ECLI:NL:GHARL:2023:10234

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
30 november 2023
Publicatiedatum
30 november 2023
Zaaknummer
200.327.486
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging beschikking kantonrechter inzake jaarbeloning bewindvoerder

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 30 november 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de jaarbeloning van een bewindvoerder. De kantonrechter had eerder de jaarbeloning vastgesteld op 0,4% van het vermogen van de rechthebbende, in afwijking van de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren, die een percentage van 0,75% voorschrijft voor vermogens boven de € 1.000.000,-. De verzoekster, die als opvolgend bewindvoerder was benoemd, ging in hoger beroep tegen deze beschikking en verzocht het hof om de jaarbeloning vast te stellen op 0,75% van het totale vermogen, inclusief de erfenis van de overleden echtgenote van de rechthebbende.

Het hof heeft vastgesteld dat het vermogen van de rechthebbende op het moment van de mondelinge behandeling in hoger beroep ongeveer € 2.000.000,- bedroeg. Het hof oordeelde dat de jaarbeloning voor de bewindvoerder ook na 1 januari 2024 moet worden vastgesteld op het percentage dat in de Regeling beloning is genoemd, behorende bij het totale door de bewindvoerder te beheren vermogen. Het hof vernietigde de beschikking van de kantonrechter en stelde de jaarbeloning vast op het in de Regeling beloning vastgestelde percentage.

Daarnaast verklaarde het hof de verzoekster niet-ontvankelijk in haar verzoek om te bepalen dat de erfenis van de overleden echtgenote van de rechthebbende tot het door haar te beheren vermogen behoort, omdat deze vraag niet relevant was voor de hoogte van de beloning. De beslissing van het hof is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.327.486
(zaaknummer rechtbank Gelderland 10172484)
beschikking van 30 november 2023
inzake
[verzoekster],
wonende en zaakdoende te [woonplaats1] ,
verzoekster in hoger beroep, verder te noemen: [verzoekster] ,
advocaat: mr. P.L.O. van de Waarsenburg te Nijmegen,
bewindvoerder over de goederen van
[de rechthebbende] ,
wonende te [woonplaats2] ,
verder te noemen: de rechthebbende.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 23 februari 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer, hierna ook: de bestreden beschikking.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit het beroepschrift met producties, ingekomen op 22 mei 2023.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 2 november 2023 plaatsgevonden.
Daarbij is [verzoekster] is verschenen, bijgestaan door haar advocaat en vergezeld door haar kantoorgenoot B.S. [naam1] .
De rechthebbende is, ondanks behoorlijke oproeping, niet verschenen.

3.De feiten

3.1
Bij beschikking van 28 januari 2022 heeft de rechtbank Rotterdam een bewind ingesteld over de goederen die (zullen) toebehoren aan de rechthebbende wegens een geestelijke of lichamelijke toestand. Met ingang van 1 november 2022 is [verzoekster] benoemd tot opvolgend bewindvoerder.
3.2
Bij verzoekschrift, ingekomen bij de kantonrechter op 1 november 2022, heeft [verzoekster] verzocht om de jaarbeloning vast te stellen op 0,75% van het vermogen van de rechthebbende, conform artikel 3 lid 3 van de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren (hierna: de Regeling beloning).

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter
-de jaarbeloning van de bewindvoerder over de jaren 2022 en 2023 vastgesteld overeenkomstig artikel 3 lid 3 van de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren, zijnde 0,75% van het vermogen van de rechthebbende:
-de jaarbeloning van de bewindvoerder over de jaren vanaf 2024 vastgesteld op 0,4% van het vermogen van de rechthebbende:
-bepaald dat de beloning bepaald moet worden over de waarde van het vermogen van de rechthebbende op 1 november 2022 respectievelijk vanaf 2023 op 1 januari van het betreffende kalenderjaar.
4.2
[verzoekster] is in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Zij verzoekt het hof om die beschikking te vernietigen en te bepalen dat ook de erfenis van de overleden echtgenote van de rechthebbende tot het door [verzoekster] te beheren vermogen behoort en dat de beloning voor [verzoekster] daarover van 1 november 2022 tot het einde van het bewind 0,75% op jaarbasis bedraagt.

