter terechtzitting uitspraak gedaan in aanwezigheid van de raadsman van verdachte, mr. E.M. Steller. De strafoplegging is toen mondeling gemotiveerd. Deze motivering wordt opgenomen in het proces-verbaal van die zitting en dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd. De aldus gemotiveerde strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij arrest van het gerechtshof te Amsterdam van 7 mei 2018 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden, parketnummer 23-003402-16. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Op grond van hetgeen bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden afgewezen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c, 63 en 266 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 500,00 (vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
10 (tien) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de geldboete niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Wijst af de vordering van de officier van justitie van het Parket Midden-Nederland van 24 juli 2019, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij arrest van het gerechtshof Amsterdam van 7 mei 2018, parketnummer 23-003402-16, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van twee maanden.
Aldus gewezen door
mr. J. Dolfing, voorzitter,
mr. L.T. Wemes en mr. R.R.H. Laurens, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A. Dörholt, griffier,
en op 17 augustus 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.