ECLI:NL:GHARL:2023:10227

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
30 november 2023
Publicatiedatum
30 november 2023
Zaaknummer
200.327.490
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van de omgangsregeling tussen moeder en kinderen na gezagsbeëindiging

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 30 november 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de wijziging van de omgangsregeling tussen een moeder en haar kinderen. De moeder had in hoger beroep de beschikking van de rechtbank Gelderland van 2 mei 2023 aangevochten, waarin de zorgregeling was gewijzigd. De rechtbank had bepaald dat de omgang met de kinderen, die onder toezicht stonden van de gecertificeerde instelling Stichting Jeugdbescherming Gelderland, onder bepaalde voorwaarden diende plaats te vinden. De moeder verzocht om uitbreiding van de omgangsregeling, maar de rechtbank had dit verzoek afgewezen.

Het hof heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd, maar heeft aanvullend bepaald dat het fysieke contactmoment anderhalf uur zal duren. De voogd, de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, kan in de toekomst beoordelen of verdere uitbreiding van de omgangsregeling in het belang van de kinderen mogelijk is. Het hof oordeelde dat, hoewel de communicatie tussen de moeder en de GI moeizaam verliep, de huidige omgangsmomenten goed verliepen en dat de kinderen hiervan genoten. Het hof benadrukte het belang van de kinderen en de voortzetting van hun hechtingsproces in het pleeggezin.

De uitspraak is gedaan door de rechters K.A.M. van Os-ten Have, R. Feunekes en D.J.I. Kroezen, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.327.490
(zaaknummer rechtbank Gelderland 415553)
beschikking van 30 november 2023
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. V. de Roo te Rotterdam,
en
de gecertificeerde instelling
Stichting Jeugdbescherming Gelderland,
gevestigd te Doetinchem,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de GI.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
[de vader],
wonende te [woonplaats2] ,
verder te noemen: de vader,
[de pleegouders] ,
wonende te [woonplaats3] ,
verder te noemen: de pleegouders.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 2 mei 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer, hierna ook te noemen: de bestreden beschikking.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 24 mei 2023;
- het verweerschrift met producties van de GI.
2.2
De mondelinge behandeling heeft (gelijktijdig met die in de procedure met zaaknummer 200.330.541) op 2 november 2023 plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig:
-de moeder, bijgestaan door mr. R.W. de Gruijl, kantoorgenoot van mr. De Roo;
-twee vertegenwoordigers van de GI;
-een vertegenwoordiger van de raad.
Ondanks behoorlijke oproeping zijn de vader en de pleegouders niet verschenen.

