Uitspraak
[appellant],
[geïntimeerde],
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, dat op 10 maart 2023 is uitgesproken. Het vonnis betrof een kort geding waarin aan [appellant] een gebieds- en contactverbod was opgelegd. Dit verbod was het gevolg van een gedragsaanwijzing die op 11 februari 2023 door de officier van justitie aan [appellant] was gegeven, waarin hij werd bevolen zich niet in een bepaald gebied te bevinden en geen contact te hebben met [geïntimeerde]. De rechtbank had in haar vonnis van 10 maart 2023 bepaald dat [appellant] zich voor de duur van zes maanden niet mocht begeven naar en/of zich bevinden in een aantal specifieke straten en dat hij geen contact mocht opnemen met [geïntimeerde], behalve via zijn advocaat of Veilig Thuis. Bij overtreding van deze verboden zou [appellant] een dwangsom van € 500,- per overtreding verschuldigd zijn, met een maximum van € 10.000,-. Het vonnis was uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
In hoger beroep heeft [appellant] de vorderingen van [geïntimeerde] betwist en verzocht deze af te wijzen. [geïntimeerde] daarentegen heeft verzocht om bekrachtiging van het vonnis, onder verbetering van gronden. Het hof heeft geoordeeld dat [geïntimeerde] spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen, gezien de aard van het gebieds- en contactverbod. Het hof heeft vastgesteld dat [appellant] zich niet aan de gedragsaanwijzing heeft gehouden en dat hij stelselmatig contact heeft gezocht met [geïntimeerde], ondanks het opgelegde verbod. Het hof heeft de overwegingen van de rechtbank overgenomen en geconcludeerd dat het gebieds- en contactverbod gerechtvaardigd is. Het hoger beroep van [appellant] is afgewezen en het hof heeft het vonnis van de rechtbank bekrachtigd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt.