In deze zaak gaat het om de uithuisplaatsing van twee minderjarige kinderen, geboren in 2016 en 2018, die voorheen bij hun grootmoeder woonden. De ouders van de kinderen hebben gezamenlijk gezag, maar na hun scheiding zijn de kinderen tijdelijk ondergebracht bij de grootmoeder. De grootmoeder heeft de kinderen echter zonder toestemming van de ouders onttrokken aan het gezag en hen in haar netwerk ondergebracht. De kinderrechter in de rechtbank Overijssel heeft op 26 juli 2023 besloten dat de kinderen in een gezinshuis moeten wonen, en heeft een machtiging tot uithuisplaatsing verleend tot 14 november 2023. De grootmoeder is het niet eens met deze beslissing en heeft hoger beroep aangetekend.
Tijdens de zitting bij het hof op 2 november 2023 zijn verschillende partijen aanwezig, waaronder de grootmoeder, de ouders, en vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling Leger des Heils. Het hof heeft de situatie van de kinderen beoordeeld, waarbij het opmerkt dat de kinderen te maken hebben gehad met traumatische ervaringen door huiselijk geweld tussen de ouders. De grootmoeder heeft geprobeerd voor de kinderen te zorgen, maar het hof concludeert dat zij niet in staat is om de benodigde stabiliteit en emotionele ondersteuning te bieden. De kinderen zijn inmiddels gewend geraakt aan de nieuwe situatie in het gezinshuis, wat in hun belang wordt geacht.
Het hof bekrachtigt de beslissing van de kinderrechter en wijst het verzoek van de grootmoeder af. De beslissing benadrukt het belang van een veilige en stabiele omgeving voor de ontwikkeling van de kinderen, en erkent de liefdevolle band tussen de grootmoeder en de kinderen, maar concludeert dat de huidige situatie in het gezinshuis noodzakelijk is voor hun welzijn.