3.De feiten

3.1
De moeder en de vader hebben een relatie met elkaar gehad. Zij zijn de ouders van:
- [de minderjarige1] , geboren [in] 2017 te [woonplaats1] ;
- [de minderjarige2] , geboren [in] 2018 te [woonplaats1] .
In het gezin van de moeder woont een dochter, [naam1] , van de moeder.
3.2
Bij beschikking van 26 juni 2018 zijn de kinderen onder toezicht gesteld van de GI. Sinds 6 september 2019 zijn de kinderen met een machtiging van de kinderrechter uit huis geplaatst. Deze maatregelen zijn daarna steeds verlengd, voor het laatst tot 26 juni 2024.
3.3
De kinderen verblijven sinds augustus 2020 in het gezin van de pleegouders.
3.4
Bij beschikking van 30 juni 2021 heeft de kinderrechter de regeling ter verdeling van de zorg- en opvoedingstaken gewijzigd en bepaald:
-dat er twee keer per maand omgang is waarvan één keer fysiek en één keer door middel van videobellen onder begeleiding;
-dat er voor de vader de mogelijkheid bestaat dat hij de kinderen zelfstandig in het pleeggezin kan bezoeken in overleg met de gezinsvoogd.
3.5
Bij beschikking van 14 juli 2023 heeft de rechtbank, op verzoek van de raad, het gezag van de ouders over de kinderen beëindigd en William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering tot voogd over hen benoemd.
3.6
De moeder heeft de rechtbank verzocht om de op 30 juni 2021 vastgestelde zorgregeling te wijzigen en te bepalen dat:
-de kinderen eens per twee weken van vrijdagmiddag uit school tot zondagmiddag voor het avondeten bij haar verblijven;
-dan wel de zorgregeling vast te stellen die de rechtbank juist acht.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden -uitvoerbaar bij voorraad verklaarde- beschikking heeft de rechtbank, naar aanleiding van het verzoek van de moeder om de zorgregeling te wijzigen, bepaald dat de op 30 juni 2021 vastgestelde zorgregeling als volgt wordt gewijzigd:
-ten minste twee keer per maand is er omgang waarvan één keer fysiek en één keer door middel van videobellen, beide onder begeleiding;
-deze omgang dient te worden uitgebreid, zodra dit op een voor de kinderen onbelaste wijze kan geschieden, waarbij in ieder geval nodig is dat de samenwerking tussen de moeder en de GI en de moeder en de pleegouders verbetert en de moeder de plaatsing van de kinderen bij de pleegouders werkelijk accepteert;
-de aard, frequentie en wijze van uitbreiding worden door de jeugdbeschermer bepaald.
De rechtbank heeft het meer of anders verzochte afgewezen.
4.2
De moeder is in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Zij verzoekt het hof om die beschikking te vernietigen, haar verzoek alsnog toe te wijzen en het verzoek van de GI alsnog af te wijzen, althans een zodanige zorgregeling vast te stellen, die het hof juist acht.
4.3
De GI heeft verweer gevoerd en gevraagd om het verzoek van de moeder in hoger beroep af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Ingevolge artikel 1:377e van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter op verzoek van de ouders of van een van hen of van degene die in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind een beslissing inzake de omgang alsmede een door de ouders onderling getroffen omgangsregeling wijzigen op de grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
5.2
De moeder stelt dat de kinderrechter ten onrechte haar verzoek om uitbreiding van de omgangsregeling heeft afgewezen. De huidige omgang met de kinderen verloopt goed en zij is daarbij in staat om bij de behoefte van de kinderen aan te sluiten. De kinderen vertonen volgens de GI geen kindsignalen rond de omgangsmomenten. Omdat niet is gebleken van een contra-indicatie, kan volgens de moeder de omgang worden uitgebreid, waarbij de belangen van de kinderen voorop moeten staan.
De moeder stelt dat zij wel degelijk open staat voor samenwerking met de GI en de pleegouders, maar dat zij het lastig vindt om te voldoen aan de daaraan door de GI gestelde voorwaarden. Volgens de moeder duren de omgangsmomenten bovendien zo kort, dat zij die tijd volledig aan de kinderen wil besteden en niet aan de aanwezige pleegouders. De samenwerking met de GI, die volgens haar vanuit de GI wordt afgehouden, is naar haar mening echter wel voldoende.
Volgens de moeder heeft de kinderrechter ten onrechte bepaald dat de aard, frequentie en wijze van uitbreiding van de omgang worden bepaald door de GI, omdat zij ervaart dat de GI daarin onvoldoende voortvarend handelt.
5.3
De GI stelt dat er gesproken kan worden over de mogelijkheden van uitbreiding van de omgangsmomenten tussen de moeder en de kinderen, maar dat zij weerstand ervaren vanuit de moeder om daarover in gesprek te gaan. De moeder heeft diverse gespreksvoorstellen afgewezen. De communicatie tussen de GI en de moeder verloopt moeizaam. Anders dan de moeder heeft gesteld verloopt de communicatie tussen haar en de pleegouders ook niet goed. Onlangs is de WhatsAppgroep, waarin de moeder en de pleegouders met elkaar contact hadden, opgeheven omdat de moeder de pleegouders met grof taalgebruik en beledigingen benaderde. Indien de moeder bereid is om op een goede manier te communiceren met de GI en met de pleegouders en zij de plaatsing van de kinderen bij de pleegouders kan accepteren, is er volgens de GI gelegenheid om gezamenlijk te onderzoeken of er mogelijkheden zijn om de omgang uit te breiden.
5.4
Het hof oordeelt als volgt. Bij beschikking van vandaag heeft dit hof in de procedure met zaaknummer 200.330.541 de gezagsbeëindiging van de moeder over de kinderen bekrachtigd. Het gevolg daarvan is dat er een einde komt aan de ondertoezichtstelling van de kinderen en dus ook aan de betrokkenheid van de GI. Dit betekent bovendien dat vanaf nu de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering (WSJ) als voogd over de kinderen in beeld komt. Uit de stukken en wat ter zitting is gezegd is gebleken dat de communicatie tussen de moeder en de GI, maar ook tussen de moeder en de pleegouders, niet goed is verlopen. Gebleken is echter ook dat - ondanks de moeizame communicatie - de omgangsmomenten in de huidige vorm, gedurende een uur op een neutrale locatie, goed verlopen, dat de kinderen daarvan genieten en dat zij rond de omgangsmomenten geen noemenswaardig ander gedrag vertonen. De moeder wenst een wijziging van de regeling voor wat betreft de duur en de locatie. Het hof acht het niet in het belang van de kinderen en de voortzetting van hun goedlopende hechtingsproces in het pleeggezin, om hen op dit moment, zoals nu verzocht, gedurende een weekend per veertien dagen bij de moeder thuis te laten verblijven. Gelet op het goede verloop van de huidige omgangsmomenten alsmede op het door de raad ter zitting gegeven advies, en nu ook overigens niet van een contra-indicatie voor die omgang is gebleken, acht het hof het wel in het belang van de kinderen dat de huidige fysieke omgangsmomenten in duur worden verlengd met een half uur. Vanuit die uitbreiding kan, afhankelijk van het verloop, WSJ beoordelen of in de toekomst verdere uitbreiding in het belang van de kinderen mogelijk is. Daarbij is wel noodzakelijk dat de moeder, mogelijk met de hulp van de door haar tijdens de zitting genoemde maatschappelijk werker, aandacht schenkt aan de verbetering van haar communicatie, die – zoals uit de stukken blijkt – in ieder geval richting de pleegouders niet altijd de schoonheidsprijs verdiende. Het hof zal de bestreden beschikking bekrachtigen en aanvullen met de hiervoor genoemde uitbreiding.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 2 mei 2023;
bepaalt aanvullend dat het fysieke omgangsmoment van de in die beschikking bepaalde omgangsregeling anderhalf uur zal duren, waarbij WSJ in de toekomst kan beoordelen of verdere uitbreiding van de regeling in het belang van de kinderen mogelijk is;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. K.A.M. van Os-ten Have, R. Feunekes en D.J.I. Kroezen, bijgestaan door G.E.M. Bours als griffier, en is op 30 november 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.