Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in hoger beroep, verder te noemen: [verzoeker] ,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 30 november 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake het verzoek van [verzoeker] om het beschermingsbewind over zijn goederen op te heffen. De kantonrechter had eerder, op 23 februari 2023, het verzoek van [verzoeker] afgewezen. Het hof heeft de beschikking van de kantonrechter bekrachtigd, waarbij het hof oordeelde dat de noodzaak voor het bewind nog steeds aanwezig is.
Het hof heeft vastgesteld dat [verzoeker] in 2018 onder bewind is gesteld vanwege zijn problematische schulden. Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep op 2 november 2023 heeft [verzoeker] zijn verzoek gewijzigd en verzocht om opheffing van het bewind per 1 januari 2024. Hij stelde dat hij zijn schulden succesvol heeft afgelost en nu in staat is om zijn eigen vermogensrechtelijke belangen te behartigen.
Echter, het hof oordeelde dat [verzoeker] onvoldoende bewijs heeft geleverd dat hij in staat is om zijn vermogensrechtelijke belangen zelf waar te nemen. De bewindvoerder heeft verklaard dat er nog geen budgetplan is opgesteld en dat [verzoeker] niet aan de voorwaarden heeft voldaan die aan hem waren gesteld. Het hof concludeerde dat de bestreden beschikking van de kantonrechter moet worden bekrachtigd, omdat [verzoeker] niet aannemelijk heeft gemaakt dat de noodzaak voor het bewind niet meer bestaat.