5.De motivering van de beslissing

5.1
In artikel 3, lid 3 van de Regeling beloning is bepaald:
“Indien het onder bewind staande vermogen meer bedraagt dan € 1.000.000,-, stelt de kantonrechter de jaarbeloning vast op 0,75% van dat vermogen”.
5.2
[verzoekster] stelt dat de kantonrechter ten onrechte heeft bepaald dat haar beloning vanaf 2024 wordt vastgesteld op 0,4% van het vermogen van de rechthebbende. Volgens [verzoekster] moet de beloning, gelet op het vermogen dat hoger is dan € 1.000.000,-, conform de Regeling beloning, vastgesteld worden op 0,75% van dat vermogen. De kantonrechter heeft volgens haar verder ten onrechte overwogen dat er naar alle waarschijnlijkheid sprake is van een lager vermogen dan € 1.800.000,-, omdat een deel van het vermogen waarschijnlijk de erfenis van de rechthebbende betreft. [verzoekster] stelt dat ook de erfenis van de overleden echtgenote van de rechthebbende tot het door haar te beheren vermogen van de rechthebbende behoort.
Volgens [verzoekster] is niet aannemelijk dat er, zoals de kantonrechter heeft overwogen, in 2024 geen sprake meer zal zijn van door [verzoekster] zelf te verrichten extra werkzaamheden.
5.3
Het hof is van oordeel dat de jaarbeloning voor de bewindvoerder ook na 1 januari 2024 moet worden vastgesteld op het in de Regeling beloning genoemde percentage, behorende bij het totale door de bewindvoerder te beheren vermogen van de rechthebbende. Het hof zal dat oordeel hierna toelichten.
Uit de overgelegde rekening en verantwoording van de vorige bewindvoerder blijkt dat op
31 oktober 2022, het moment van het einde van het door die bewindvoerder gevoerde bewind, het vermogen van de rechthebbende ruim € 1.800.000,- bedroeg. Het beheer over dat vermogen is per 1 november 2022 overgedragen aan [verzoekster] . Naar het oordeel van het hof heeft [verzoekster] , die als (opvolgend) bewindvoerder is benoemd over alle (toekomstige) goederen van de rechthebbende, het beheer over het totale vermogen van de rechthebbende, dat ten tijde van de mondelinge behandeling in hoger beroep – volgens de verklaring van dhr. [naam1] – ongeveer € 2.000.000,- bedroeg. De omstandigheid dat de rechthebbende een deel van dat vermogen mogelijk door vererving heeft verkregen, maakt niet dat dit deel niet zou behoren tot het totale, door [verzoekster] te beheren, vermogen. Dat totale vermogen is bepalend voor de hoogte van de vergoeding. Het hof ziet dan ook geen aanleiding om af te wijken van de vastgestelde percentages, zoals opgenomen in de eerdergenoemde regeling. Daar komt nog bij dat de kantonrechter bij de benoeming van de vorige bewindvoerder op
28 januari 2022 de beloning heeft vastgesteld op 0,75% van het vermogen conform art. 3 van de Regeling beloning. Gelet op het voorgaande zal het hof de bestreden beschikking dan ook vernietigen en opnieuw beslissen als hierna volgt.
5.4
[verzoekster] heeft verder verzocht om te bepalen dat ook de erfenis van de overleden echtgenote van de rechthebbende tot het door haar te beheren vermogen behoort. Daargelaten dat de beantwoording van die specifieke vraag niet relevant is voor de hoogte van de beloning van de bewindvoerder, komt het hof aan de beoordeling van dat deel van het verzoek niet toe. Het hof stelt niet het vermogen vast waarover de beloning wordt bepaald. Het vermogen volgt uit de door de bewindvoerder, ter controle aan de kantonrechter, periodiek over te leggen Rekening en verantwoording. Het hof zal daarom [verzoekster] in dat verzoek niet-ontvankelijk verklaren.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
verklaart [verzoekster] niet-ontvankelijk in haar verzoek om te bepalen dat ook de erfenis van de overleden echtgenote van de rechthebbende tot het door haar te beheren vermogen behoort;
vernietigt de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 23 februari 2023, en opnieuw beschikkende:
stelt de jaarbeloning van de bewindvoerder vast op het in de Regeling Beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren vastgestelde percentage, behorende bij de waarde van het totale door de bewindvoerder te beheren vermogen per 1 januari van dat jaar.
Deze beschikking is gegeven door mrs. K.A.M. van Os-ten Have, R. Feunekes en D.J.I. Kroezen, bijgestaan door G.E.M. Bours als griffier, en is op 30 november 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.